Bibliotheek
Les 54: Mosiah 4


Les 54

Mosiah 4

Inleiding

De mensen werden geraakt door de leringen van koning Benjamin, bekeerden zich en ontvingen vergeving van hun zonden. Zij waren ‘met vreugde […] vervuld’ en hadden ‘gemoedsrust’ (Mosiah 4:3). Koning Benjamin zette zijn onderricht voort en legde uit wat ze moesten doen om ‘altijd vergeving van [hun] zonden [te] behouden’ (Mosiah 4:12). Daarbij vergeleek hij hen met bedelaars, die van God afhankelijk zijn voor hun heil. Hij waarschuwde hen ook dat het gevaarlijk is als je niet op je gedachten, woorden en daden let.

Onderwijstips

Mosiah 4:1–8

Het volk van koning Benjamin ontvangt vergeving van hun zonden en wordt met vreugde en gemoedsrust vervuld

Laat de cursisten over de volgende vraag nadenken:

  • Hoe kunnen we weten dat we vergeving van onze zonden hebben ontvangen?

Lees de volgende uitspraak van president Harold B. Lee voor:

Afbeelding
President Harold B. Lee

‘Als de tijd komt wanneer u al het mogelijke hebt gedaan om u van uw zonden te bekeren, wie u ook bent, waar u ook bent, en naar uw beste kunnen de aangerichte schade hebt hersteld of vergoed; zij het iets wat uw status in de kerk betreft en u naar de juiste gezagsdragers bent gegaan, dan verlangt u naar dat bevestigende antwoord of de Heer u al dan niet aanvaardt. Als u bij uw zelfonderzoek die gemoedsrust vindt, weet dan dat de Heer uw bekering heeft aanvaard.’ (‘Stand Ye in Holy Places’, Ensign, juli 1973, p. 122.)

Wijs de cursisten erop dat koning Benjamin de woorden van een engel gebruikte om uit te leggen hoe men vergeving van zonden ontvangt. Beklemtoon daarbij dat de engel zei dat de natuurlijke mens een vijand van God is en de gevolgen schetste voor mensen die sterven zonder zich van hun zonden te hebben bekeerd (zie Mosiah 3:19, 23–27).

Laat de cursisten Mosiah 4:1–2 doorlezen en letten op zinsneden die aangeven hoe het volk van koning Benjamin op de woorden van de engel reageerde. Vraag enkele cursisten naar hun bevindingen. Leg eventueel uit dat vleselijk het tegenovergestelde is van geestelijk. Ofwel onze lichamelijke begeerten in plaats van ons geestelijke verlangen om dichter bij de Heer te komen. U kunt de cursisten vragen Alma 41:11 te lezen en de zinsnede ‘vleselijke staat’ in hun eigen woorden uit te leggen. Maak de cursisten de zinsnede ‘minder dan het stof der aarde’ duidelijk door ze Helaman 12:4–8 te laten lezen. Vraag ze in hun eigen woorden uit te leggen waarom iemand die de raad van de Heer weigert op te volgen als minder dan het stof der aarde kan worden beschreven. Maak ze duidelijk dat onze hemelse Vader zijn kinderen niet als minder dan het stof der aarde beschouwt.

Wijs erop dat de mensen zich bekeerden toen zij hun zonde inzagen. Zij uitten bovendien hun geloof in Jezus Christus en zijn verzoening. Laat een cursist Mosiah 4:3 voorlezen. Vraag de klas hoe de mensen wisten dat hun zonden vergeven waren.

  • Wat voor gevoelens krijgen mensen die door de Heer vergeven zijn volgens Mosiah 4:3?

  • De mensen ontvingen vergeving van hun zonden ‘dankzij het grote geloof dat zij hadden in Jezus Christus’. Hoe gaven zij blijk van hun geloof? (Zie Mosiah 4:1–2.)

  • Vertel in je eigen woorden wat we uit Mosiah 4:1–3 kunnen leren over het ontvangen van vergeving van onze zonden. (Een mogelijk antwoord is dat we vergeving van onze zonden ontvangen als we geloof in Jezus Christus oefenen en ons oprecht bekeren. U kunt de cursisten in overweging geven om de kernwoorden in Mosiah 4:1–3 te markeren die dit beginsel beklemtonen.)

Lees de volgende woorden van ouderling Neal L. Andersen van het Quorum der Twaalf Apostelen voor, waarin hij samenvat wat wij moeten doen om vergeving van onze zonden te ontvangen:

Afbeelding
Ouderling Neil L. Andersen

‘Als wij onze zonden oprecht belijden, het met anderen naar beste kunnen goedmaken en onze zonden verzaken door de geboden te onderhouden, zijn wij op weg naar vergeving. Na verloop van tijd neemt de pijn van onze wroeging af, wordt “de schuld uit ons hart […] weggenomen” (Alma 24:10) en ontvangen wij “gemoedsrust” (Mosiah 4:3).

‘De oprechte boetvaardige die maar geen verlichting lijkt te vinden, moedig ik aan om de geboden te blijven onderhouden. Ik beloof u dat verlichting zal komen op de tijd van de Heer. Genezen kost ook tijd.’ (‘Bekeer u opdat Ik u moge genezen’, Liahona, november 2009, p. 42.)

Laat de cursisten in hun Schriftendagboek of aantekenschrift noteren wat ze door de bespreking van Mosiah 4:1–3 over bekering hebben geleerd. Vraag ze ook op te schrijven hoe ze geloof in Jezus Christus kunnen oefenen als ze naar vergeving van hun zonden streven.

Leg uit dat toen koning Benjamin de bekeerlijke houding van zijn volk bemerkte, hij ze aan hun afhankelijkheid van de Heer herinnerde. Vraag enkele cursisten beurtelings een vers uit Mosiah 4:4–8 voor te lezen. Vraag de klas wat koning Benjamin zijn volk wilde bijbrengen nadat zij vergeving van hun zonden hadden ontvangen.

  • Wat zijn volgens deze verzen de enige ‘voorwaarden waarop [wij kunnen] worden gered’?

Nadat de cursisten op deze vraag hebben geantwoord, laat u ze Mosiah 4:4–8 doorlezen en letten op zinsneden die mensen beschrijven die redding verkrijgen. Laat ze die woorden desgewenst markeren. Overweeg de volgende vragen te stellen:

  • Wat betekent het volgens jou om ‘nauwgezet’ te zijn in het onderhouden van de geboden van de Heer?

  • Hoe kan iemand zoal blijk geven van zijn of haar ‘vertrouwen in de Heer’?

  • Op wat voor manieren heb je de ‘goedheid Gods’ en zijn ‘weergaloze macht’ gezien?

Wijs erop dat bekering en gehoorzaamheid veel werk en inspanning van onze kant vergen. Hoe hard we echter ook ons best doen, zonder de verzoening van Jezus Christus kunnen we nooit vergeving van onze zonden en de gave van eeuwig heil verkrijgen.

Mosiah 4:9–30

Koning Benjamin zet uiteen hoe we vergeving van zonden kunnen behouden

Schrijf vergeving van onze zonden behouden op het bord. Vertel de cursisten dat koning Benjamin de mensen leerde hoe ze na de vergeving van hun zonden die reine en zuivere staat konden behouden.

  • Waarom is die kennis voor ieder van ons belangrijk?

Laat de cursisten Mosiah 4:9–11 doorlezen en opletten wat we moeten doen om vergeving van onze zonden te behouden. Vraag de cursisten na verloop van tijd naar hun bevindingen. Zet hun antwoorden eventueel op het bord. Mogelijke antwoorden: de grootheid van God indachtig zijn, ons verootmoedigen, dagelijks bidden en standvastig in het geloof blijven.

Stel desgewenst de volgende vragen om de cursisten meer begrip te laten opdoen en ze toe te laten passen wat ze gelezen hebben:

  • Koning Benjamin zei: ‘Gelooft in God’ (Mosiah 4:9). Hij sprak ook van Gods liefde proeven en ‘de grootheid Gods’ altijd indachtig blijven (Mosiah 4:11). Door welke ervaringen ben je gaan beseffen dat God bestaat, machtig is en je liefheeft?

  • Hoe beïnvloedt het besef van Gods macht, goedheid en liefde onze gewilligheid om Hem te gehoorzamen?

Lees Mosiah 4:12 voor aan de cursisten. Vraag ze in dit vers de zegeningen te benoemen voor wie doen wat in Mosiah 4:5–11 wordt onderwezen.

Leg uit dat in Mosiah 4:13–16 koning Benjamin mensen beschrijft die vergeving van hun zonden behouden. Deel de klas op in drie groepen. Vraag de eerste groep Mosiah 4:13 te onderzoeken, de tweede groep Mosiah 4:14–15, en de derde groep Mosiah 4:16. Laat de cursisten de aan hen toegewezen verzen doorlezen en letten op gedragingen en eigenschappen van mensen die volgens koning Benjamin streven naar het behouden van vergeving van hun zonden.

Vraag de cursisten na verloop van tijd naar hun bevindingen. Beklemtoon daarbij de waarheid dat als wij ons voor God verootmoedigen en christelijke eigenschappen aankweken, wij vergeving van onze zonden kunnen behouden. Om de cursisten het geleerde te helpen toepassen, kunt u een of beide van de volgende vragen stellen als elke gedraging of eigenschap wordt genoemd:

  • Waarom is dit gedrag (of deze eigenschap) nuttig om vergeving van onze zonden te behouden?

  • Wanneer heb je voorbeelden van dit gedrag (of deze eigenschap) gezien?

Koning Benjamin gebruikte een krachtige gelijkenis waardoor de cursisten de zegeningen die ze van de Heer hebben ontvangen meer gaan waarderen en aangespoord worden om de eigenschappen te ontwikkelen die ze in Mosiah 4:13–16 hebben bestudeerd. Vraag de cursisten Mosiah 4:16–23 door te lezen.

  • In welke opzichten zijn wij volgens koning Benjamin allen bedelaars?

  • Hoe kan dit begrip ertoe leiden dat wij liefdevoller zijn naar anderen toe?

  • Welke raad geeft koning Benjamin in Mosiah 4:24–26 aan mensen die niets of maar weinig hebben om aan bedelaars te geven?

  • Hoe volgen we in de kerk tegenwoordig door onze vastengaven de raad in Mosiah 4:26 op? Hoe kunnen jongeren vastengaven bijdragen? (Mogelijke antwoorden: ze kunnen vasten, vastengaven betalen, en Aäronisch-priesterschapsdragers in sommige delen van de wereld halen vastengaven bij wijk- of gemeenteleden op.)

Wijs erop dat het met alle goede dingen die we behoren te doen soms moeilijk is om ons leven in balans te houden. Laat een cursist Mosiah 4:27 voorlezen.

  • Wat betekent het om alle dingen in ‘wijsheid en ordelijkheid’ te doen?

  • Hoe kan die raad je helpen?

Laat een cursist Mosiah 4:29–30 voorlezen. Wijs erop dat Mosiah 4:30 een kerntekst is. U kunt de cursisten aansporen deze tekst op zodanige wijze te markeren dat ze die gemakkelijk kunnen terugvinden.

  • Wat is het verband tussen onze gedachten, woorden en daden? Wat kunnen wij doen om op onszelf te letten? Hoe kunnen wij elkaar helpen?

Geef de cursisten desgewenst een paar minuten de tijd om in hun Schriftendagboek te schrijven hoe ze door toepassing van de beginselen in Mosiah 4:9–30 vergeving van hun zonden kunnen behouden. Getuig dat de Heer ieder van hen liefheeft en ernaar verlangt dat zij zich bekeren en vergeving van hun zonden behouden.

Tekstenbeheersing — Mosiah 4:30

Lees de volgende uitspraak van president Ezra Taft Benson voor om de cursisten het verband tussen gedachten, woorden en daden duidelijk te maken (zie Mosiah 4:30):

‘Heb reine gedachten. Als je reine gedachten hebt, doe je geen onreine dingen. Je bent God niet alleen verantwoording voor je daden verschuldigd, maar ook voor de beheersing van je gedachten. Leef zodanig dat je niet hoeft te blozen van schaamte als je gedachten en daden op een scherm in de kerk geprojecteerd zouden worden. Het oude gezegde gaat nog steeds op: zaai gedachten en je oogst daden, zaai daden en je oogst gewoonten, zaai gewoonten en je oogst een karakter, en je karakter bepaalt je eeuwige bestemming. “Wat iemand in zijn hart denkt, zo is hij.”’ (Conference Report, oktober 1964, p. 60; citaat Spreuken 23:7, naar KJV.)

Leg uit dat licht en duisternis niet tegelijkertijd op dezelfde plaats kunnen zijn. Licht verjaagt duisternis. Gepaste muziek, opbouwende beelden, gezonde activiteiten, en reine gedachten en woorden nodigen bijvoorbeeld de Geest uit in ons leven en bannen onreine gedachten uit. Maak de cursisten duidelijk dat zij duisternis kunnen verjagen door hun leven met licht te vullen.

  • Wat kunnen wij doen om onze gedachten, woorden en daden rein te houden?

Moedig de cursisten aan specifieke plannen te maken om hun leven met licht te vullen. U kunt de cursisten hun plannen desgewenst in hun Schriftendagboek laten noteren.