Bibliotheek
Les 155: Moroni 7:1–19


Les 155

Moroni 7:1–19

Inleiding

Moroni tekende een redevoering op die zijn vader, Mormon, vele jaren eerder had gehouden. Deze les behandelt het eerste gedeelte van de redevoering. Daarin zette Mormon uiteen dat rechtvaardige werken met een oprechte bedoeling gedaan moeten worden en hoe we goed van kwaad kunnen onderscheiden. In les 156 komt de rest van de redevoering aan bod.

Onderwijstips

Moroni 7:1–11

Mormon leert de volgelingen van Jezus Christus dat zij met een oprechte bedoeling goede werken moeten doen

Laat een stuk fruit zien dat er aan de buitenkant goed uitziet.

  • Heb je weleens gemerkt dat een stuk fruit van binnen niet zo goed was als het er van buiten uitzag? (Laat een paar cursisten voorbeelden aanhalen. Vertel desgewenst iets uit eigen ervaring.)

  • In welke opzichten kan iemand net als een stuk fruit zijn dat er van buiten goed uitziet maar van binnen rot is?

Leg uit dat Moroni de woorden van zijn vader, Mormon, optekende over het belang van een oprecht hart en het doen van rechtvaardige werken. Laat een cursist Moroni 7:2–3 voorlezen en vraag de klas tot welke groep Mormon zich richtte. (Hij richtte zich tot leden van de kerk.)

Laat een cursist daarna Moroni 7:4–5 voorlezen. Vraag de klas mee te lezen en vast te stellen hoe Mormon wist dat die mensen ‘vredige volgelingen van Christus’ waren (Moroni 7:3).

Zet de woorden met een oprechte bedoeling op het bord.

  • Wat betekenen die woorden volgens jullie?

Laat een cursist de volgende uitleg van ouderling Dallin H. Oaks van het Quorum der Twaalf Apostelen voorlezen om de cursisten bij hun bespreking te helpen:

Afbeelding
Ouderling Dallin H. Oaks

‘Wij moeten niet alleen het goede doen. We moeten het ook om de juiste redenen doen. De hedendaagse term is goede motivatie. In de Schriften wordt deze juiste mentale houding vaak met de woorden vol voornemen des harten of met een eerlijke bedoeling omschreven.

‘In de Schriften staat duidelijk dat God onze motieven kent en onze daden overeenkomstig zal oordelen.’ (Pure in Heart [1988], p. 15.)

Vraag de cursisten Moroni 7:6–10 door te lezen en te letten op de waarschuwingen van de Heer aan mensen die zonder oprechte bedoeling goede werken doen.

  • Welke waarschuwingen gaf de Heer aan mensen die zonder oprechte bedoeling goede werken doen? (Hij waarschuwde dat hun werken hen niet zouden baten en hun niet als gerechtigheid maar als slecht zouden worden toegerekend.)

  • Welke beginselen kunnen we uit deze verzen leren? (De strekking van de antwoorden van de cursisten dient het volgende beginsel te omvatten: als we voor onze goede werken gezegend willen worden, moeten we ze met een oprechte bedoeling doen.)

  • Waarom is het naast de gewenste zegeningen van de Heer nog meer belangrijk om met een oprechte bedoeling goede werken te doen?

  • Welk verschil heb je opgemerkt toen je met de juiste bedoeling goede werken deed?

Wijs erop dat Mormon ons aanmoedigde om met een oprecht voornemen te bidden (zie Moroni 7:9). Laat een cursist de volgende raad van president Brigham Young voorlezen:

Afbeelding
President Brigham Young

‘Het maakt niet uit of u en ik er wat voor voelen om te bidden: als de tijd komt om te bidden, bid dan. Als we er niets voor voelen om te bidden, moeten we bidden tot we er wél wat voor voelen.’ (Leringen van kerkpresidenten: Brigham Young [1997], p. 45.)

  • Hoe kan onze keuze om te bidden, ook als we er niets voor voelen, er uiteindelijk toe leiden dat we toch met een oprechte bedoeling bidden?

  • Hoe is de raad van president Brigham Young naast bidden op het gehoorzamen van andere geboden toe te passen? (Geef desgewenst het volgende voorbeeld als de cursisten moeite hebben om deze vraag te beantwoorden: sommige mensen gaan wellicht niet met een oprechte bedoeling naar de kerk. Als ze echter naar de kerk blijven gaan en goed proberen mee te doen en te aanbidden, zullen zij ervaringen krijgen waardoor ze het fijn vinden om naar de kerk te gaan. Hun redenen om te gaan veranderen. Ze gaan dan omdat ze er willen zijn — ze willen God aanbidden, hun verbonden hernieuwen en anderen dienen.)

Bereid vóór de les de volgende activiteit voor om de cursisten te helpen Mormons leringen toe te passen over goede werken met een oprechte bedoeling doen: Zorg voor kleine stukjes papier. Schrijf op elk papiertje een gebod. Bijvoorbeeld: vasten, tiende betalen, anderen dienen, Schriftstudie, ouders eren en andere geboden die u nuttig acht om met de cursisten te bespreken. Doe de papiertjes in een bakje.

Laat een cursist tijdens de les naar voren komen. Vraag hem of haar een papiertje te pakken en voor te lezen wat erop staat. Vraag daarna aan de klas:

  1. Hoe zijn jullie gezegend door dit gebod met een eerlijke bedoeling te gehoorzamen?

  2. Hoe kun je dit gebod met een eerlijke bedoeling gehoorzamen?

Herhaal deze activiteit een paar keer.

Overweeg daarna over een ervaring te vertellen die u hebt gehad toen u een gebod van God met een eerlijke bedoeling gehoorzaamde.

Moroni 7:12–19

Mormon zet uiteen hoe we kunnen oordelen tussen goed en kwaad

Leg uit dat Jesaja profeteerde dat sommige mensen in de laatste dagen het kwade goed en het goede kwaad zouden noemen (zie Jesaja 5:20; 2 Nephi 15:20).

  • Wat zijn enkele voorbeelden van het kwade goed en het goede kwaad noemen?

  • Waarom is het belangrijk om goed en kwaad niet door elkaar te halen?

Vraag enkele cursisten beurtelings een of meer verzen uit Moroni 7:12–17 voor te lezen. Vraag de klas mee te lezen en te letten op beginselen die ons helpen goed van kwaad te onderscheiden. U kunt de cursisten aanmoedigen om zinsneden te markeren die voor hen bijzondere betekenis hebben. Laat de cursisten vertellen wat ze gevonden hebben door de volgende vragen te stellen:

  • Hoe kunnen wij weten of iets van God komt? (De cursisten dienen de volgende waarheid te benoemen: Wat van God is, nodigt ons uit om goed te doen, in Jezus Christus te geloven en God lief te hebben en te dienen.)

  • Hoe kunnen wij weten of iets van de duivel komt? (De cursisten dienen de volgende waarheid te benoemen: Alles wat ons overreedt om kwaad te doen, Jezus Christus te verloochenen of God te bestrijden, komt van de duivel.)

  • Wat zijn enkele manieren waarop God ons uitnodigt en aanmoedigt om voortdurend goed te doen?

  • Hoe verlokt de duivel ons tot zonde?

Laat de cursisten hun favoriete tv-programma’s, films, liedjes, muziekgroepen, websites, apps, videospelletjes of persoonlijke bezittingen opsommen met het oog op Mormons leringen aangaande het onderscheid tussen goed en kwaad. (U kunt dit lijstje indien nodig aan de behoeften en interesses van de cursisten aanpassen.) Geef de cursisten voldoende tijd en vraag ze hun lijstje daarna aan de kant te leggen. Zeg dat ze over een paar minuten nader op hun lijstje zullen ingaan.

  • Wat is volgens Moroni 7:16 aan ieder mens gegeven om goed van kwaad te onderscheiden?

Leg uit dat de Geest van Christus ook wel het licht van Christus genoemd wordt (zie Moroni 7:18). Lees de volgende uitspraak voor van president Boyd K. Packer van het Quorum der Twaalf Apostelen om de cursisten het licht van Christus duidelijk te maken:

Afbeelding
President Boyd K. Packer

‘De Heilige Geest en het licht van Christus verschillen van elkaar. […]

‘En of dat innerlijke licht, deze kennis van goed en fout, nu het licht van Christus, moreel besef of geweten wordt genoemd, het kan ons ingeven onze daden te veranderen — tenzij we het onderdrukken of tot zwijgen brengen. […]

‘Iedere man, vrouw en kind in elke natie, van elke gezindte, elk ras — iedereen, waar ze ook leven, wat ze ook geloven en wat ze ook doen — heeft het onvergankelijke licht van Christus in zich.’ (‘Het licht van Christus’, Liahona, april 2005, pp. 8–10.)

  • Hoe kan iemand het licht van Christus in zichzelf onderdrukken of doven?

Laat de cursisten Moroni 7:18–19 doorlezen en opzoeken hoe we volgens Mormon op het licht van Christus in ons dienen te reageren. Vraag de cursisten naar hun bevindingen.

  • Wat betekent het om ‘zorgvuldig onderzoek te doen in het licht van Christus’?

  • Welke beginselen kunnen we uit Moroni 7:19 leren? (Maak de cursisten de volgende beginselen duidelijk: Als we zorgvuldig onderzoek doen in het licht van Christus, kunnen we goed van kwaad onderscheiden. Als wij al het goede aangrijpen, zullen wij een kind van Christus zijn. Kijk eventueel in les 55 in dit boek om de zinsnede ‘kind van Christus’ nader uit te leggen.)

  • Wanneer wilde je weten of iets goed of gepast was? Wat deed je aan ‘zorgvuldig onderzoek’ om te weten of het goed of gepast was?

Vraag de cursisten hun lijstje erbij te pakken dat ze eerder hebben gemaakt. Toon de volgende vragen of lees ze voor en nodig de cursisten bij het formuleren van hun antwoorden uit om ‘zorgvuldig onderzoek te doen in het licht van Christus’ (Moroni 7:19). Raffel deze activiteit niet af. Geef de cursisten voldoende tijd om na te denken en te schrijven. Vertel de cursisten dat u niet zult vragen wat ze hebben opgeschreven.

  • In hoeverre nodigen deze dingen je uit om goed te doen, in Jezus Christus te geloven, God lief te hebben en Hem te dienen?

  • Proberen deze dingen je te overreden om kwaad te doen, niet in Jezus Christus te geloven of God niet meer te dienen?

  • Vind je dat je sommige dingen uit je leven moet bannen? Zo ja, hoe ga je dat dan doen?

Wijs erop dat het soms moeilijk is het goede te doen als we er iets voor moeten opgeven waar we dol op zijn. Stel de volgende vraag om de cursisten te helpen elkaar daarbij te steunen:

  • Welke raad zou je geven om iemand te helpen iets op te geven wat niet goed of gepast is?

Getuig tot slot dat als we het licht van Christus volgen, we kunnen weten wat goed is, Satans misleidingen kunnen vermijden en als volgelingen van Jezus Christus kunnen leven.

Toelichting en achtergrondinformatie

Moroni 7:17. De duivel overreedt geen enkel mens om goed te doen

Ouderling Jeffrey R. Holland van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft gezegd:

‘Satan, Lucifer of de vader der leugen — hoe we hem ook noemen — bestaat echt, het kwaad in eigen persoon. Zijn motieven zijn zonder uitzondering kwaadaardig. […] Hij keert zich eeuwigdurend tegen de liefde van God, de verzoening van Jezus Christus en het werk van vrede en heil. Hij zal er altijd tegen vechten, waar en wanneer hij maar kan. Hij weet dat hij uiteindelijk wordt verslagen en uitgeworpen, maar hij is vastbesloten om zo veel mogelijk anderen mee te sleuren in zijn val.’ (‘Moedig doen wij mee’, Liahona, november 2011, p. 44.)