Bibliotheek
Les 2: De Schriften bestuderen


Les 2

De Schriften bestuderen

Inleiding

Deze les beoogt de cursisten meer inzicht in de doeleinden van de Schriften te geven. Ook leren ze de Schriften zinvoller te bestuderen. Er staan leeractiviteiten in die de achtergrond en het kader van de Schriftteksten verduidelijken. Ook leren de cursisten hoe ze leerstellingen en beginselen kunnen herkennen, begrijpen en in hun leven toepassen. Hoe beter de cursisten de Schriften leren bestuderen, hoe meer hun liefde voor de Schriften en hun begrip van het evangelie zullen toenemen. Probeer de inhoud van deze les het hele jaar door onder de aandacht te brengen.

Onderwijstips

Hoe kijken we in het seminarie tegen Schriftstudie aan?

Zet de volgende uitspraak van president Thomas S. Monson op het bord voordat de les begint. (Zie Conference Report, oktober 1970, p. 107.)

‘Het doel van evangelieonderwijs […] is niet “het uitstorten van informatie” over de hoofden van de aanwezigen. […] Het doel is iemand zo te inspireren dat hij of zij gaat nadenken, gaat voelen, om vervolgens iets te doen aan het naleven van de evangeliebeginselen.’ (President Thomas S. Monson.)

Laat een cursist de uitspraak voorlezen.

  • Wat moet volgens die uitspraak mijn doel als jullie seminarieleerkracht zijn? Wat moet jullie doel als seminarieleerlingen zijn?

Vertel de cursisten dat in deze les manieren aan de orde komen waardoor ze ‘gaa[n] nadenken, gaa[n] voelen, om vervolgens iets te doen aan het naleven van de evangeliebeginselen’ die de Schriften ons aanreiken.

De achtergrond en het kader van de Schriften begrijpen

Leg uit dat kennis van de achtergrond en het kader van de verhalen en openbaringen in de Schriften de Schriftstudie van de cursisten ten goede komt. Achtergrond en kader worden vaak context genoemd.

Laat een cursist de volgende raad van president Thomas S. Monson voorlezen:

Afbeelding
President Thomas S. Monson

‘Raak vertrouwd met de lessen die de Schriften ons leren. Raak bekend met de achtergrond van en het kader waarin de gelijkenissen van de Meester en de aansporingen van de profeten zijn gegeven. Bestudeer ze alsof ieder van hen tot u heeft gesproken, want eigenlijk is dat ook zo.’ (‘Wees de bovenste beste’, Liahona, mei 2009, p. 68.)

Wijs erop dat we de leringen in de Schriften beter gaan begrijpen als we de achtergrond en het kader ervan kennen. De informatie die dit verschaft, verduidelijkt en verdiept de betekenis van de verhalen, leerstellingen en beginselen in de Schriftuurlijke tekst.

Zet de volgende vragen op het bord:

  • Wie is er in deze teksten aan het woord?

  • Tot wie wordt er gesproken?

  • Wat gebeurt er in dit verhaal?

Licht toe dat we door dergelijke vragen een beter beeld krijgen van de context van een lering of verhaal in de Schriften.

Vraag de cursisten wat zij zoal gedaan hebben om de achtergrond en het kader van passages in de Schriften beter te begrijpen. U kunt enkele van die ideeën op het bord schrijven.

Mogelijk noemen zij de betekenis van moeilijke of onbekende woorden opzoeken, de verzen eromheen lezen, de inleidende samenvatting boven een hoofdstuk lezen, of in de voetnoten kijken naar toelichtingen en kruisverwijzingen. Noem deze ideeën zelf als de cursisten die niet noemen.

Neem als voorbeeld 3 Nephi 17:1–10 door om de context van die verzen te begrijpen. Laat een cursist de verzen voorlezen. Vraag de andere cursisten om in hun eigen Schriften mee te lezen en naar antwoorden op de vragen op het bord te zoeken. U kunt ze ook wijzen op het inleidende overzicht aan het begin van het hoofdstuk.

  • Wie vertelt het verhaal in vss. 1, 5–6 en 9–10? (Mormon.)

  • Wie is in het verhaal aan het woord? Wie ontvangt de boodschap?

  • Wat was er vóór de gebeurtenissen in dit verslag gebeurd? (Zie de inleidende overzichten voor 3 Nephi 8–16.) In hoeverre begrijp je door deze achtergrond beter waarom de mensen graag wilden dat de Heiland nog een tijdje bij hen zou blijven? (Zie 3 Nephi 17:5–6.) Welke wonderen deden zich voor nadat Hij gezegd had dat Hij langer zou blijven? (Zie 3 Nephi 17:7–10.)

Leerstellingen en beginselen herkennen en begrijpen

Hamer er bij de cursisten op dat hun begrip van de achtergrond en het kader van een verhaal in de Schriften ze beter in staat stelt om de leerstellingen en beginselen erin te herkennen en te begrijpen. Laat een cursist voorlezen wat ouderling Richard G. Scott van het Quorum der Twaalf Apostelen over evangeliebeginselen heeft gezegd:

‘Beginselen zijn geconcentreerde waarheden, zodanig verpakt dat ze op een breed scala van omstandigheden toegepast kunnen worden.’ (Zie ‘Geestelijke kennis verwerven’, De Ster, januari 1994, p. 80.)

Leg uit dat leerstellingen en beginselen eeuwige, onveranderlijke waarheden van het evangelie van Jezus Christus zijn die ons leven richting geven. Zij zijn de lessen die de profeten van weleer ons wilden bijbrengen aan de hand van de gebeurtenissen, verhalen en redevoeringen die ze in de Schriften optekenden. Wijs erop dat sommige schrijvers in de Schriften expliciet de aandacht vestigen op leerstellingen en beginselen door uitdrukkingen zoals ‘aldus zien wij’ (zie Helaman 3:27–29) of woorden zoals daarom (zie Alma 32:16) te gebruiken. Maar veel leerstellingen en beginselen worden niet zo expliciet in de Schriften genoemd. Die waarheden komen impliciet en aan de hand van het leven van de mensen in de Schriften naar voren.

U kunt de cursisten een suggestie aan de hand doen waardoor ze impliciet verwoorde leerstellingen en beginselen leren herkennen, namelijk door zich onder het lezen bepaalde dingen af te vragen. Denk daarbij aan: Wat is de boodschap van dit verhaal? Wat wilde de schrijver ons door dit verhaal leren? Welke waarheden komen in deze teksten naar voren? Zet deze vragen eventueel op het bord.

Laat de cursisten oefenen met het herkennen van leerstellingen en beginselen door ze 3 Nephi 17:1–10 nogmaals te laten opslaan. Vraag:

  • Wat kunnen wij uit de leringen van de Heiland in 3 Nephi 17:2–3 over het begrijpen van zijn woord leren?

  • Welke waarheden over de Heiland komen in 3 Nephi 17:5–7 naar voren?

  • De Heiland zag het grote geloof onder het volk en bood de mensen genezing aan. Welke beginselen zien jullie in 3 Nephi 17:8–9 over het zoeken naar zegeningen van de Heer? (Een van de beginselen die de cursisten mogelijk herkennen, is dat de Heer ingaat op ons oprechte verlangen om nader tot Hem te komen.)

Als er voldoende tijd is om de cursisten verder te laten oefenen met het herkennen van leerstellingen en beginselen, laat ze dan hun lievelingsverhalen uit de Schriften opzoeken. Vraag ze de beginselen te identificeren die zij uit die verhalen geleerd hebben. Vraag ze vervolgens over hun verhaal en de geleerde beginselen te vertellen.

Leerstellingen en beginselen toepassen

President Boyd K. Packer van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft gezegd:

‘Ware leer die begrepen wordt, voert tot veranderingen in houding en gedrag. Een studie van de leer van het evangelie zal eerder tot gedragsverbetering leiden dan een gedragsstudie. […] Daarom beklemtonen wij met zoveel nadruk het bestuderen van de leerstellingen van het evangelie.’ (‘Little Children’, Ensign, november 1986, p. 17.)

Licht toe dat begrip van een leerstelling of beginsel meer inhoudt dan snappen wat de woorden op zich betekenen. We weten dan wat de leerstelling of het beginsel in ons leven betekent. Wanneer we bepaalde leerstellingen of beginselen herkennen en begrijpen, weten we die toe te passen. Leg uit dat we beginselen toepassen als we gaan handelen naar wat we leren. Cursisten die handelen naar de beginselen die ze leren, voelen eerder en vaker dat de Heilige Geest de waarheid van die beginselen bevestigt (zie 2 Nephi 32:5; Moroni 10:5). Dat is de werkelijke waarde van de kennis die we door Schriftstudie opdoen. Druk de cursisten op het hart dat ze bij hun studie van de Schriften — thuis, in de kerk, als onderdeel van het seminarie, het programma Persoonlijke vooruitgang of Plicht jegens God, of waar of wanneer dan ook — altijd voor ogen moeten houden dat ze er beter het evangelie door gaan naleven en nader tot God komen.

Moedig de cursisten aan om de hulp van de Heilige Geest in te roepen bij hun persoonlijke studie, zodat ze de beginselen die ze in de Schriften ontdekken beter leren begrijpen en toepassen. Beveel ze ook aan om tijdens hun Schriftstudie vragen te overwegen zoals: Wat zou de Heer willen dat ik met deze kennis doe? Hoe kan dit mijn leven veranderen? Wat kan ik gaan doen of juist niet meer doen om mijn leven te beteren? In welk opzicht gaat mijn leven er op vooruit als ik dit doe? (U kunt sommige of alle vragen op het bord zetten. U kunt de cursisten ook in overweging geven die vragen in hun Schriftendagboek op te schrijven, zodat ze er vaak een blik op kunnen werpen.)

Vraag de klas tot slot zich op te splitsen in koppels. Laat ze aan elkaar vertellen welke beginselen ze vandaag uit 3 Nephi 17:1–10 geleerd hebben. Moedig ze aan om aan te geven hoe ze hun begrip van die beginselen ontwikkeld hebben en hoe ze gaan toepassen wat ze geleerd en gevoeld hebben. Laat ze ook verwoorden hoe de toepassing van deze beginselen hun leven kan veranderen.