Bibliotheek
Les 137: Mormon 1–2


Les 137

Mormon 1–2

Inleiding

Hoewel Mormon in een tijd van grote goddeloosheid opgroeide, koos hij ervoor om trouw te blijven. Vanwege zijn getrouwheid kreeg hij te horen dat hij later in zijn leven de heilige kronieken van het volk onder zijn hoede zou krijgen. Toen hij vijftien was, ‘kwam de Heer tot [hem]’ (Mormon 1:15). Hij wilde de Nephieten graag helpen zich te bekeren, maar wegens hun moedwillige opstand had de Heer hem verboden tot hen te prediken. Op die jonge leeftijd werd hij tot aanvoerder van het Nephitische leger aangesteld. Omdat vele Nephieten de Heilige Geest en andere gaven van God waren kwijtgeraakt, werden ze in de strijd tegen de Lamanieten aan hun eigen kracht overgelaten.

Onderwijstips

Mormon 1:1–5

Mormon verneemt dat hij in de toekomst de heilige kronieken van de Nephieten onder zijn hoede krijgt

Zet vóór de les de volgende vraag op het bord zodat de cursisten er bij binnenkomst over na kunnen denken: Hoe vind je het als mensen je mormoon noemen?

Laat de cursisten aan het begin van de les de vraag op het bord beantwoorden. Laat een cursist na het bespreken van de vraag het volgende citaat van president Gordon B. Hinckley voorlezen:

Afbeelding
President Gordon B. Hinckley

‘Hoewel ik het soms jammer vind dat mensen de kerk niet bij haar juiste naam noemen, ben ik blij dat de bijnaam een zeer eervolle is, met als oorsprong een opmerkelijk man en een boek dat een weergaloos getuigenis van de Verlosser van de wereld geeft.

‘Iedereen die de mens Mormon leert kennen door zijn woorden te lezen en te overpeinzen, iedereen die dit kostbare stukje geschiedenis leest, die voornamelijk door hem is samengesteld en bewaard, zal beseffen dat de naam Mormon of het woord mormoon geen woord met een twijfelachtige klank is, maar dat ’t het grootste goed vertegenwoordigt — het goede dat van God komt.’ (Zie ‘Mormoon moet “meer goed” betekenen’, De Ster, januari 1991, pp. 52–53.)

Maak de cursisten de context van Mormon 1–2 duidelijk door uit te leggen dat 320 jaar na het bezoek van de Heiland aan de Nephieten bijna iedereen in het land in goddeloosheid leefde. Op dat tijdstip werd Ammaron, een rechtschapen man die als kroniekschrijver had gediend, ertoe ‘gedrongen door de Heilige Geest, de kronieken die heilig waren, [te verbergen]’ (zie 4 Nephi 1:47–49). Omstreeks datzelfde tijdstip ging Ammaron naar de tienjarige Mormon en lichtte hem in over zijn toekomstige taak met betrekking tot de kronieken.

Vraag de cursisten Mormon 1:2 door te lezen en te letten op woorden en zinsneden waarmee Ammoron Mormon beschreef. Vraag ze naar hun bevindingen. Zet de naam Mormon op het bord en schrijf hun reacties eronder.

  • Waarin dienen we ernstig te zijn? (Mogelijke antwoorden: het avondmaal bedienen en gebruiken, Schriftstudie, kuisheid, en spreken over en getuigen van de Heiland.) Waarom dienen we daarin ernstig te zijn?

Leg uit dat iemand ernstig kan zijn en toch plezier kan hebben en kan lachen. Iemand die ernstig is, weet echter wanneer hij of zij luchthartig kan zijn en wanneer niet.

  • Wat denk je dat ‘vlug van begrip’ betekent?

Laat een cursist als onderdeel van deze bespreking de volgende uitleg van ouderling David A. Bednar van het Quorum der Twaalf Apostelen voorlezen:

Afbeelding
Ouderling David A. Bednar

‘Als wij vlug van begrip zijn, zullen we meteen waarnemen en gehoorzamen. Beide fundamentele elementen — waarnemen en gehoorzamen — zijn essentieel om vlug van begrip te kunnen zijn. En de profeet Mormon is een indrukwekkend voorbeeld van deze gave. […]

‘[…] De gave van de Geest om vlug van begrip te zijn is zo belangrijk voor ons in de huidige en toekomstige wereld.’ (‘Vlug van begrip’, Liahona, december 2006, pp. 16, 18.)

  • Hoe kan het vermogen om de raad van de Heer vlug waar te nemen en te gehoorzamen ons helpen?

Laat de cursisten in hun aantekenschrift of Schriftendagboek schrijven over iets wat ze ernstiger moeten nemen. Vraag ze ook welke aanwijzingen van de Heer ze sneller kunnen gehoorzamen. Moedig ze aan om ernstiger en vlugger van begrip te zijn.

Vraag een cursist Mormon 1:3–5 voor te lezen en laat de klas vaststellen welke aanwijzingen Ammoron aan Mormon gaf.

  • Wat wilde Ammoron dat Mormon zou doen?

  • Waarom denk je dat Mormon ernstig en vlug van begrip moest zijn om die taken te kunnen vervullen?

Mormon 1:6–19

Wegens de moedwillige opstand van het volk verbiedt de Heer Mormon om tot hen te prediken

Vraag de cursisten of ze weleens iets zijn kwijtgeraakt of is afgenomen wat hun dierbaar was. Laat een paar cursisten over die ervaringen vertellen.

Vat Mormon 1:6–12 samen met de uitleg dat Mormon in zijn jeugd meerdere veldslagen tussen de Nephieten en de Lamanieten had gezien. Hij had ook de goddeloosheid onder alle mensen in het land zien toenemen.

Leg uit dat de Nephieten zo goddeloos werden dat zij kostbare gaven van de Heer kwijtraakten. Deel de klas in tweeën op. Laat de ene helft Mormon 1:13–14, 18 doorlezen en gaven opzoeken die de Heer van de Nephieten begon weg te nemen. Laat de andere helft Mormon 1:14, 16–17, 19 doorlezen en opzoeken waarom de Heer die gaven van de Nephieten wegnam. Laat cursisten uit elke groep verslag uitbrengen over hun bevindingen.

  • Wat gebeurt er volgens Mormon 1:13–14als mensen opstandig worden en zich van de Heer afkeren? (De cursisten kunnen verschillende antwoorden geven. Vat hun antwoorden desgewenst samen door de volgende waarheid op het bord te schrijven: Wanneer mensen goddeloos en ongelovig zijn, raken ze de geestelijke gaven die ze van de Heer hebben gekregen kwijt en kan de invloed van de Heilige Geest niet bij hen zijn.)

Wijs erop dat de opstand van de Nephieten extreem was. Dit beginsel geldt echter ook voor ons als we ongehoorzaam zijn aan Gods geboden.

  • Welke van de in Mormon 1:13–14, 18 genoemde gaven zou je het moeilijkst vinden om kwijt te raken?

Laat een cursist Mormon 1:15 voorlezen. Vraag de klas mee te lezen en op te letten wat Mormon overkwam toen vele Nephieten de gaven van God en de invloed van de Heilige Geest kwijtraakten.

  • Waarom denk je dat Mormon geestelijke ervaringen kon hebben hoewel hij door grote goddeloosheid omringd was?

Mormon 2:1–15

Mormon voert de Nephitische legers aan en treurt over hun goddeloosheid

Vraag een cursist die vijftien (of bijna vijftien) is Mormon 2:1–2 voor te lezen. Vraag de klas wat voor taak Mormon kreeg toen hij vijftien jaar oud was (in zijn ‘zestiende jaar’). Laat de cursisten zich voorstellen hoe het voor een vijftienjarige moet zijn geweest om een leger aan te voeren.

  • In welke opzichten kunnen de genoemde eigenschappen in Mormon 2:1 Mormon als aanvoerder van een leger hebben geholpen?

Vat Mormon 2:3–9 samen met de uitleg dat de Lamanieten de Nephitische legers met zulk een buitengewone kracht aanvielen dat de Nephieten bang werden en zich terugtrokken. De Lamanieten verdreven hen van de ene plaats naar de andere tot de Nephieten op één plaats vergaderd waren. Uiteindelijk weerstond Mormons leger de Lamanieten en sloegen zij op de vlucht.

Laat de cursisten Mormon 2:10–15 doorlezen en letten op de geestelijke toestand van de Nephieten na die veldslagen.

  • Waarom treurden en weeklaagden de Nephieten? (Zie Mormon 2:10–13. Zij treurden en weeklaagden omdat zij hun bezittingen niet konden behouden. In andere woorden, zij treurden alleen wegens de gevolgen van hun zonden, niet omdat ze berouw hadden van hun daden.)

  • Hoe wist Mormon volgens Mormon 2:13–14 dat de droefheid van het volk niet een teken van oprechte bekering was?

Zet het volgende op het bord om de cursisten de verschillen duidelijk te maken tussen ‘droefheid […] tot bekering’ en de ‘droefheid van de verdoemden’:

Zij die bedroefd zijn tot bekering …

Zij die alleen bedroefd zijn wegens de gevolgen van hun zonden …

Laat de cursisten Mormon 2:12–15 doornemen en zoeken naar kenmerken van deze twee groepen mensen. Vraag ze naar hun bevindingen. In hun antwoorden dienen de volgende waarheden naar voren te komen:

Zij die bedroefd zijn tot bekering erkennen de goedheid van God en komen met een nederig hart tot Christus.

Zij die alleen bedroefd zijn wegens de gevolgen van hun zonden volharden in hun opstand tegen God.

Leg uit dat Mormon de zinsnede ‘de droefheid van de verdoemden’ (Mormon 2:13) gebruikte om de droefheid te beschrijven van wie lijden wegens de gevolgen van hun daden maar zich niet willen bekeren. Die houding voert niet tot vergiffenis en gemoedsrust. Ze leidt tot verdoemenis, wat betekent dat iemand in zijn of haar vooruitgang naar het eeuwige leven wordt gestopt.

Laat de cursisten zich afvragen hoe zij reageren als zij beseffen dat ze gezondigd hebben. Moedig ze aan om met een nederig hart tot de Heiland te komen zodat ze vergeving kunnen ontvangen, gemoedsrust ervaren en met God worden verzoend.

Mormon 2:16–29

Mormon verkrijgt de platen en tekent een verslag van de goddeloosheid van zijn volk op

Vat Mormon 2:16–18 samen met de uitleg dat de veldslagen met de Lamanieten voortduurden en dat Mormon zich op een bepaald moment in de buurt van de heuvel Shim bevond, waar Ammaron de Nephitische kronieken had verborgen. Hij nam de platen van Nephi onder zijn hoede en begon op te tekenen wat hij sedert zijn jeugd onder het volk had waargenomen.

Laat een cursist Mormon 2:18–19 voorlezen. Vraag de klas mee te lezen en te letten op Mormons beschrijving van de geestelijke toestand van het volk in zijn tijd. Laat ze ook letten op zijn persoonlijke uiting van hoop.

  • Hoe beschreef Mormon de geestelijke toestand in zijn tijd? (‘Een voortdurend toneel van goddeloosheid en gruwelen.’)

  • Na alles wat je over Mormon hebt geleerd, waarom denk je dat hij er zeker van kon zijn dat hij ‘ten laatsten dage [zou] worden verhoogd’? (Maak de cursisten desgewenst duidelijk dat Mormon met ‘ten laatsten dage […] worden verhoogd’ doelde op de opstanding en terugkeer in de tegenwoordigheid van God om voor eeuwig bij Hem te verblijven.)

  • In welke opzichten heb je iets aan Mormons voorbeeld van rechtschapenheid? (De cursisten kunnen veel verschillende antwoorden geven. In hun antwoorden dient het volgende beginsel naar voren te komen: Wij kunnen kiezen voor een rechtschapen levenswandel, zelfs in een verdorven samenleving. U kunt eventueel een cursist vragen deze waarheid op het bord te zetten.)

  • Wanneer heb je vrienden of familieleden Gods wil standvastig zien gehoorzamen terwijl mensen in hun omgeving dat niet deden?

Moedig de cursisten aan een bepaald aspect van hun leven onder de loep te nemen waarin ze meer pal kunnen staan voor het goede. Vraag ze in hun aantekenschrift of Schriftendagboek te noteren hoe ze zouden willen reageren als ze in dat aspect weer op de proef worden gesteld. Getuig dat wij, net als Mormon, ervoor kunnen kiezen om rechtschapen te leven en dat de Heer ons zal helpen pal te staan voor het goede, ook als anderen om ons heen dat niet doen.

Toelichting en achtergrondinformatie

Mormon 1:1. ‘Ik, Mormon’

De volgende opsomming markeert aspecten van Mormons leven en bediening:

  1. Zijn vader heette Mormon (zie Mormon 1:5).

  2. Hij was genoemd naar het land Mormon, waar Alma de kerk had gevestigd (zie 3 Nephi 5:12).

  3. Hij noemde zijn zoon Moroni (zie Mormon 6:6).

  4. Hij was een zuivere afstammeling van Lehi (zie 3 Nephi 5:20).

  5. De Heer kwam tot hem (zie Mormon 1:15).

  6. Hij was een discipel van Jezus Christus (zie 3 Nephi 5:13).

  7. Hij was aanvoerder van Nephitische legers (zie Mormon 2:1).

  8. Hij schreef volgens Gods wil (zie 3 Nephi 5:14).

  9. Hij was getuige van de ondergang van de Nephieten (zie Mormon 2:18–19; 3:16; 6:8–22).

Mormon 2:13–15. Droefheid tot bekering

Mormon treurde om zijn volk, want hij zag dat ‘hun droefheid […] niet tot bekering’ was en hij wist dat ‘de Heer hun niet altijd zou toestaan behagen te scheppen in zonde’ (Mormon 2:13). President Spencer W. Kimball heeft gezegd: ‘Zonder bekering kan er geen vergeving zijn, en zonder vergeving komen alle zegeningen van de eeuwigheid in gevaar.’ (The Miracle of Forgiveness [1969], p. 117.)

Ouderling Bruce D. Porter van de Zeventig heeft gezegd hoe belangrijk droefheid tot bekering is:

‘Een gebroken hart en een verslagen geest [houden] in dat we “de droefheid naar Gods wil” ervaren, die tot bekering leidt (2 Korintiërs 7:10). Dat vindt plaats als ons verlangen naar reiniging zo groot is dat ons hart gepijnigd wordt door verdriet en we ernaar smachten om in harmonie met onze hemelse Vader te zijn. Wie een gebroken hart en een verslagen geest hebben, zijn bereid om alles te doen wat God vraagt zonder weerstand te bieden of wrok te koesteren. Niet langer doen we het op onze manier, maar we leren het op Gods manier te doen. Met een dergelijke onderworpenheid kan de verzoening in werking treden en kan ware bekering plaatsvinden. De boetvaardige zal dan de reinigende macht van de Heilige Geest ervaren, die hem zal vervullen van gemoedsrust en vreugde over de verzoening met God.’ (‘Een gebroken hart en een verslagen geest’, Liahona, november 2007, p. 32.)