Bibliotheek
Les 133: 3 Nephi 27


Les 133

3 Nephi 27

Inleiding

Kort na de bediening van de Heiland onder de Nephieten waren de twaalf pas geroepen Nephitische discipelen in machtig gebed en vasten bijeenvergaderd. Jezus Christus verscheen aan hen en gaf hun antwoord op hun vraag aangaande de naam waarmee zij de kerk moesten aanduiden. Hij onderwees ze in zijn evangelie en gebood ze te zijn zoals Hij is.

Onderwijstips

3 Nephi 27:1–12

Jezus Christus leert de twaalf discipelen dat zijn kerk met zijn naam aangeduid moet worden

Deel de klas op in groepjes van drie of vier. Als uw klas klein is, kunt u de cursisten alleen laten werken. Laat elk groepje (of elke persoon) zich voorstellen dat ze een nieuwe club of een sportteam gaan beginnen. Laat elk groepje besluiten wat voor soort club of sportteam ze gaan vormen, bijvoorbeeld een scheikundeclub of voetbalteam, en er dan een naam voor te kiezen. Laat elk groepje hun naam op een blaadje schrijven. Neem de blaadjes van de groepjes vervolgens in. (Houd de activiteit kort. Deze activiteit mag niet teveel tijd opslokken of de aandacht van de leerstellingen en beginselen in 3 Nephi 27 wegnemen.)

Lees de naam op elk blaadje voor. Laat de klas na elke naam die u voorleest raden om wat voor soort club of team het gaat.

  • Wat zegt de naam mogelijk over een organisatie en de mensen die er deel van uitmaken?

Leg uit dat kort na Jezus Christus’ bezoek aan de Nephieten zijn twaalf Nephitische discipelen in gebed en vasten verenigd waren (zie 3 Nephi 27:1). Vraag enkele cursisten beurtelings een vers uit 3 Nephi 27:2–7 voor te lezen. Laat de klas meelezen en letten op de vraag van de discipelen en het antwoord van de Heiland.

  • Hoe moest de kerk volgens de Heiland worden aangeduid?

  • Welke redenen gaf Hij om de kerk met zijn eigen naam aan te duiden?

Laat de cursisten 3 Nephi 27:8–12 doorlezen en opzoeken hoe de Heiland zijn ware kerk beschrijft. Zet tijdens het lezen de volgende onvolledige uitspraak op het bord:

De ware kerk van Jezus Christus moet …

Als de cursisten genoeg tijd hebben gehad om de verzen te bestuderen, vraagt u hoe ze de zin op het bord zouden afmaken op basis van wat ze gelezen hebben. (De cursisten dienen de volgende waarheid te verwoorden: De ware kerk van Jezus Christus moet met zijn naam worden aangeduid en op zijn evangelie zijn gebouwd.)

  • Waarom is het belangrijk dat de kerk van de Heiland met zijn naam wordt aangeduid?

  • Wat denk je dat het betekent dat de kerk ‘op [z]ijn evangelie is gebouwd’? (3 Nephi 27:10). Waarom is het belangrijk dat de kerk op zijn evangelie is gebouwd en niet op de werken van mensen?

Vraag de cursisten de volgende zin in hun aantekenschrift of Schriftendagboek aan te vullen: ‘Mijn lidmaatschap in de kerk van Jezus Christus is belangrijk voor mij omdat …’

3 Nephi 27:13–22

Jezus Christus omschrijft zijn evangelie en zet uiteen wat we moeten doen om onschuldig voor Hem en zijn Vader te staan

Laat de cursisten nagaan hoe ze zich voelden toen ze eens op iets verkeerds werden betrapt. (Laat ze die ervaring voor zich houden.) Vraag ze zich daarna voor te stellen hoe het zal zijn om voor de Heer te staan om geoordeeld te worden. Laat ze over de volgende vraag nadenken:

  • Hoe zul je je voor de Heer voelen als je schuldig bent aan zonde?

Leg uit dat het woord evangelie ‘goed nieuws’ betekent. Vraag enkele cursisten beurtelings een vers uit 3 Nephi 27:13–16 voor te lezen en vraag de klas het goede nieuws in deze verzen op te zoeken. Vraag ze ook hoe dit goede nieuws betrekking heeft op de dag waarop we voor God zullen staan om geoordeeld te worden.

  • De Heiland getuigde dat Hij in de wereld is gekomen om de wil van zijn Vader te doen. Waartoe heeft onze hemelse Vader Jezus Christus volgens 3 Nephi 27:14 naar de wereld gezonden?

  • Wat is volgens 3 Nephi 27:13–14 het fundament van het evangelie? (De strekking van de woorden van de cursisten dient de volgende waarheid te omvatten: Het fundament van het evangelie is dat Jezus Christus de wil van zijn Vader deed en de verzoening tot stand bracht. U kunt de cursisten laten overwegen deze waarheid naast 3 Nephi 27:13–14 in hun Schriften te noteren.)

  • Wat zal er met de hele mensheid gebeuren omdat de Heiland de wil van de Vader heeft vervuld? (Wij zullen allemaal worden verhoogd om voor Hem te staan en naar onze werken te worden geoordeeld.)

Laat de cursisten 3 Nephi 27:16 doornemen en zoeken naar werken die we moeten doen om alle zegeningen van de verzoening te ontvangen en ons op het oordeel voor te bereiden. Vraag de cursisten naar hun bevindingen. Laat een cursist hun antwoorden op het bord schrijven.

  • Welke zegeningen zijn er volgens dit vers weggelegd voor wie zich bekeren, zich laten dopen en tot het einde volharden? (In de antwoorden van de cursisten dient de volgende waarheid naar voren te komen: Als we ons bekeren, ons laten dopen en tot het einde volharden, zullen we onschuldig voor God staan wanneer we geoordeeld worden.)

Laat een cursist 3 Nephi 27:17–19 voorlezen. Vraag de klas mee te lezen en op te letten wat er zal gebeuren met wie zich niet bekeren of tot het einde volharden.

  • Waarom hebben alle kinderen van onze hemelse Vader volgens wat je gelezen hebt de verzoening van Jezus Christus nodig?

  • Welk goede nieuws is er voor ons als we eraan denken dat we voor de Heer komen te staan om geoordeeld te worden?

Laat een cursist het volgende citaat van ouderling Jeffrey R. Holland van het Quorum der Twaalf Apostelen voorlezen:

Afbeelding
Ouderling Jeffrey R. Holland

‘Het “goede nieuws” [is] dat aan dood en hel ontkomen [kan] worden, dat fouten en zonden overwonnen [kunnen] worden, dat er hoop [is], dat er hulp [is], dat het onoplosbare opgelost [is], dat de vijand verslagen [is]. Het goede nieuws [is] dat ieders graf op een dag leeg [zal] zijn, dat ieders ziel wederom rein [kan] zijn, dat ieder kind van God weer [kan] terugkeren naar de Vader die hem het leven heeft geschonken.’ (‘Missionary Work and the Atonement’, Ensign, maart 2001, pp. 8, 10.)

Laat een cursist 3 Nephi 27:20–21 voorlezen en vraag de klas naar de uitnodiging van de Heiland aan ons te zoeken.

  • Waartoe nodigt de Heiland ons in deze verzen uit?

Help de cursisten na te denken over hoe ze tegenover die uitnodiging staan door ze de volgende vragen in hun aantekenschrift of Schriftendagboek te laten beantwoorden. (U kunt deze vragen vóór de les op het bord zetten of ze langzaam voorlezen zodat de cursisten ze over kunnen nemen.)

  • Waarom wil de Heiland dat je je bekeert en tot Hem komt?

  • In welke opzichten neem je de uitnodiging van de Heiland in 3 Nephi 27:20–21 aan?

  • Hoe kunnen wij ons nu voorbereiden om vlekkeloos voor de Heer te staan?

Laat een cursist Leer en Verbonden 76:40–42 voorlezen. Vraag de klas mee te lezen en te letten op aanvullende inzichten waarom het evangelie goed nieuws is. (Laat de cursisten desgewenst LV 76:40–42 naast 3 Nephi 27:13 in hun Schriften noteren.)

Eerder is de les vroeg u de cursisten hoe ze zich voor de Heer zouden voelen als ze schuldig waren aan zonde. Vraag ze op dit punt in de les hoe ze zich voor de Heiland zouden voelen als ze weten dat ze rein zijn gemaakt door zijn verzoening en door gehoorzaamheid aan de beginselen, geboden en verordeningen van het evangelie.

  • Wat zou je op dat moment tegen de Heiland zeggen als dat kon?

  • Hoe zou je op basis van wat je vandaag hebt bestudeerd het goede nieuws van het evangelie van Jezus Christus aan een vriend of vriendin uitleggen?

3 Nephi 27:23–33

Jezus Christus draagt zijn discipelen op om te worden zoals Hij is

Vat 3 Nephi 27:23–26 samen met de uitleg dat de Heiland zijn twaalf Nephitische discipelen instructies gaf en ze in hun taken onderrichtte. Vraag de cursisten 3 Nephi 27:27 door te lezen en te letten op het gebod dat Hij de discipelen gaf om ze helpen hun rol als rechters van het volk te vervullen.

  • Waarom is het belangrijk dat rechters van het volk zoals de Heiland zijn?

Vraag de cursisten 3 Nephi 27:21 door te nemen.

  • Wat gebood de Heiland de discipelen te doen?

  • Wat is het verband tussen de werken van de Heiland doen en worden zoals Hij is?

Terwijl de cursisten deze vraag bespreken, zet u het volgende beginsel op het bord: De Heer verwacht dat zijn discipelen zijn werken doen en worden zoals Hij is.

  • Op welke manieren kunnen we zoal op de Heiland lijken? Welke werken kunnen we zoal doen als we zijn voorbeeld volgen?

  • Hoe ben je zoal gezegend doordat je hebt geprobeerd het voorbeeld van de Heiland te volgen?

Getuig tot slot van de zegeningen die we ontvangen als we ernaar streven om als Jezus Christus te worden.

Toelichting en achtergrondinformatie

3 Nephi 27:8. De naam van de kerk

Het Eerste Presidium heeft verklaard:

‘Het [is] in toenemende mate van belang dat wij bij de verkondiging van de naam van de Heiland in de hele wereld de geopenbaarde naam, De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen (zie LV 115:4), gebruiken. Daarom verzoeken wij u om de kerk zo mogelijk bij haar volledige naam te noemen.’ (Brief van het Eerste Presidium, 23 februari 2001.)

President Harold B. Lee heeft gezegd:

‘Toen Hij [de Heer] de naam openbaarde waarmee de kerk aangeduid moest worden, gebruikte Hij enkele belangwekkende woorden. Hij zei: “Want aldus zal mijn kerk in de laatste dagen heten, ja, De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen.” (LV 115:4).

‘Het woord de is veelzeggend: niet alleen maar Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen, want met “De Kerk” onderscheiden we haar als de enige ware kerk op het oppervlak der aarde. Hij zei niet Mormoonse Kerk; hij zei niet HLD Kerk, maar de duidelijke, ferme, ondubbelzinnige woorden: “ja, De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen.”’ (‘The Way to Eternal Life’, Ensign, november 1971, p. 13.)

3 Nephi 27:13–21. Het evangelie van Jezus Christus

De profeet Joseph Smith heeft de centrale boodschap van het evangelie van Jezus Christus toegelicht:

‘De fundamentele beginselen van onze godsdienst zijn het getuigenis van de apostelen en profeten aangaande Jezus Christus, dat Hij is gestorven, is begraven, ten derden dage is herrezen en ten hemel is opgevaren. Alle andere zaken die verband houden met onze godsdienst zijn hier slechts een aanhangsel van.’ (Zie Leringen van kerkpresidenten: Joseph Smith [2007], p. 53.)

Ouderling Russell M. Nelson van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft gezegd:

‘Het woord evangelie betekent “goed nieuws”. Het goede nieuws is de Heer Jezus Christus en zijn boodschap van heil. [Zie Bible Dictionary, ‘Gospels’, pp. 682–683.] Jezus stelde het evangelie gelijk aan zowel zijn zending als zijn bediening in het sterfelijk leven. Volgens Jezus luidde zijn opdracht:

‘“Dit is het evangelie dat Ik u heb gegeven: dat Ik in de wereld ben gekomen om de wil te doen van mijn Vader, want mijn Vader heeft Mij gezonden.

En mijn Vader heeft Mij gezonden opdat Ik aan het kruis zou worden verhoogd; [3 Nephi 27:13–14.]

‘Wij kennen de zending van de Heiland in het sterfelijk leven als de verzoening.

‘De bediening van de Heiland op aarde omvatte al het andere wat Hij deed — zijn leringen, uitingen van liefde, aandacht voor verordeningen, manier van bidden, doorzettingsvermogen en meer. Hij was ons levende Voorbeeld, wat Hij ook zijn evangelie noemde in een uitspraak die Hij tijdens zijn bediening deed. “Dit is mijn evangelie”, zei hij, “[…] want de werken die gij Mij hebt zien doen, die zult gij eveneens doen.” [3 Nephi 27:21.] En dus maken geloof; bekering; doop door water, vuur en de Heilige Geest; het vergaderen van de uitverkorenen; en volharden tot het einde alle deel uit van het evangelie.’ (‘Oudere zendelingen en het evangelie’, Liahona, november 2004, p. 81.)

3 Nephi 27:27. Als Jezus Christus worden

President Ezra Taft Benson heeft gezegd:

‘De man wiens leven het patroon van de Christus het dichtst benadert, is de grootste en het meest gezegend en vreugdevol. Dat heeft niets te maken met rijkdom, macht of prestige. De enige ware toets van grootheid, gelukzaligheid en vreugde is hoe dicht iemand de Meester, Jezus Christus, in zijn levenswijze kan naderen. Hij is de juiste weg, de volkomen waarheid en het overvloedige leven.’ (‘Jesus Christ — Gifts and Expectations’, [toespraak gehouden aan Brigham Young University, 10 december 1974], p. 1, speeches.byu.edu.)