De planeet waarop wij wonen, door God geschapen door middel van Jezus Christus, bestemd voor het gebruik door de mens gedurende zijn sterfelijke proeftijd. Haar uiteindelijke bestemming is verheerlijking en verhoging (LV 77:1–2; 130:8–9). De aarde zal het eeuwige erfgoed worden van hen die zo hebben geleefd dat zij een celestiale heerlijkheid waardig zijn (LV 88:14–26). Zij zullen de tegenwoordigheid van de Vader en de Zoon genieten (LV 76:62).