Eren Zie ook Achten; Eerbied In schriftuurlijke zin betekent eren doorgaans voor iemand of iets respect en eerbied tonen. Eer uw vader en uw moeder, Ex. 20:12 (1 Ne. 17:55; Mos. 13:20). Vereer de Heer met je bezit, Spr. 3:9. Als iemand Mij dient, zal de Vader hem eren, Joh. 12:26. Mannen moeten hun vrouw eer geven, 1 Petr. 3:7. Zij eren de Heer alleen met hun lippen, 2 Ne. 27:25 (Jes. 29:13). Ik streef niet naar de eer van de wereld, Alma 60:36. De duivel was tegen Mij opgestaan en had gezegd: Geef mij uw eer, hetgeen mijn macht is, LV 29:36. De getrouwen worden bekroond met eer, LV 75:5 (LV 124:55). De Heer schept er behagen in hen te eren die Hem dienen, LV 76:5. Zij worden niet gekozen omdat zij naar de eer van mensen streven, LV 121:34–35. Wij geloven in het eerbiedigen en hooghouden van de wet, Art. 1:12 (LV 134:6).