Bibliotheek
Les 56: Mosiah 7–8


Les 56

Mosiah 7–8

Inleiding

Ongeveer tachtig jaar voordat koning Benjamins zoon Mosiah koning werd, leidde een man die Zeniff heette een groep Nephieten uit Zarahemla weg om in het land Nephi te wonen, dat zij als ‘hun erfland’ beschouwden (zie Omni 1:27–30). Koning Mosiah wees een man die Ammon heette aan om met een kleine groep naar het land Nephi op te trekken en te achterhalen wat er met de groep van Zeniff was gebeurd. Ammon en zijn metgezellen troffen de nakomelingen van de groep van Zeniff aan, die door de Lamanieten in slavernij waren gebracht. Zeniffs kleinzoon Limhi was hun koning. De komst van Ammon gaf Limhi en zijn volk hoop. Limhi vroeg aan Ammon of hij de graveersels op de vierentwintig gouden platen kon vertalen die zijn volk had ontdekt. Ammon legde uit dat de koning in Zarahemla, koning Mosiah, een ziener was die deze oude kronieken kon vertalen.

Onderwijstips

Mosiah 7

Ammon vindt het land Lehi-Nephi en verneemt hoe het volk in knechtschap werd gebracht

Zet het volgende op het bord: treuren: berouw of verdriet hebben

  • Welke aanleidingen zijn er zoal waarom mensen kunnen treuren?

Laat een cursist Mosiah 7:24 voorlezen en vraag de andere cursisten in hun eigen Schriften mee te lezen. Wijs op de zinsnede ‘alles wegens ongerechtigheid’. Leg uit dat dit vers verwijst naar omstandigheden die het gevolg waren van de onrechtvaardige keuzes van een groep mensen. Laat de cursisten nadenken of ze wel eens getreurd hebben over een situatie die zich ‘wegens ongerechtigheid’ voordeed. Leg uit dat ze vandaag in Mosiah 7–8 zullen leren over koning Limhi en de oorzaken van de treurnis van zijn volk. Laat de cursisten opletten waartoe Limhi zijn volk aanspoorde om over hun verdriet heen te komen.

Laat een cursist Mosiah 7:1 voorlezen. Vraag de klas de twee genoemde locaties in dit vers aan te duiden. Neem de eerste tekening bij deze les over op het bord en laat de cursisten dat in hun Schriftendagboek of aantekenschrift doen. Leg bij het gebruik van deze tekening uit dat de kerk geen officieel standpunt inneemt over de geografie van het Boek van Mormon, behalve dat de gebeurtenissen op het Amerikaanse continent plaatsvonden.

Afbeelding
reizen in Mosiah 7–24

Opmerking: Gedurende hun studie van het boek Mosiah voegen de cursisten meer details aan hun tekening toe. Neem de tekening op het bord dan ook over uit het boek zoals is aangegeven, zodat er voldoende ruimte voor die extra details is. Wijs de cursisten op die extra ruimte voordat ze de tekening overnemen. (De volledige tekening staat in het aanhangsel achterin dit boek.)

Leg uit dat Lehi en zijn familie zich bij aankomst in het beloofde land in het land Nephi vestigden (ook wel het land Lehi-Nephi of het eerste erfland genoemd). Kort na de dood van Lehi gebood de Heer Nephi de wildernis in te vluchten met allen die met hem mee wilden gaan. Het volk van Nephi bleef in het land Nephi wonen, maar ze waren van de volgelingen van Laman en Lemuël afgescheiden. Vele jaren later gebood de Heer een groep Nephieten het land Nephi te ontvluchten. Die groep vestigde zich uiteindelijk in een land dat Zarahemla werd genoemd en dat ten noorden van het land Nephi lag.

Enkele generaties later leidde een man die Zeniff heette een groep Nephieten naar het land Nephi om ‘hun erfland te bezitten’ (zie Omni 1:27–30). Zeniff had deel uitgemaakt van een andere groep die geen land in dat gebied had weten te bemachtigen (zie Mosiah 9:1–2). Laat de cursisten een pijl tekenen van Zarahemla naar het land Nephi en erbij zetten ‘Groep Nephieten onder leiding van Zeniff’. Deze groep verliet Zarahemla ongeveer tachtig jaar voordat Mosiah koning werd.

Laat de cursisten nog eens in Mosiah 7:1 kijken wat Mosiah wilde weten. Vraag ze naar hun bevindingen en laat ze daarna Mosiah 7:2–3 lezen en opletten wat Mosiah deed om antwoord op zijn vraag te krijgen. Laat de cursisten nog een pijl tekenen van Zarahemla naar het land Nephi, als aanduiding van de groep die de zoektocht ondernam onder leiding van Ammon, en dat erbij vermelden.

Afbeelding
reizen in Mosiah 7–24

Vat Mosiah 7:4–11 samen met de uitleg dat Ammon de stad vond waar de nakomelingen van Zeniffs volk onder de regering van Zeniffs kleinzoon Limhi woonden. Limhi zag Ammons groep buiten de muren van de stad. Hij dacht dat ze tot de groep goddeloze priesters van zijn overleden vader, koning Noach, behoorden en liet zijn lijfwachten hen grijpen en in de gevangenis opsluiten (zie Mosiah 21:23). Hij ondervroeg hen twee dagen later. Laat de cursisten Mosiah 7:12–15 doorlezen en letten op Limhi’s reactie toen hij vernam wie Ammon was en waar hij vandaan kwam.

  • Waarom was Limhi zo blij dat Ammon uit het land Zarahemla afkomstig was?

Vestig de aandacht weer op het woord treuren op het bord. Vat Mosiah 7:16–19 samen met de uitleg dat koning Limhi zijn volk bijeenriep om Ammon aan hen voor te stellen, om ze de oorzaken van hun ellende uiteen te zetten en om ze te vertellen tot wie ze zich voor hun bevrijding moesten wenden.

Zet het woord oorzaken op het bord onder de definitie van treuren. Vraag enkele cursisten beurtelings een vers uit Mosiah 7:20–28 voor te lezen. Laat de klas zoeken naar zaken die Limhi als oorzaak aanduidde van de beproevingen en ellende van zijn volk. (Het kan nuttig zijn toe te lichten dat de genoemde profeet in Mosiah 7:26 Abinadi is, die tijdens de regering van Limhi’s vader, Noach, door vuur werd omgebracht.) Vraag enkele cursisten na het lezen van de verzen hun bevindingen onder oorzaken op het bord te schrijven.

  • Wat was kennelijk de belangrijkste oorzaak van de ellende van dit volk? (Ongerechtigheid, of zonde.)

Vraag de cursisten Mosiah 7:29–32 door te lezen. Laat ze een zinsnede kiezen waaruit blijkt dat Limhi het verband zag tussen de zonden van het volk en de ellende van het volk. (Leg indien nodig uit dat het woord kaf het omhulsel is dat van het graan overblijft na het dorsen. In Mosiah 7:30 betekent ‘het kaf oogsten’ dat men iets waardeloos verkrijgt.) Vraag enkele cursisten de zinsneden die ze hebben gekozen voor te lezen en toe te lichten.

  • Hoe kan erkenning van de gevolgen van onze zonden ons tot nut zijn?

Vraag een cursist Mosiah 7:33 voor te lezen. Vraag de klas waartoe Limhi zijn volk aanspoorde.

  • Welke beginselen kunnen we van Limhi en zijn volk leren over het effect van de erkenning van en het berouw over onze zonden? (Maak de cursisten bij het zoeken naar waarheden in dit hoofdstuk duidelijk dat onze zonden erkennen en betreuren ons ertoe kan brengen ons voor verlossing tot de Heer te wenden. U kunt dit beginsel eventueel op het bord zetten.)

U kunt de cursisten meer inzicht geven in dit beginsel door ze zich voor te laten stellen dat iemand om wie ze geven spijt heeft van zijn of haar zonden, zich wil bekeren en zich tot de Heer wil wenden, maar niet precies weet hoe dat aan te pakken. Getuig dat Limhi’s raad aan zijn volk in Mosiah 7:33 sleutels bevat om over de ellende en het berouw die met zonde gepaard gaan heen te komen. Vraag de cursisten Mosiah 7:33 door te lezen en te letten op zinsneden die aangeven hoe iemand zich ‘tot de Heer’ kan wenden. (Laat ze die woorden desgewenst markeren.)

Vraag enkele cursisten na voldoende tijd te vertellen welke zinsneden voor hen bijzondere betekenis hebben. Laat elke cursist de betekenis van zijn of haar gekozen zinsnede uitleggen door (1) die in eigen woorden weer te geven of (2) voorbeelden te geven van daden en gedrag van iemand die het beginsel toepast dat in de zinsnede naar voren komt.

Vraag de cursisten te overdenken of ze zonden hebben begaan waarvan ze zich niet bekeerd hebben die voor hen en hun dierbaren ellende en berouw kunnen veroorzaken. Laat de cursisten de volgende vraag in hun Schriftendagboek beantwoorden:

Getuig dat als wij ons met geheel ons hart en verstand tot de Heer wenden, Hij ons zal verlossen van de treurnis die het gevolg is van onze zonden.

Mosiah 8

Ammon hoort van de vierentwintig gouden platen en vertelt Limhi over een ziener die de graveersels ervan kan vertalen

Vraag twee cursisten naar voren te komen. Blinddoek een van de cursisten en spreid boeken, vellen papier en andere ongevaarlijke voorwerpen over de vloer in het lokaal uit. Laat de tweede cursist mondelinge aanwijzingen geven aan de eerste cursist om de andere kant van het lokaal te bereiken zonder de voorwerpen op de vloer te raken. Blinddoek vervolgens de tweede cursist. Verplaats de voorwerpen op de vloer en laat de eerste cursist aanwijzingen geven. Deze keer negeert de geblinddoekte cursist opzettelijk de aanwijzingen. (Zeg vooraf ongemerkt tegen die cursist dat hij of zij de aanwijzingen moet negeren.)

  • Waarom is het waardevol om naar iemand te luisteren die dingen kan zien die wij niet zien?

Vat Mosiah 8:5–12 samen met de uitleg dat Limhi een expeditie op touw had gezet om hulp uit Zarahemla te verkrijgen voordat Ammon aankwam. De groep verdwaalde in de wildernis en vond niet Zarahemla, maar de overblijfselen van een verloren beschaving. Daar ontdekten ze vierentwintig gouden platen met graveersels erop. (U moet wellicht uitleggen dat de ruïnes die Limhi’s mensen aantroffen het enige was dat van de Jareditische beschaving was overgebleven. Een kroniek van de Jaredieten, ontleend aan de vierentwintig gouden platen, is als het boek Ether in het Boek van Mormon opgenomen.) Voeg deze reis aan de tekening op het bord toe volgens de illustratie op deze pagina. Laat de cursisten dat ook in hun tekening doen. Leg uit dat koning Limhi de geschriften wilde begrijpen die op de vierentwintig platen waren gegraveerd. Hij vroeg of Ammon iemand kende die ze zou kunnen vertalen.

Afbeelding
reizen in Mosiah 7–24

Vraag een cursist Ammons antwoord in Mosiah 8:13–15 voor te lezen. Laat de klas letten op de titel die Ammon gebruikte als aanduiding van iemand die de macht heeft dergelijke kronieken te vertalen. Laat de cursisten Mosiah 8:16–19 doorlezen en nagaan welke gaven een ziener nog meer heeft. Vraag diverse cursisten naar hun bevindingen.

Zet de volgende uitspraak op het bord: De Heer voorziet in profeten, zieners en openbaarders voor het welzijn van het mensdom.

  • Hoeveel zieners zijn er momenteel op aarde? (Vijftien — de leden van het Eerste Presidium en het Quorum der Twaalf Apostelen.)

  • Wat maken profeten, zieners en openbaarders ons zoal bekend? (Als de cursisten moeite hebben met antwoorden, vraag ze dan wat zieners ons hebben bekendgemaakt over onderwerpen als het huwelijk en het gezin, een opleiding, amusement en media, of seksuele reinheid.)

  • Hoe ben je gezegend door hedendaagse profeten, zieners en openbaarders?

U kunt desgewenst vertellen hoe profeten, zieners en openbaarders u tot zegen zijn. Moedig de cursisten aan zelf een recente conferentietoespraak van een lid van het Eerste Presidium of het Quorum der Twaalf Apostelen te lezen en te overdenken, en de raad in die toespraak op te volgen.

Toelichting en achtergrondinformatie

Mosiah 1–29. Historisch overzicht

Een historisch overzicht van het boek Mosiah staat in de inleiding tot het boek Mosiah in dit boek.

Mosiah 8:16. ‘Een ziener [is] een openbaarder […] en ook een profeet’

Ouderling John A. Widtsoe van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft de betekenis van de titel ‘profeet, ziener en openbaarder’ toegelicht:

‘De drie afzonderlijke titels in de algemene titel hebben in de volksmond min of meer dezelfde betekenis, maar er zijn verschillen die belangrijk genoeg zijn om hun gebruik te rechtvaardigen.

‘Een profeet is een leraar. Dat is de wezenlijke betekenis van het woord. Hij verkondigt de waarheid, het evangelie, door de Heer aan de mens geopenbaard. En onder inspiratie legt hij alles aan de mens uit. Hij is een uitlegger van waarheid. Hij toont ons bovendien dat de weg naar geluk gehoorzaamheid aan Gods wetten is. Hij roept tot bekering wie van de waarheid afdwalen. Hij zet zich heldhaftig in om de doeleinden van de Heer met betrekking tot de mensheid te verwezenlijken. Het doel van zijn leven is het hooghouden van het heilsplan van de Heer. Dit alles doet hij door nauw met de Heer in contact te staan, tot hij “vol van kracht, van de Geest des Heren” is. (Micha 3:8; zie ook LV 20:26; 34:10; 43:16) […]

‘In de loop van de tijd heeft het woord “profeet”, wellicht voornamelijk, de betekenis gekregen van iemand die openbaringen en aanwijzingen van de Heer ontvangt. De voornaamste taak die een profeet volgens deze misvatting zou hebben, is het voorzeggen van komende gebeurtenissen, het uiten van profetieën, hetgeen slechts een van de verscheidene profetische functies is.

‘In de zin dat een profeet iemand is die openbaringen van de Heer ontvangt, zijn de titels “ziener en openbaarder” niet meer dan een versterking van de grotere en inclusieve betekenis van de titel “profeet”. Er schuilt echter veel wijsheid in de specifieke verklaring van de functies van de profeet als ziener en openbaarder, zoals dat in de conferenties van de kerk gebeurt.

‘Een profeet ontvangt ook openbaringen van de Heer. Die kunnen uitleggingen van reeds ontvangen waarheden zijn of nieuwe waarheden waarover de mens nog niet beschikte. Dergelijke openbaringen vallen altijd binnen de officiële positie die wordt bekleed. Het lagere ambt ontvangt geen openbaringen voor het hogere ambt.

‘Een ziener is iemand die met geestelijke ogen kan zien. Hij begrijpt de betekenis van wat voor anderen onduidelijk is; daarom is hij iemand die de eeuwige waarheid vertaalt en verduidelijkt. Hij ziet de toekomst vanuit het verleden en het heden. Dat doet hij door de macht van de Heer, die rechtstreeks door hem werkzaam is, of indirect met behulp van goddelijke werktuigen zoals de Urim en Tummim. Kortom, hij is iemand die ziet, die met open ogen in het licht van de Heer wandelt. (Boek van Mormon, Mosiah 8:15–17)

‘Een openbaarder maakt met de hulp van de Heer iets bekend dat nog niet bekend was. Dat kan nieuwe of vergeten waarheid zijn, of een nieuwe of vergeten toepassing van bekende waarheid. De openbaarder werkt altijd met waarheid, zekere waarheid (zie LV 100:11), en die wordt altijd met goddelijke toestemming gegeven. Maar de openbaarder wordt altijd geacht zo te hebben geleefd en zich zo te hebben gedragen dat hij is afgestemd op of in harmonie is met de goddelijke geest van openbaring, de geest van waarheid. Aldus is hij in staat om goddelijke boodschappen te ontvangen.

‘Samengevat: een profeet is een leraar van waarheid die bekend is; een ziener is een waarnemer van waarheid die verborgen is; een openbaarder is een verkondiger van waarheid die nieuw is. In de breedste zin, de meest gangbare zin, omvat de titel profeet de andere titels, die de profeet tot een leraar, waarnemer en verkondiger van waarheid maakt.’ (Evidences and Reconciliations, G. Homer Durham, 3 delen in 1 [1960], pp. 257–258; cursivering toegevoegd.)

Mosiah 8:17. ‘Een ziener kan weten van dingen […] die zullen komen’

President Boyd K. Packer van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft een voorbeeld gegeven van hoe hedendaagse profeten, zieners en openbaarders als ziener hebben gefungeerd:

‘De Schriften noemen de profeten “wachters op de toren” die “de vijand [zien] terwijl die nog veraf [is]” en die ook dingen zien “die niet zichtbaar [zijn] voor het natuurlijke oog; [want] een ziener heeft de Heer verwekt voor zijn volk”.

‘De algemene autoriteiten hebben ons [vele jaren geleden] gewaarschuwd voor het uiteenvallen van het gezin en ons opgeroepen om ons voor te bereiden. […] Het Eerste Presidium voerde de wekelijkse gezinsavond in. […] De ouders werden voorzien van uitstekende hulpmiddelen om hun kinderen te onderwijzen en kregen de belofte dat de getrouwen gezegend zouden worden.

Hoewel de leerstellingen en de geopenbaarde organisatie van de kerk onveranderd bleven, zijn de verschillende onderdelen van de kerk toegesneden op hun onderlinge betrekkingen en hun relatie tot het gezin. […] Het hele leerplan van de kerk is aangepast en gebaseerd op de Schriften. […] Jaren zijn er besteed aan de voorbereiding van een nieuwe Engelse uitgave van de Bijbel, het Boek van Mormon, de Leer en Verbonden en de Parel van grote waarde. […]

‘We kunnen ons nauwelijks voorstellen wat het zou betekenen als we nu pas reageerden op die nieuwe, afschuwelijke opvattingen over het gezin. Dat is niet het geval. We denken niet paniekachtig na over wat we moeten doen. Want we weten wat we moeten doen en waarin we moeten onderwijzen.[…]

‘Onze koers hebben we niet zelf uitgestippeld. Het heilsplan, of het grote plan van geluk, is aan ons geopenbaard en de profeten en apostelen blijven openbaringen ontvangen naarmate de kerk en haar leden daar behoefte aan hebben.’ (Zie ‘De vader en het gezin’, De Ster, juli 1994, p. 17.)