Schriften
Leer en Verbonden 84


Afdeling 84

Openbaring gegeven bij monde van de profeet Joseph Smith op 22 en 23 september 1832 te Kirtland (Ohio). In de loop van de maand september begonnen er ouderlingen van hun zending in de oostelijke staten terug te keren en verslag uit te brengen van hun arbeid. De volgende boodschap werd ontvangen toen zij in deze vreugdevolle tijd bijeenwaren. De profeet noemde het een openbaring over het priesterschap.

1–5: het nieuwe Jeruzalem en de tempel zullen in Missouri worden gebouwd; 6–17: de lijn van het priesterschap wordt gegeven van Mozes terug tot Adam; 18–25: het grotere priesterschap omvat de sleutel van kennis aangaande God; 26–32: het lagere priesterschap omvat de sleutel van de bediening van engelen en van het voorbereidende evangelie; 33–44: de mensen verkrijgen het eeuwige leven door de eed en het verbond van het priesterschap; 45–53: de Geest van Christus verlicht de mensen, en de wereld ligt in zonde; 54–61: de heiligen moeten getuigen van de dingen die zij hebben ontvangen; 62–76: zij moeten het evangelie prediken, en tekenen zullen volgen; 77–91: de ouderlingen moeten uitgaan zonder beurs of reiszak, en de Heer zal in hun noden voorzien; 92–97: plagen en vervloekingen wachten hun die het evangelie verwerpen; 98–102: het nieuwe lied van de verlossing van Zion; 103–110: laat eenieder handelen in zijn eigen ambt en arbeiden in zijn eigen roeping; 111–120: de dienstknechten van de Heer moeten de gruwel van de verwoesting in de laatste dagen verkondigen.

1 Een openbaring van Jezus Christus aan zijn dienstknecht Joseph Smith jr. en aan zes ouderlingen, toen zij hun hart verenigden en hun stem verhieven naar den hoge.

2 Ja, het woord van de Heer aangaande zijn kerk, die in de laatste dagen is gesticht voor de herstelling van zijn volk, zoals Hij heeft gesproken bij monde van zijn profeten, en voor de vergadering van zijn heiligen om te staan op de berg Zion, hetgeen de stad Nieuw-Jeruzalem zal zijn.

3 Welke stad zal worden gebouwd, te beginnen bij het tempelperceel, dat door de vinger van de Heer is aangewezen in het westelijk grensgebied van de staat Missouri, en is gewijd door de hand van Joseph Smith jr., en anderen in wie de Heer welbehagen had.

4 Voorwaar, dit is het woord van de Heer: dat de stad Nieuw-Jeruzalem zal worden gebouwd door het vergaderen van de heiligen, te beginnen op deze plek, ja, de plek van de tempel, welke tempel in dit geslacht zal worden opgericht.

5 Want voorwaar, dit geslacht zal niet geheel voorbijgaan voordat er een huis zal zijn gebouwd voor de Heer, en er zal een wolk op rusten, welke wolk, ja, de heerlijkheid van de Heer zal zijn, die het huis vervullen zal.

6 En de zonen van Mozes, volgens het heilig priesterschap dat hij ontving onder de hand van zijn schoonvader Jethro;

7 en Jethro ontving het onder de hand van Kaleb;

8 en Kaleb ontving het onder de hand van Elihu;

9 en Elihu onder de hand van Jeremi;

10 en Jeremi onder de hand van Gad;

11 en Gad onder de hand van Esajas;

12 en Esajas ontving het onder de hand van God.

13 Esajas leefde eveneens in de dagen van Abraham, en is door hem gezegend —

14 welke Abraham het priesterschap van Melchizedek ontving, die het ontving door de lijn van zijn vaderen, terug tot Noach;

15 en van Noach terug tot Henoch, door de lijn van hun vaderen;

16 en van Henoch terug tot Abel, die werd gedood door de samenzwering van zijn broer, en die het priesterschap ontving naar de geboden van God, door de hand van zijn vader, Adam, die de eerste mens was —

17 welk priesterschap in de kerk van God in alle geslachten voortbestaat, en zonder begin van dagen of einde van jaren is.

18 En de Heer bevestigde ook een priesterschap op Aäron en zijn nakomelingen, door al hun geslachten heen, welk priesterschap ook voortbestaat en voor eeuwig blijft bestaan met het priesterschap dat volgens de heiligste orde van God is.

19 En dit grotere priesterschap bedient het evangelie en omvat de sleutel van de verborgenheden van het koninkrijk, ja, de sleutel van kennis van God.

20 Daarom, in de verordeningen daarvan is de macht der goddelijkheid kenbaar.

21 En zonder de verordeningen daarvan, en het gezag van het priesterschap, is de macht der goddelijkheid niet kenbaar voor de mens in het vlees;

22 want zonder dit kan niemand het aangezicht zien van God, ja, de Vader, en leven.

23 Welnu, dit leerde Mozes duidelijk aan de kinderen van Israël in de wildernis, en trachtte ijverig zijn volk te heiligen, opdat zij het aangezicht van God zouden kunnen aanschouwen;

24 maar zij verstokten hun hart en konden zijn tegenwoordigheid niet verdragen; daarom zwoer de Heer in zijn verbolgenheid, want zijn toorn was tegen hen ontbrand, dat zij in de wildernis niet zouden ingaan tot zijn rust, welke rust de volheid van zijn heerlijkheid is.

25 Daarom nam Hij Mozes uit hun midden, en ook het heilig priesterschap;

26 en het lagere priesterschap bleef, welk priesterschap de sleutel van de bediening van engelen en van het voorbereidende evangelie omvat;

27 welk evangelie het evangelie is van bekering en van doop en vergeving van zonden, en de wet van de vleselijke geboden, die de Heer in zijn verbolgenheid liet voortbestaan in het huis van Aäron onder de kinderen van Israël tot aan Johannes, die God had doen opstaan, die vervuld was met de Heilige Geest van zijn moeders schoot af.

28 Want hij werd gedoopt toen hij nog in zijn jeugd was, en werd door de engel van God op het tijdstip dat hij acht dagen oud was tot die macht geordend om het koninkrijk van de Joden omver te werpen en het pad van de Heer recht te maken voor het aangezicht van zijn volk, om hen voor te bereiden op de komst van de Heer, in wiens hand alle macht gegeven is.

29 En voorts, de ambten van ouderling en bisschop zijn noodzakelijke toevoegingen behorende tot het hoge priesterschap.

30 En voorts, de ambten van leraar en diaken zijn noodzakelijke toevoegingen behorende tot het lagere priesterschap, welk priesterschap op Aäron en zijn zonen werd bevestigd.

31 Welnu, zoals Ik heb gezegd aangaande de zonen van Mozes — want de zonen van Mozes en ook de zonen van Aäron zullen een aannemelijke offergave en offerande brengen in het huis des Heren, welk huis voor de Heer zal worden gebouwd in dit geslacht, op de gewijde plek, zoals Ik heb aangewezen —

32 en de zonen van Mozes en van Aäron, wier zonen u bent, zullen op de berg Zion in het huis des Heren met de heerlijkheid van de Heer worden vervuld; en ook velen die Ik heb geroepen en uitgezonden om mijn kerk op te bouwen.

33 Want wie ook getrouw zijn zodat zij deze twee priesterschappen, waarvan Ik heb gesproken, verkrijgen en hun roeping grootmaken, worden door de Geest geheiligd ter vernieuwing van hun lichaam.

34 Zij worden de zonen van Mozes en van Aäron en het nageslacht van Abraham, en de kerk en het koninkrijk, en de uitverkorenen van God.

35 En ook: Allen die dit priesterschap ontvangen, ontvangen Mij, zegt de Heer;

36 want wie mijn dienstknechten ontvangt, ontvangt Mij;

37 en wie Mij ontvangt, ontvangt mijn Vader;

38 en wie mijn Vader ontvangt, ontvangt mijn Vaders koninkrijk; daarom zal alles wat mijn Vader heeft, hem gegeven worden.

39 En dat is volgens de eed en het verbond die tot het priesterschap behoren.

40 Daarom ontvangen allen die het priesterschap ontvangen, deze eed en dit verbond van mijn Vader, die Hij niet kan verbreken, noch kunnen die weggenomen worden.

41 Maar wie dat verbond verbreekt nadat hij het heeft ontvangen, en zich er geheel van afkeert, zal in deze wereld noch in de toekomende wereld vergeving van zonden verkrijgen.

42 En wee allen die niet tot dit priesterschap komen dat u hebt ontvangen, en dat Ik nu door mijn eigen stem uit de hemelen bevestig op u die op deze dag aanwezig bent; en Ik heb zelfs de hemelse heerscharen en mijn engelen opdracht gegeven aangaande u.

43 En nu geef Ik u een gebod om over uzelf te waken, om de woorden van eeuwig leven nauwkeurig na te komen.

44 Want u zult leven naar ieder woord dat uit de mond van God uitgaat.

45 Want het woord van de Heer is waarheid, en al wat waarheid is, is licht, en al wat licht is, is Geest, ja, de Geest van Jezus Christus.

46 En de Geest geeft licht aan ieder mens die in de wereld komt; en de Geest verlicht ieder mens in de wereld die luistert naar de stem van de Geest.

47 En eenieder die luistert naar de stem van de Geest, komt tot God, ja, de Vader.

48 En de Vader leert hem aangaande het verbond dat Hij heeft hersteld en op u bevestigd, dat omwille van u op u is bevestigd, en niet omwille van u alleen, maar omwille van de gehele wereld.

49 En de gehele wereld ligt in de zonde en zucht onder de duisternis en onder de slavernij van de zonde.

50 En hierdoor kunt u weten dat zij in de slavernij van de zonde verkeren: omdat zij niet tot Mij komen.

51 Want wie niet tot Mij komt, verkeert in de slavernij van de zonde.

52 En wie mijn stem niet aanneemt, is niet met mijn stem bekend, en is niet van Mij.

53 En hierdoor kunt u de rechtvaardigen van de goddelozen onderscheiden en weten dat de gehele wereld zucht onder de zonde en de duisternis, ja, nu.

54 En uw verstand is in het verleden verduisterd geweest wegens ongeloof en omdat u de dingen die u hebt ontvangen, lichtvaardig hebt opgevat —

55 welke eigenwaan en welk ongeloof de gehele kerk onder veroordeling hebben gebracht.

56 En die veroordeling rust op de kinderen van Zion, ja, op allen.

57 En zij zullen onder die veroordeling blijven totdat zij zich bekeren en het nieuwe verbond indachtig zijn, ja, het Boek van Mormon en de eerdere geboden die Ik hun heb gegeven om niet alleen te spreken, maar te handelen naar hetgeen Ik heb geschreven —

58 opdat zij gepaste vruchten zullen voortbrengen voor het koninkrijk van hun Vader; anders blijven er een gesel en een oordeel om over de kinderen van Zion te worden uitgestort.

59 Want zullen de kinderen van het koninkrijk mijn heilige land bezoedelen? Voorwaar, Ik zeg u: Neen.

60 Voorwaar, voorwaar, Ik zeg tot u die nu mijn woorden horen, welke mijn stem zijn: Gezegend bent u voor zover u deze dingen aanneemt;

61 want Ik zal u uw zonden vergeven met dit gebod: dat u standvastig blijft in uw denken, in alle ernst en in de geest van gebed, bij het getuigen tot de gehele wereld van die dingen die u worden medegedeeld.

62 Welnu, ga heen in de gehele wereld; en naar die plaatsen waar u niet heen kunt gaan, zult u uitzenden, zodat het getuigenis van u zal uitgaan in de gehele wereld, tot ieder schepsel.

63 En zoals Ik tot mijn apostelen heb gezegd, zo zeg Ik ook tot u, want u bent mijn apostelen, ja, Gods hogepriesters; u bent het die de Vader Mij heeft gegeven; u bent mijn vrienden;

64 daarom, wat Ik tot mijn apostelen heb gezegd, zeg Ik opnieuw tot u: dat iedere ziel die in uw woorden gelooft en zich met water laat dopen tot vergeving van zonden, de Heilige Geest zal ontvangen.

65 En deze tekenen zullen hen die geloven volgen:

66 in mijn naam zullen zij vele wonderbare werken doen;

67 in mijn naam zullen zij duivels uitwerpen;

68 in mijn naam zullen zij de zieken genezen;

69 in mijn naam zullen zij de ogen van de blinden openen en de oren van de doven ontsluiten;

70 en de tong van de stommen zal spreken;

71 en indien iemand hun gif toedient, zal het hen niet schaden;

72 en het gif van een slang zal niet de macht hebben om hen te deren.

73 Maar een gebod geef Ik hun, dat zij zich niet op deze dingen zullen beroemen, noch erover zullen spreken in de wereld; want deze dingen worden u gegeven voor uw nut en voor behoudenis.

74 Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Wie niet in uw woorden geloven en zich niet in water laten dopen in mijn naam, tot vergeving van hun zonden, opdat zij de Heilige Geest kunnen ontvangen, zullen worden verdoemd, en zullen niet in mijn Vaders koninkrijk komen, waar mijn Vader en Ik zijn.

75 En deze openbaring aan u, en dit gebod, zijn vanaf dit uur van kracht voor de gehele wereld, en het evangelie gaat uit naar allen die het niet ontvangen hebben.

76 Maar, voorwaar, Ik zeg tot allen aan wie het koninkrijk is gegeven: Uitgaande van u moet het hun worden gepredikt opdat zij zich zullen bekeren van hun vroegere boze werken; want zij moeten worden berispt wegens hun boze hart vol ongeloof, en uw broeders in Zion wegens hun opstandigheid jegens u ten tijde dat Ik u zond.

77 En voorts zeg Ik u, mijn vrienden, want voortaan zal Ik u vrienden noemen: Het is raadzaam dat Ik u dit gebod geef, opdat u wordt zoals mijn vrienden in de dagen dat Ik bij hen was, rondreizende om het evangelie in mijn macht te prediken;

78 want Ik stond hun geen beurs of reiszak toe, noch twee mantels.

79 Zie, Ik zend u uit om de wereld te beproeven, en de arbeider is zijn loon waard.

80 En eenieder die uitgaat en dit evangelie van het koninkrijk predikt, en in alle dingen getrouw blijft, zal niet vermoeid van geest zijn, evenmin verduisterd, noch van lichaam, ledemaat of gewricht; en geen haar van zijn hoofd zal ongemerkt op de grond vallen. En zij zullen geen honger lijden, noch dorst.

81 Daarom, maak u niet bezorgd over de dag van morgen, over wat u zult eten, of wat u zult drinken, of waarmee u zich zult kleden.

82 Want let op de lelies in het veld, hoe zij groeien: zij arbeiden niet, noch spinnen zij; en de koninkrijken van de wereld, in al hun heerlijkheid, zijn niet bekleed als een van deze.

83 Want uw Vader die in de hemel is, weet dat u al die dingen nodig hebt.

84 Welnu, laat de dag van morgen zich bezorgd maken over zijn eigen zaken.

85 Evenmin moet u zich van tevoren bezorgd maken over wat u zult zeggen; maar verzamel de woorden van het leven steeds als een schat in uw gedachten, en op dat moment zal u het deel worden gegeven dat eenieder moet worden toegemeten.

86 Daarom, laat voortaan niemand onder u die uitgaat om dit evangelie van het koninkrijk te verkondigen, want dit gebod geldt voor alle getrouwen die door God in de kerk tot de bediening worden geroepen, beurs of reiszak meenemen.

87 Zie, Ik zend u uit om de wereld te bestraffen wegens al hun onrechtvaardige daden, en hun te leren aangaande een oordeel dat komen zal.

88 En wie u ontvangt, daar zal Ik eveneens zijn, want Ik zal voor uw aangezicht uit gaan. Ik zal aan uw rechter- en aan uw linkerhand zijn, en mijn Geest zal in uw hart zijn, en mijn engelen zullen rondom u zijn om u te schragen.

89 Wie u aanneemt, neemt Mij aan; en hij zal u voeden en kleden en geld geven.

90 En wie u voedt of u kleedt of u geld geeft, zal zijn beloning geenszins verliezen.

91 En wie deze dingen niet doet, is mijn discipel niet; daaraan kunt u mijn discipelen herkennen.

92 Wie u niet aanneemt, zonder u van hem af, en reinig uw voeten, ja, met water, zuiver water, hetzij in de hitte, hetzij in de koude, en getuig ervan tot uw Vader die in de hemel is, en keer niet naar die mens terug.

93 En in welk dorp of welke stad u ook ingaat, doe evenzo.

94 Niettemin, zoek ijverig en wees niet terughoudend; en wee dat huis, of dat dorp, of die stad die u, of uw woorden, of uw getuigenis aangaande Mij, verwerpt.

95 Wee, zeg Ik u wederom, dat huis, of dat dorp, of die stad die u, of uw woorden, of uw getuigenis aangaande Mij, verwerpt;

96 want Ik, de Almachtige, heb mijn handen op de natiën gelegd om hen voor hun goddeloosheid te geselen.

97 En er zullen plagen uitbreken, en zij zullen niet van de aarde worden weggenomen voordat Ik mijn werk heb voltooid, dat in gerechtigheid zal worden bekort —

98 voordat allen Mij zullen kennen, die overblijven, ja, van de geringste tot de grootste, en vervuld zullen zijn van de kennis van de Heer, en met eigen ogen zullen zien en hun stem zullen verheffen en met één stem dit nieuwe lied zullen zingen:

99 De Heer heeft Zion wedergebracht;de Heer heeft zijn volk Israël verlost,naar de verkiezing door de genade,die is teweeggebracht door het geloofen het verbond van hun vaderen.

100 De Heer heeft zijn volk verlost;en Satan is gebonden en de tijd is niet meer.De Heer heeft alle dingen bijeenvergaderd.De Heer heeft Zion van boven neergebracht.De Heer heeft Zion van beneden omhooggebracht.

101 De aarde was in barensnood en heeft haar kracht voortgebracht;en waarheid is in haar binnenste gevestigd;en de hemelen hebben haar toegelachen;en zij is bekleed met de heerlijkheid van haar God;want Hij staat te midden van zijn volk.

102 Heerlijkheid, en eer, en kracht, en macht,worden onze God toegeschreven; want Hij is vol barmhartigheid,gerechtigheid, genade en waarheid, en vrede,voor eeuwig en altijd. Amen.

103 En voorts, voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Het is raadzaam dat zij die uitgaan om mijn eeuwigdurend evangelie te verkondigen, indien zij een gezin hebben en geld geschonken krijgen, het hun toesturen of het voor hun welzijn aanwenden, zoals de Heer hun opdraagt, want aldus dunkt het Mij goed.

104 En laten zij die geen gezin hebben, en die geld ontvangen, het opzenden naar de bisschop in Zion, of naar de bisschop in Ohio, opdat het zal worden gewijd voor het uitgeven van de openbaringen en het drukken daarvan, en voor het vestigen van Zion.

105 En indien iemand een van u een mantel of een kostuum schenkt, neem dan het oude kledingstuk en geef het aan de armen, en vervolg verheugd uw weg.

106 En indien iemand onder u sterk is in de Geest, laat hij dan diegene meenemen die zwak is, opdat deze in alle zachtmoedigheid zal worden opgebouwd, zodat ook hij sterk kan worden.

107 Welnu, neem diegenen mee die tot het lagere priesterschap zijn geordend en zend hen voor u uit om afspraken te maken en de weg te bereiden en afspraken na te komen die u niet zelf kunt nakomen.

108 Zie, dit is de wijze waarop mijn apostelen in de dagen vanouds mijn kerk voor Mij opbouwden.

109 Welnu, laat eenieder zijn eigen ambt uitoefenen en arbeiden in zijn eigen roeping; en laat het hoofd niet tot de voeten zeggen dat het de voeten niet nodig heeft; want hoe zal het lichaam zonder de voeten kunnen staan?

110 Ook heeft het lichaam ieder lid nodig, opdat alle tezamen zullen worden opgebouwd, opdat het gestel volmaakt kan worden gehouden.

111 En zie, de hogepriesters dienen te reizen, en ook de ouderlingen, en ook de lagere priesters; maar de diakenen en leraren dienen te worden aangewezen om over de kerk te waken en vaste dienaren in de kerk te zijn.

112 En de bisschop, Newel K. Whitney, moet ook rondreizen onder alle kerkgemeenten, op zoek naar de armen om in hun behoeften te voorzien door het verootmoedigen van de rijken en hoogmoedigen.

113 Hij moet ook een gevolmachtigde aanstellen om toezicht te houden en zijn wereldlijke zaken te behandelen op zijn aanwijzing.

114 Niettemin, laat de bisschop naar de stad New York gaan, alsmede naar de stad Albany, en ook naar de stad Boston, en de bevolking van die steden met de klank van het evangelie, met een luide stem, waarschuwen voor de verwoesting en volslagen vernietiging die hun wachten indien zij deze dingen verwerpen.

115 Want indien zij deze dingen verwerpen, is de tijd van hun veroordeling nabij, en hun huis zal hun woest worden achtergelaten.

116 Laat hem op Mij vertrouwen en hij zal niet worden beschaamd; en er zal geen haar van zijn hoofd ongemerkt op de grond vallen.

117 En voorwaar, Ik zeg tot u, de overigen van mijn dienstknechten: Ga uit in uw verschillende roepingen, naargelang uw omstandigheden het toelaten, naar de grote en aanzienlijke steden en dorpen, en bestraf de wereld in gerechtigheid voor al hun onrechtvaardige en goddeloze daden, en zet de verwoesting van gruwel in de laatste dagen duidelijk en begrijpelijk uiteen.

118 Want, zegt de Heer, de Almachtige, door u zal Ik hun koninkrijken uiteenscheuren; Ik zal niet alleen de aarde schudden, maar de sterrenhemel zal sidderen.

119 Want Ik, de Heer, heb mijn hand uitgestrekt om de machten van de hemel aan te wenden; u kunt het nu niet zien, maar nog een korte tijd en u zult het wél zien, en weten dat Ik ben en dat Ik zal komen en met mijn volk regeren.

120 Ik ben de Alfa en de Omega, het begin en het einde. Amen.