Bibliotheek
Les 158: Moroni 9


Les 158

Moroni 9

Inleiding

In zijn laatste opgetekende brief aan zijn zoon Moroni treurde Mormon over de goddeloze toestand onder de Nephieten. Hij spoorde Moroni aan ijverig te arbeiden om de Nephieten tot bekering aan te zetten. Mormon schreef ook over de ellende van het volk ten gevolge van hun goddeloosheid. Ondanks de verdorven toestand van zijn volk moedigde hij Moroni aan om getrouw te zijn in Jezus Christus en hoop te hebben in de belofte van het eeuwige leven.

Onderwijstips

Moroni 9:1–20

Mormon betreurt de goddeloosheid van de Nephieten en de Lamanieten

Vraag de cursisten of ze weleens geprobeerd hebben iemand te helpen die daar niets van wilde weten.

  • Hoe zouden sommige mensen reageren als hun goede bedoelingen herhaaldelijk worden afgewezen door de mensen die ze proberen te helpen?

Leg uit dat Moroni 9 een brief van de profeet Mormon aan zijn zoon Moroni is. Laat ze erop letten hoe Mormon zijn zoon aanmoedigde.

Laat een cursist Moroni 9:1 voorlezen. Laat de klas meelezen en letten op het woord waarmee Mormon de situatie van de Nephieten beschreef. Leg na hun antwoord eventueel uit dat het woord smartelijk betekent dat iets zeer pijnlijk, verontrustend of triest is.

Zet de volgende tekstverwijzingen op het bord: Moroni 9:2–5; Moroni 9:7–10; Moroni 9:16–19. Deel de klas op in drie groepen. Laat elke groep een van de Schriftteksten op het bord lezen en letten op de smartelijke dingen die Mormon beschreef. Vraag een cursist uit elke groep verslag te doen van hun bevindingen. (Als de cursisten die Moroni 9:2–5 hebben gelezen het niet over toorn hebben, kunt u wellicht toelichten dat toorn een grote rol speelde in de afgrijselijke gebeurtenissen die Mormon beschreef.)

Vraag enkele cursisten beurtelings een of meer verzen uit Moroni 9:11–15, 20 voor te lezen. Laat de cursisten opzoeken waarom Mormon treurde om de situatie van zijn volk. Help de cursisten deze verzen aan de hand van de volgende vragen te analyseren:

  • Wat betekent het om ‘zonder beschaving’ te zijn? (Moroni 9:11.) (Je onbeschaafd gedragen — grof en zonder rem; geen respect hebben voor anderen; lak hebben aan wetten en regels in de samenleving.)

  • Wat betekent het om ‘beginselloos’ te zijn? (Moroni 9:20.) (Leven zonder normen en de geboden van God als niets achten.)

  • Wat betekent het om ‘geen gevoel’ meer te hebben? (Moroni 9:20.) (Je hart verstokken tegen de Geest van de Heer en het licht van Christus, en goed niet van kwaad onderscheiden.)

  • Welke bewijzen zie je tegenwoordig dat sommige mensen zonder beschaving, beginselloos en gevoelloos zijn?

U kunt er wellicht op wijzen dat Mormon zei dat zijn volk in slechts enkele jaren tot deze toestand van goddeloosheid was vervallen (zie Moroni 9:12).

Leg uit dat Mormon, net als de profeet Ether van de Jareditische natie, getuige was van de toorn en goddeloosheid die het volk in hun greep hadden. Laat een cursist Moroni 9:4 voorlezen. Vraag de klas mee te lezen en op te letten wat Mormon voor de Nephieten vreesde. (Hij vreesde dat ‘de Geest des Heren [was] opgehouden op hen in te werken’.)

  • Mormon schreef dat hij ‘voortdurend onder hen’ arbeidde. Waarom zou Mormon, of een kerkleider in deze tijd, blijven arbeiden onder mensen die kwaad worden of hun hart tegen het woord van God verstokken?

Zet de volgende waarheid op het bord: We moeten ijverig in dienst van God arbeiden, ook als de mensen die we dienen niet positief reageren. Leg uit dat dit ook geldt wanneer de mensen die we dienen zich aan ernstige zonden schuldig maken. Laat een cursist Moroni 9:6 voorlezen. Vraag de klas mee te lezen en na te gaan waarom we ijverig in dienst van God moeten arbeiden, ook als de mensen die we dienen niet positief reageren. Vraag de cursisten naar hun bevindingen en leg ze daarna de volgende situaties voor (of bedenk er zelf een paar) om ze te laten overwegen hoe ze die waarheid zelf kunnen toepassen. Vraag een of meer cursisten uit te leggen hoe ze de waarheid op het bord in elke genoemde situatie kunnen toepassen.

  1. Als presidente van je jongevrouwenklas ben je verantwoordelijk voor vijf andere jongevrouwen in je wijk. Een van die jongevrouwen is al meer dan een jaar niet in de kerk of op activiteiten geweest. Je hebt haar de afgelopen drie maanden steeds persoonlijk uitgenodigd, maar ze is nog steeds niet in de kerk of op een activiteit geweest.

  2. Als huisonderwijzer werk je ijverig om elk van je toegewezen gezinnen te dienen. De afgelopen paar maanden krijg je echter geen contact met een van die gezinnen of ze doen de deur niet open wanneer je langskomt.

  3. Je krijgt het gevoel een goede vriend uit te nodigen om met de zendelingen te spreken. Hij slaat je uitnodiging af, maar je blijft het gevoel houden dat je hem weer moet vragen.

Lees de volgende uitspraak voor van president Henry B. Eyring van het Eerste Presidium. Hij moedigt ons aan om te blijven arbeiden onder Gods kinderen. Laat de cursisten letten op iets wat ze motiveert ijverig te arbeiden om anderen te helpen.

Afbeelding
President Henry B. Eyring

‘Het is een verbond dat we met God sluiten om al zijn geboden te onderhouden en ons dienstbaar te maken zoals Hij dat zou doen als Hij persoonlijk aanwezig was. Als we zo goed mogelijk naar die norm leven, ontwikkelen we de nodige kracht om tot het einde toe te volharden.

‘Goede priesterschapstrainers hebben me laten zien hoe ik die kracht kan ontwikkelen, namelijk door er een gewoonte van te maken om de vermoeidheid en de angst af te schudden waardoor we overwegen het op te geven. De grote mentoren van de Heer hebben me laten zien dat de geestelijke kracht om vol te houden ontstaat als je voorbij het punt gaat waarop anderen het welletjes zouden vinden. […]

‘[…] Ik beloof u dat als u alles doet wat in uw vermogen ligt, God uw kracht en uw wijsheid zal vergroten.’ (‘Voorbereiding in het priesterschap: “Ik heb je hulp nodig”’, Liahona, november 2011, pp. 58–59.)

  • Wat vertelde president Eyring waardoor je gemotiveerd wordt om ijverig in dienst van de Heer te arbeiden, ongeacht de reactie op je inspanningen?

Lees het volgende verhaal voor van ouderling Mervyn B. Arnold van de Zeventig over een priesterschapsleider die zich ijverig voor een jongeman inspande ook toen hij herhaaldelijk nul op het rekest kreeg. Laat de cursisten opletten wat de jongeman uiteindelijk in zijn priesterschapsleider zag.

‘Als lid van het gemeentepresidium in Fortaleza (Brazilië) bedacht broeder Marques met de andere priesterschapsleiders een plan om de minderactieve leden in zijn gemeente te heractiveren. Een van de minderactieven was de jongeman Fernando Araujo. Ik sprak onlangs met Fernando en hij vertelde me het volgende:

‘“Ik ging aan surfwedstrijden op zondagochtend meedoen en ging niet meer naar de kerk. Op een zondagochtend stond broeder Marques aan de deur en vroeg aan mijn moeder, die geen lid van de kerk was, of hij met me mocht praten. Toen ze zei dat ik nog sliep, vroeg hij of hij me wakker mocht maken. Hij zei: ‘Fernando, je komt te laat in de kerk!’ Hij luisterde niet naar mijn excuses en nam me mee naar de kerk.”

‘“De volgende zondag gebeurde hetzelfde, dus op de derde zondag besloot ik vroeg te vertrekken, zodat ik hem kon vermijden. Toen ik het tuinhekje opendeed, zag ik dat hij in zijn auto de Schriften zat te lezen. Toen hij me zag, zei hij: ‘Goed! Je bent vroeg op. Vandaag gaan we een andere jongeman bezoeken!’ Ik begon over mijn keuzevrijheid, maar hij zei: ‘Daar hebben we het later wel over.’”

‘“Na acht zondagen was ik nog steeds niet van hem af, dus besloot ik bij een vriend te logeren. Ik was de volgende ochtend aan het strand toen ik een man in een pak met een stropdas op me af zag komen. Toen ik zag dat het broeder Marques was, rende ik het water in. Plotseling voelde ik een hand op mijn schouder. Het was broeder Marques, die tot aan zijn borst in het water stond! Hij nam me bij de hand en zei: ‘Je bent laat! Kom, we gaan.’ Toen ik protesteerde dat ik geen gepaste kleren bij me had, antwoordde hij: ‘Die liggen in de auto.’”

‘“Toen we die dag uit het water kwamen, was ik onder de indruk van de oprechte liefde en zorg van broeder Marques. […] Broeder Marques gaf me niet alleen een lift naar de kerk — het quorum zorgde ervoor dat ik actief bleef. Ze organiseerden activiteiten waardoor ik me belangrijk en gewenst voelde. Ik kreeg een roeping en de quorumleden werden mijn vrienden.”’ (‘Versterk uw broeders’, Liahona, mei 2004, pp. 46–47.)

Leg uit dat we als lid van de kerk allemaal belangrijke werken in dit leven te vervullen hebben. Het voorbeeld van Mormon, Moroni en broeder Marques kan ons bij dat werk aanmoedigen als we ontmoedigd raken of afgewezen worden door de mensen die we willen dienen en helpen.

Moroni 9:21–26

Mormon moedigt Moroni aan om getrouw te zijn

Vraag de cursisten naar recente gebeurtenissen in hun omgeving of land of in de wereld waardoor mensen ontmoedigd kunnen raken.

Laat de cursisten Moroni 9:21–22, 25–26 doorlezen. Vraag ze te letten op Mormons raad aan Moroni over wat hij in zijn ontmoedigende omstandigheden behoorde te doen. Stel de volgende vragen om de cursisten deze verzen te helpen analyseren:

  • Uit welke woorden in deze verzen blijken de gevoelens van Mormon voor zijn zoon Moroni?

  • Wat zou Moroni volgens Mormon ‘voor eeuwig [moeten] bijblijven’? (Moroni 9:25.) Wat kunnen we aan de Heiland en zijn verzoening hebben als we ontmoedigd zijn of door goddeloosheid omringd worden?

  • Hoe moeten we volgens deze verzen op de moeilijkheden en goddeloosheid om ons heen reageren? (De strekking van de antwoorden van de cursisten dient het volgende te omvatten: Als we getrouw zijn in Jezus Christus, zal Hij ons verheffen, zelfs wanneer we door moeilijkheden en goddeloosheid omringd worden. Zet dit beginsel desgewenst op het bord en moedig de cursisten aan het in hun Schriften te noteren.)

  • Uit wat voor ervaringen in je eigen leven of dat van anderen blijkt dat dit beginsel waar is?

Moedig de cursisten aan te overwegen hoe zij getrouwer en Jezus Christus meer indachtig kunnen zijn, zelfs wanneer ze ontmoedigd zijn of door goddeloosheid omringd worden. Getuig van de kracht die u hebt ontvangen door getrouw in Jezus Christus te zijn.

Toelichting en achtergrondinformatie

Moroni 9:18–20. ‘Geen gevoel meer hebben’

Mormon legde aan zijn zoon Moroni uit dat hun volk ‘beginselloos [was] en geen gevoel meer [had]’ (Moroni 9:20). Ouderling Neal A. Maxwell van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft gezegd dat het negeren van de ingevingen van de Heilige Geest en ongehoorzaamheid aan Gods geboden tot die toestand kunnen leiden:

‘Ons vermogen om te voelen beheerst ons gedrag op vele manieren. Als wij geen gehoor geven aan een ingeving of gevoel om goed te doen, breken wij dat vermogen om te voelen af. Jezus’ opmerkelijke gevoeligheid voor de behoeften van de mensen om Hem heen zorgde ervoor dat Hij in actie kwam.

‘Aan het andere uiteinde van het geestelijke spectrum bevinden zich mensen zoals Nephi’s dwalende broers. Nephi merkte hun toenemende ongevoeligheid voor geestelijke zaken op: “[God] heeft met de stem van een zachte stilte tot u gesproken, maar gij waart gevoelloos geworden, zodat gij zijn woorden niet hebt kunnen voelen” (1 Nephi 17:45).

‘Als wij ons met zonde overladen, raakt onze geestelijke antenne buiten werking en zijn we niet meer bereikbaar. Dat kan met een hele beschaving gebeuren. Mormon schreef met droefheid aan zijn zoon Moroni over de ontaarding van de Nephitische samenleving. De symptomen van goddeloosheid waren zo afgrijselijk dat Mormon van zijn volk zei dat ze “geen gevoel meer” hadden (Moroni 9:20). De apostel Paulus betreurde de destructieve losbandigheid van de kerkleden in Efeze omdat zij zo ongevoelig waren geworden door hun uitspattingen als was hun een “verdoving” toegediend (Efeziërs 4:19). Een van seks doorspekte maatschappij kan niet werkelijk de behoeften van haar lijdende leden aanvoelen; men ontwikkelt niet meer de liefde die begaan is met anderen, maar gaat volkomen op in zelfzuchtig eigenbelang. Ongevoeligheid voor de aansporingen van Gods stem van een zachte stilte betekent ook dat we oren hebben maar niet kunnen horen, niet alleen de influisteringen van God, maar ook de smeekbeden van onze naasten.’ (A Time to Choose [1972], pp. 59–60.)

President Boyd K. Packer van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft ons gewaarschuwd voor nog een hedendaagse, toenemende trend die het verlies van de Geest in de hand werkt:

‘De wereld wordt steeds luidruchtiger. Kleding, uiterlijke verzorging en gedrag worden steeds vrijer, slordiger en onverzorgder. Wilde muziek, die met obscene teksten uit de boxen dreunt, terwijl lampen met psychedelische kleuren flitsen, kenmerkt de drugscultuur. Variaties op deze dingen worden steeds algemener aanvaard en beïnvloeden onze jeugd. […]

‘Deze mode van meer lawaai, meer opwinding, meer conflicten, minder beheersing, minder waardigheid en minder formaliteit is niet toevallig noch onschuldig.

‘Tijdens een militaire invasie is het eerste bevel van de commandant altijd om de communicatielijnen van de tegenstander te storen.

‘Oneerbiedigheid past uitstekend bij de doelstellingen van de tegenstander om de gevoelige kanalen van openbaring in zowel de geest als het verstand te storen.’ (Zie ‘Eerbied bevordert openbaring’, De Ster, januari 1992, p. 19.)