Bibliotheek
Les 50: Jarom en Omni


Les 50

Jarom en Omni

Inleiding

De boeken Jarom en Omni bevatten de laatste geschriften op de kleine platen van Nephi. Jarom ontving de platen van zijn vader, Enos, en tekende de moeilijkheden en zegeningen van de Nephieten over een periode van ongeveer zestig jaar op. Daarna overhandigde hij de platen aan zijn zoon Omni. Het boek Omni bevat de geschriften van vijf verschillende Nephitische kroniekschrijvers en beslaat ongeveer 230 jaar. Amaleki, de laatste schrijver in het boek Omni, sluit zijn kroniek af met een uitnodiging om tot Christus te komen: ‘Ja, komt tot Hem en biedt Hem uw gehele ziel als offerande aan’ (Omni 1:26).

Onderwijstips

Jarom 1:1–15

Jarom beschrijft de voorspoed van de Nephieten toen zij de geboden van de Heer onderhielden

Lees het volgende citaat van president Dieter F. Uchtdorf van het Eerste Presidium voor. Laat zo mogelijk een foto van president Uchtdorf zien terwijl u voorleest:

‘Ik herinner me dat ik me aan het voorbereiden was op mijn opleiding tot straaljagerpiloot. Een groot deel van de voorbereidende militaire opleiding bestond uit lichamelijke oefening. Ik weet nog steeds niet helemaal zeker waarom eindeloos hardlopen zo’n onmisbaar onderdeel was van de opleiding tot piloot. Maar toch liepen we en liepen we en liepen we nog meer.

‘Onder het hardlopen merkte ik iets dat me dwars zat, om heel eerlijk te zijn. Ik werd telkens weer ingehaald door mannen die rookten, dronken en van alles deden dat tegen het evangelie en met name het woord van wijsheid indruiste.

‘Ik herinner me dat ik dacht: Wacht eens even! Word ik niet geacht te kunnen lopen en niet mat te worden? Maar ik was mat en ik werd ingehaald door mensen die zich beslist niet aan het woord van wijsheid hielden. Ik beken dat het me toen wel dwars zat. Ik vroeg mij af: Was die belofte nu waar of niet?’ (‘Ga voort in geduld’, Liahona, mei 2010, p. 58.)

Vraag de cursisten of ze zich ook wel eens hebben afgevraagd of en hoe de Heer zijn belofte zal vervullen om hen te zegenen voor het nakomen van zijn geboden.

Zet de woorden bewaarheid worden op het bord en vraag de cursisten naar de betekenis ervan (iets bevestigen of waarmaken). Leg uit dat Jarom, die de zoon was van Enos, het woord bewaarheid gebruikte in verband met een belofte aan zijn voorvaderen. Laat de cursisten in Jarom 1:9 zoeken naar de belofte van de Heer die werd bewaarheid. (U kunt de cursisten in overweging geven om die belofte in hun Schriften te markeren.) Let erop dat de cursisten het volgende noemen: ‘Voor zoverre gij mijn geboden onderhoudt, zult gij voorspoedig zijn in het land.’

Zet de volgende tekstverwijzingen en vragen op het bord. (U kunt ze eventueel vóór de les al op het bord schrijven om tijd te winnen.)

Jarom 1:4–5, 8

In welke opzichten waren de Nephieten zoal gehoorzaam en hoe werden ze daarvoor gezegend?

Jarom 1:7, 10–12

Hoe wisten de leiders en profeten de Nephieten tot gehoorzaamheid en voorspoed te brengen?

Omni 1:5–7

Hoe werd Gods belofte later op een andere manier bewaarheid?

Deel de klas op in groepjes van drie. Wijs een van de tekstverwijzingen op het bord aan iemand in elk groepje toe. Laat de cursisten hun passages doorlezen en antwoorden zoeken op de desbetreffende vragen. Geef elke persoon in de groep een of twee minuten de tijd om samen te vatten wat hij of zij heeft gelezen en het antwoord op hun vraag te formuleren. Nodig een of twee cursisten uit om voor de klas een waarheid samen te vatten die ze uit deze Schriftteksten hebben geleerd. Zie erop toe dat uit de antwoorden van de cursisten hun inzicht blijkt dat we door gehoorzaamheid aan de geboden van God voorspoedig zullen zijn.

  • Wat zijn, op basis van wat je over de Nephieten te weten bent gekomen, enkele manieren waarop God zegent wie zijn geboden gehoorzamen?

Beklemtoon dit beginsel door de klas aan president Uchtdorfs ervaring te herinneren toen hij zich afvroeg of de belofte van de Heer in het woord van wijsheid wel bewaarheid zou worden. Lees vervolgens de rest van het citaat voor:

‘Ik kreeg het antwoord niet meteen. Maar uiteindelijk kwam ik erachter dat Gods beloften niet altijd zo snel worden vervuld als we willen, of niet op de manier waar we op hopen; ze worden vervuld in zijn tijd en op zijn wijze. Jaren later zag ik duidelijk het bewijs van de stoffelijke zegeningen die we krijgen als we ons aan het woord van wijsheid houden — naast de geestelijke zegeningen die we onmiddellijk krijgen door gehoorzaamheid aan een van Gods wetten. Terugkijkend weet ik zeker dat de Heer zijn beloften misschien niet altijd even snel vervult, maar vervullen doet Hij ze zeker.’ (‘Ga voort in geduld’, p. 58.)

Laat de cursisten over de volgende vragen nadenken:

  • Wanneer heeft de Heer jou gezegend, of voorspoedig gemaakt, omdat je zijn geboden onderhield? Waarvan kun je uit eigen ervaring getuigen aangaande de Heer en zijn beloften?

Omni 1:1–30

Kroniekschrijvers tekenen de Nephitische geschiedenis op

Geef een korte inleiding van het boek Omni en leg daarbij uit dat het door nakomelingen van Jarom is geschreven en ongeveer 230 jaar bestrijkt. Laat de cursisten het boek Omni snel doorbladeren op zoek naar de namen van de mannen die de kleine platen na Jarom bijhielden. Help ze die namen eventueel snel te vinden door ze de volgende tekstverwijzingen aan de hand te doen: Omni 1:1, 4, 8, 10, 12, 25.

Leg uit dat het boek Omni diverse belangrijke gebeurtenissen in de geschiedenis van het volk in het Boek van Mormon beschrijft. Het volk van Zarahemla (ofwel de Mulekieten) en Coriantumr (de laatste Jarediet) worden erin genoemd. Er staat ook beknopt in vermeld hoe de Nephieten naar Zarahemla trokken en zich bij de Mulekieten aansloten. U kunt de cursisten ook verwijzen naar de chronologie op de boekenlegger Boek van Mormon (artikelnummer 32336 120), waarop het samengaan van de Nephieten en de Mulekieten staat aangegeven. Laat de cursisten op de boekenlegger ook zoeken naar de naam Coriantumr onder het kopje ‘Jaredieten’.

Teken de kaart op deze pagina op het bord (zonder de pijlen). Laat de cursisten de kaart desgewenst in hun Schriftendagboek of aantekenschrift overnemen.

Afbeelding
Map Nephite Migration

Herinner de cursisten eraan dat de Nephieten zich in de tijd van Nephi van de Lamanieten hadden afgescheiden en zich in een plaats hadden gevestigd die zij het land Nephi noemden. Teken op de kaart een pijl van het eerste erfland naar het land Nephi. Laat de cursisten Omni 1:12–13 doorlezen en opzoeken hoe de Nephieten in het land Zarahemla terechtkwamen. Terwijl de cursisten hun bevindingen verwoorden, tekent u een pijl van het land Nephi naar het land Zarahemla. Wijs erop dat Omni 1:12–13 ons leert dat de Heer de rechtvaardigen raad geeft.

Vraag een cursist Omni 1:14–19 voor te lezen. Vraag de klas te letten op overeenkomsten en verschillen tussen de Nephieten en het volk dat zij in het land Zarahemla aantroffen. Laat een aantal cursisten vertellen wat ze te weten zijn gekomen.

Vat Omni 1:20–22 samen met de uitleg dat het volk van Zarahemla Coriantumr aantrof, een van de laatste twee overgebleven Jaredieten (de andere was de profeet Ether). Wijs op de kaart het land Woestenij aan en leg uit dat op deze plek in het noordelijke land het gebeente van het Jareditische volk ‘lag verspreid’ nadat zij vernietigd waren (Omni 1:22). Vertel de cursisten dat ze meer over de Jaredieten zullen leren wanneer ze het boek Ether bestuderen. U kunt de cursisten aanmoedigen om Jaredieten naast Omni 1:20–22 in hun exemplaar van de Schriften te schrijven.

Teken een pijl die van het land Zarahemla naar het land Nephi en dan weer terug naar Zarahemla loopt. Teken nog een pijl die alleen van het land Zarahemla naar het land Nephi loopt. Vraag de cursisten of ze kunnen uitleggen wat die twee pijlen voorstellen. Vat zo nodig Omni 1:27–30 samen met de uitleg dat twee groepen uit Zarahemla naar het land Nephi probeerden terug te keren. De eerste groep slaagde daar niet in en ging naar Zarahemla terug. Amaleki schreef aan het einde van zijn kroniek dat hij niet wist hoe het de tweede groep was vergaan. Vertel de cursisten dat ze meer over die groep, het volk van Zeniff, te weten komen wanneer ze het boek Mosiah bestuderen. U kunt de cursisten aanmoedigen om volk van Zeniff naast Omni 1:29–30 in hun exemplaar van de Schriften te schrijven.

Leg uit dat het Boek van Mormon niet beweert dat het een kroniek is van alle volken die in het oude Amerika hebben geleefd. Naast de Jaredieten, Mulekieten en de groep van Lehi zijn er waarschijnlijk nog meer groepen mensen naar het Amerikaanse continent gekomen.

Leg uit dat Amaleki aan het einde van zijn kroniek een belangrijke uitnodiging aan de lezers van zijn woorden schreef. Vraag de cursisten om Amaleki’s uitnodiging in Omni 1:25–26 te lezen en te letten op een idee dat hij drie keer herhaalde. (U kunt de cursisten aanmoedigen om hun bevindingen te markeren.)

  • Wat betekent het voor jou om tot Christus te komen?

Wijs erop dat Amaleki ons met de uitnodiging om tot Christus te komen aanraadt specifieke dingen te doen. Zet het volgende op het bord:

Kom tot Christus en …

Laat de cursisten Omni 1:25–26 nog eens doornemen. Vraag meerdere cursisten de zin op het bord met woorden uit deze verzen aan te vullen.

  • Hoe worden wij volgens Omni 1:26 gezegend als wij die dingen doen? (Maak de cursisten duidelijk dat als we tot Christus komen en volharden tot het einde, we behouden zullen worden. U kunt dit beginsel eventueel op het bord zetten.)

Vraag de cursisten een van de zinsneden op het bord te kiezen. Laat ze in hun Schriftendagboek een korte toespraak opschrijven of schetsen die ze in een avondmaalsdienst kunnen houden over hoe ze op die wijze tot Christus kunnen komen. Geef ze ter overweging voor hun toespraak het volgende mee: (1) lees Omni 1:25–26 en leg in je eigen woorden de gekozen zinsnede uit, (2) lees aanvullende Schriftteksten die de zinsnede verduidelijken of extra betekenis geven, (3) vertel iets uit eigen ervaring of uit het leven van een bekende wat hiermee te maken heeft, of (4) breng je gedachten, gevoelens en getuigenis onder woorden. (U kunt deze suggesties op het bord zetten, als uitreikblad uitdelen of aan de cursisten voorlezen zodat ze die in hun Schriftendagboek kunnen overnemen.)

Geef de cursisten zes tot zeven minuten de tijd om hun toespraak voor te bereiden. Geef enkele cursisten de gelegenheid om in de klas hun toespraak te houden. (Als daar geen tijd voor is, vraag dan een paar cursisten hun toespraak aan het begin van de volgende les of als onderdeel van het openingsprogramma in volgende lessen te houden. Moedig de cursisten ook aan om hun toespraak tijdens de gezinsavond of in gesprekken met familieleden of vrienden te verwoorden.) Getuig tot slot dat als we tot Christus komen en volharden tot het einde, we behouden zullen worden.

Tekstenbeheersing

Laat de cursisten kennismaken met enkele nieuwe kernteksten voor tekstenbeheersing. Zet daartoe enkele tekstverwijzingen op het bord en vraag de cursisten de passages in hun Schriften op te zoeken en te lezen. U kunt de cursisten ook aansporen deze teksten op zodanige wijze te markeren dat ze die gemakkelijk kunnen terugvinden. U kunt de cursisten de tekstverwijzingen en kernwoorden van de passages bijvoorbeeld helpen onthouden met behulp van de ‘doeloefening’ in het aanhangsel achterin dit boek.

Opmerking: U kunt deze activiteit wellicht beter op een andere dag gebruiken wanneer u meer tijd hebt.

Toelichting en achtergrondinformatie

Omni 1:14–15. Groepen mensen in Amerika

Nadat koning Mosiah en zijn volgelingen het land Nephi waren ontvlucht, ontdekten zij een groep mensen die het volk van Zarahemla (ofwel de Mulekieten) werd genoemd. Naast de Mulekieten, de groep van Lehi en de Jaredieten, zijn er waarschijnlijk nog meer groepen mensen naar het Amerikaanse continent gekomen. Het Boek van Mormon beweert niet dat het een kroniek is van alle volken die in het oude Amerika hebben geleefd. President Anthony W. Ivins van het Eerste Presidium heeft gezegd:

‘We moeten voorzichtig zijn met conclusies trekken. Het Boek van Mormon doet verslag van drie afzonderlijke volken […] die van de oude wereld naar dit werelddeel kwamen. Er staat niet in dat er niemand vóór hen hier was. Er staat niet in dat er geen mensen ná hen kwamen. Mochten toekomstige ontdekkingen dus wijzen op verschillen in etnische afkomst, dan is daar een eenvoudige en aannemelijke verklaring voor: we geloven immers dat er nog andere volken naar dit continent kwamen.’ (Conference Report, april 1929, p. 15.)