Studiewijzers
Hogepriester


Hogepriester

Een ambt in het priesterschap. In de Schriften is sprake van ‘hogepriester’ in twee betekenissen: (1) drager van (een ambt in) het Melchizedeks priesterschap; en (2) onder de wet van Mozes, presiderende functionaris van de Aäronische priesterschap.

De eerste betekenis is van toepassing op Jezus Christus als de grote hogepriester. Ook Adam en alle aartsvaders waren hogepriester. In deze tijd vormen drie presiderende hogepriesters het presidium van de kerk dat alle andere priesterschapsdragers en kerkleden presideert. In de hele kerk worden tegenwoordig, naar behoefte, getrouwe mannen als hogepriester geordend. Een hogepriester mag worden geroepen, aangesteld en geordend als bisschop (LV 68:19; 107:69–71).

In de tweede betekenis, onder de wet van Mozes, werd de presiderende functionaris van de Aäronische priesterschap de hogepriester genoemd. De functie was erfelijk onder de eerstgeboren zonen in de familie van Aäron, die zelf de eerste hogepriester van de Aäronische orde was (Ex. 28–29; Lev. 8; LV 84:18).