Bibliotheek
Les 152: Moroni 1–3


Les 152

Moroni 1–3

Inleiding

Nadat Moroni zijn samenvatting van de platen van Ether had voltooid, had hij niet gedacht nog meer te zullen schrijven. Hij werd echter geïnspireerd om ‘nog enkele dingen [te schrijven], in de hoop dat zij, volgens de wil des Heren, in de toekomst van waarde zullen zijn voor [z]ijn broeders, de Lamanieten’ (Moroni 1:4). Zijn woorden bekrachtigen zijn trouw aan Jezus Christus en zetten belangrijke verordeningen van het evangelie uiteen.

Onderwijstips

Moroni 1

Moroni zwerft rond voor de veiligheid van zijn leven en gaat verder met schrijven

Laat een cursist het volgende verhaal voorlezen van een jongevrouw die op school pal stond voor haar geloof:

‘Mijn leerkracht op school stond voor de klas en zei dat we naar een stukje film gingen kijken. […] De leerkracht […] zei tussen neus en lippen door dat […] de film voor volwassenen was bestemd. Ik was geschokt. […] Ik had nooit gedacht dat dit zou gebeuren.

‘Ik zat op mijn stoel te dubben wat ik moest doen. Er kwam steeds dezelfde gedachte bij me op: we worden geacht niet naar aanstootgevende films te kijken. Ik probeerde te rationaliseren dat het stukje film dat ze op school zouden laten zien vast wel gepast zou zijn. Maar de gedachte om geen aanstootgevende films te bekijken won het van mijn rationalisaties.

‘Ik stak rustig mijn hand op en vroeg, waar de hele klas bij zat, of ik buiten het lokaal mocht wachten terwijl de film werd vertoond. Ik voelde de blik van iedereen toen ik mijn stoel naar achter duwde en mijn boek pakte. Ik zag aan hun gezicht dat ze er niets van snapten.

‘Terwijl ik op de gang zat, voelde ik me erg blij. Ik wist dat ik er goed aan deed, wat mijn klasgenoten of leerkracht ook zeiden. Ik voelde me ook sterker. Ik wist dat ik niet naar een filmfragment hoefde te kijken alleen maar omdat mijn leerkracht dat aan ons wilde laten zien.

‘[…] Ik geloof dat we op momenten van beproeving pal kunnen staan en daardoor sterker worden dan wanneer we blijven zitten en ze over ons heen laten komen.

‘Die innerlijke kracht vinden we bij onze Heiland. Als we op moeilijke momenten tot Hem opzien, krijgen we kracht. Ons geloof in Hem kan ons helpen beproevingen te doorstaan.’ (Catherine Hall, ‘Standing Up, Standing Out’, New Era, februari 2012, p. 11.)

Laat de cursisten Moroni 1:1–3 doorlezen en opzoeken hoe Moroni alleen stond in zijn geloof. Vraag ze naar hun bevindingen. Overweeg de volgende vragen te stellen:

  • Wat betekent het voor je om ‘de Christus niet [te] verloochenen’?

  • Wanneer heb jij of heeft iemand die je kent in een periode van beproeving de vastberadenheid getoond om Jezus Christus te volgen?

Leg uit dat Moroni en de jongevrouw geweldige voorbeelden waren omdat zij Jezus Christus niet verloochenden, maar dat wij door onze dagelijkse keuzes ook dat geloof, die gehoorzaamheid en dat verlangen om ‘de Christus niet [te] verloochenen’ kunnen tonen.

  • Hoe kun je Moroni’s voorbeeld zoal volgen? (Mogelijke antwoorden van de cursisten: zich niet schamen voor het evangelie en de bijbehorende normen, de geboden gehoorzamen, een rechtschapen voorbeeld geven en pal staan voor ons getuigenis van Jezus Christus ook als anderen dat niet doen.)

Laat een cursist Moroni 1:4 voorlezen. Vraag de klas mee te lezen en op te zoeken waarom Moroni ervoor koos om nog meer te schrijven. Laat de cursisten vertellen wat ze gevonden hebben en wijs er daarna op dat Moroni schreef ten gunste van de nakomelingen van degenen die hem wilden doden.

  • Wat kunnen we leren van Moroni’s verlangen om de Lamanieten te helpen? (Wij kunnen blijk geven van ons vaste voornemen om Jezus Christus te volgen door onze vijanden lief te hebben.)

Leg uit dat Moroni’s toewijding aan Jezus Christus hem ertoe bewoog om over enkele belangrijke aspecten van de kerk te schrijven die hij ‘van waarde’ achtte (Moroni 1:4). Laat de cursisten overwegen in hoeverre Moroni 2–3 voor hen van waarde kan zijn als ze die hoofdstukken bestuderen.

Moroni 2

Moroni tekent de aanwijzingen van Jezus Christus aangaande het verlenen van de gave van de Heilige Geest op

Laat een jongeman naar voren komen. Laat de klas zich deze jongeman als voltijdzendeling in de toekomst voorstellen. Hij en zijn collega hebben iemand in het evangelie onderwezen en die persoon wil zich nu laten dopen. De jongeman in de klas is gevraagd de verordening van de bevestiging te verrichten, waarbij ook de gave van de Heilige Geest wordt verleend. Stel de jongeman de volgende vraag:

  • Wat kun je doen om je op het verrichten van deze verordening voor te bereiden? (Vraag na het antwoord van de jongeman de rest van de klas naar hun gedachten.)

Leg uit dat de herrezen Heiland bij zijn bezoek aan de Nephieten ‘de discipelen die Hij uitgekozen had […] met zijn hand aanraakte’ en ‘hun de macht gaf om de Heilige Geest te verlenen’ (3 Nephi 18:36–37). Moroni noteerde in zijn verslag enkele aanwijzingen van de Heiland aan de twaalf Nephitische discipelen over de wijze waarop de Heilige Geest wordt verleend. Vraag een cursist Moroni 2:1–3 voor te lezen en laat de klas naar de volgende informatie zoeken.

  1. Hoe de persoon die de verordening verricht zich moet voorbereiden

  2. Hoe de verordening verricht moet worden

Nadat de cursisten de verzen gelezen hebben, stelt u alle of enkele van de volgende vragen:

  • Welk priesterschap is volgens voetnoot b bij Moroni 2:2 vereist om de gave van de Heilige Geest te verlenen? (Het Melchizedeks priesterschap.)

  • Hoe moet een Melchizedeks-priesterschapsdrager zich voorbereiden op het verlenen van de gave van de Heilige Geest? (Hij moet ‘de Vader aanroepen in [Jezus Christus’] naam, in krachtig gebed’.)

  • Hoe denk je dat iemand zich door een gebed op het verrichten van een priesterschapsverordening kan voorbereiden?

  • Hoe moet de verordening van de bevestiging verricht worden? (Door handoplegging en in de naam van Jezus Christus. Leg uit dat Melchizedeks-priesterschapsdragers voor een deel van deze verordening bepaalde woorden moeten gebruiken. Voltijdzendelingen krijgen een klein handboek met instructies voor het verrichten van priesterschapsverordeningen en -zegens.)

Vat eventueel samen wat de cursisten tot nu toe hebben geleerd door de volgende waarheid op het bord te zetten: Melchizedeks-priesterschapsdragers verlenen de gave van de Heilige Geest door handoplegging aan gedoopte kerkleden.)

Moroni 3

Moroni tekent de aanwijzingen van Jezus Christus aangaande het ordenen van priesters en leraren op

Vraag een jongeman een dag of twee voordat u deze les geeft of hij zijn priesterschapslijn aan de klas wil voorlezen. (U kunt ook uw eigen priesterschapslijn of die van een familielid of priesterschapsleider in uw wijk of gemeente gebruiken.) Leg uit dat een priesterschapslijn het gezag van een priesterschapsdrager tot Jezus Christus terugvoert. Melchizedeks-priesterschapsdragers kunnen hun gezagslijn opvragen door contact op te nemen met het hoofdkantoor of het desbetreffende gebiedskantoor van de kerk. De kerk voorziet niet in de gezagslijn voor Aäronisch-priesterschapsdragers. Als een Aäronisch-priesterschapsdrager echter door een Melchizedeks-priesterschapsdrager is geordend, kan hij de gezagslijn wellicht vernemen van de man die hem heeft geordend.)

Vraag de cursist zijn gezagslijn aan de klas voor te lezen (of lees de gezagslijn voor die u hebt meegenomen). Vraag hem wat het voor hem betekent dat hij zijn priesterschapsgezag rechtstreeks tot Jezus Christus terug kan voeren (of vertel over uw eigen gevoelens dat priesterschapsdragers hun gezag tot de Heiland kunnen terugvoeren).

Vraag een cursist het volgende citaat van ouderling Jeffrey R. Holland van het Quorum der Twaalf Apostelen voor te lezen om de cursisten te helpen inzien dat het gezag om alle priesterschapstaken te verrichten van Jezus Christus en onze hemelse Vader afkomstig is:

Afbeelding
Ouderling Jeffrey R. Holland

‘Het is duidelijk dat er meer nodig is dan een maatschappelijk contract om in Gods naam te kunnen handelen. Gezag krijgt men niet door een theologische opleiding te volgen of een beroeping door de kerkgemeente. Nee, in het gevolmachtigde werk van God moet een hogere macht de macht van de mensen in de kerkbanken, of op de straat, of in de seminaries, overstijgen — een feit dat veel oprechte gelovigen bekend was en openlijk erkend werd in de generaties voorafgaand aan de herstelling. […]

‘[…] Wij kunnen in de herstelde Kerk van Jezus Christus het priesterschapsgezag van de jongste diaken in de wijk, van de bisschop die hem presideert, en de profeet die over ons allen presideert, terugvoeren. Die gezagslijn gaat ononderbroken terug op de hemelse boodschappers, die deze weergaloze hemelse gave van de Zoon van God zelf hadden gekregen.’ (‘Ons allerbelangrijkste kenmerk’, Liahona, mei 2005, p. 44.)

  • Waarom is het belangrijk voor je om te weten dat iedere priesterschapsdrager in deze kerk zijn gezag tot Jezus Christus kan terugvoeren?

Laat een cursist Moroni 3:1–4 voorlezen. Vraag de klas mee te lezen en op te letten hoe iemand tot een ambt in het priesterschap wordt geordend.

  • Hoe wordt iemand tot een ambt in het priesterschap geordend? (Iemand wordt door handoplegging tot een ambt in het priesterschap geordend door wie daartoe het gezag bezit.)

  • Waarom is het noodzakelijk dat iemand tot een ambt in het priesterschap wordt geordend door iemand met hetzelfde of een hoger priesterschapsambt?

Vraag de priesterschapsdragers in de klas kort uit te leggen wat hun priesterschapstaken zijn. Vraag de klas:

  • Wanneer is een priesterschapsdrager die zijn taken uitvoerde jullie tot zegen geweest?

Laat enkele cursisten hun gevoelens uiten over hoe het priesterschap ze tot zegen is. U kunt desgewenst ook vertellen hoe het priesterschap ú tot zegen is.

Tekstenbeheersing

Geef de cursisten een lijst met de 25 kernteksten in het Boek van Mormon en een half velletje papier. Laat de cursisten de cijfers 1, 2 en 3 op hun blaadje zetten. Lees dan de volgende voorbeelden voor (of gebruik eigen voorbeelden die beter aansluiten bij de behoeften en interesses van uw cursisten). Laat de cursisten naast elk cijfer op hun blaadje de kerntekst noteren die volgens hen het beste bij het voorgelezen voorbeeld past. Vraag ze vervolgens naar hun antwoorden. Er zijn wellicht meerdere antwoorden mogelijk. Vraag ze dan ook toe te lichten waarom ze een bepaalde passage gekozen hebben.

  1. Je zoekt naar kracht om een bijzonder moeilijke verleiding te weerstaan. (Mogelijke antwoorden: Helaman 5:12 en 3 Nephi 18:15, 20–21.)

  2. Terwijl je de Schriften bestudeert en nadenkt over iets moeilijks in je leven, krijg je aanwijzingen over wat je moet doen. (Mogelijk antwoord: 2 Nephi 32:3.)

  3. Je voelt de druk van sommige vrienden om mee te doen aan activiteiten die in strijd zijn met de geboden van God. Ze zeggen dat je maar één keer jong bent en je best plezier mag hebben. (Mogelijke antwoorden: Mosiah 4:30; Alma 37:35; 41:10.)

Toelichting en achtergrondinformatie

Moroni 2. Priesterschapsdragers onder de nakomelingen van Lehi

President Joseph Fielding Smith heeft gezegd:

‘De Nephieten waren afstammelingen van Jozef. Lehi ontdekte dat bij het lezen van de platen van koper. […] Er waren geen Levieten die met Lehi meegingen naar het westelijke halfrond. In de periode vanaf de tijd van Lehi tot aan de komst van de Heiland onder de Nephieten, officieerden zij met het gezag van het Melchizedeks priesterschap. […]

‘Toen de Heiland de Nephieten bezocht, vestigde Hij de kerk in zijn volheid onder hen. […] We mogen er dan ook van uitgaan dat niet alleen de volheid van het Melchizedeks priesterschap, maar ook het Aäronisch priesterschap werd verleend, net zoals we die tegenwoordig in de kerk hebben. Dat Aäronische priesterschap bleef onder hen totdat, door goddeloosheid, alle priesterschap verdween. We kunnen er zeker van zijn dat de Nephieten in de tijd van Moroni leraren en priesters in het Aäronisch priesterschap ordenden. Vóór het bezoek van de Heiland officieerden zij echter in het Melchizedeks priesterschap.’ (Answers to Gospel Questions, samengesteld door Joseph Fielding Smith jr., 5 delen [1957–66], deel 1, pp. 124, 126).

Moroni 2:1. Waren de twaalf Nephitische discipelen als apostelen werkzaam?

De profeet Joseph Smith heeft gezegd:

‘Dit boek [het Boek van Mormon] vertelt ons ook dat onze Heiland na zijn opstanding op dit halfrond is verschenen; […] dat er apostelen, profeten, herders, leraars en evangelisten waren; dezelfde orde, hetzelfde priesterschap, dezelfde verordeningen, gaven, machten en zegeningen die ook op het oostelijk halfrond ontvangen waren.’ (History of the Church, deel 4, p. 538.)

President Joseph Fielding Smith heeft uitgelegd:

‘Hoewel de Nephitische twaalf steeds als discipelen worden aangeduid, is het wel zo dat ze met goddelijk gezag waren bekleed om onder hun eigen volk bijzondere getuigen van Christus te zijn. Daarom waren zij feitelijk apostelen voor het Nephitische volk.’ (Doctrines of Salvation, samengesteld door Bruce R. McConkie, 3 delen [1954–1956], deel 3, p. 158.)