Muziek
O Betlehem, gij kleine stad


145

O Betlehem, gij kleine stad

Vredig

1. O Betlehem, gij kleine stad,

wat is uw sluimer zoet,

het sterrenheer ziet zwijgend neer

terwijl ’t zijn ronde doet.

Maar in uw donk’re straten

het eeuwig licht verscheen,

de hoop en vrees van alle vlees

zijn thans in u bijeen.

2. Want Christus, als Maria’s Zoon,

kwam need’rig in een stal;

bewaakt door ’t heer uit hoger sfeer

slaapt zacht de God van ’t al.

Bezingt, o morgensterren,

de heilige geboort’,

prijst luide d’eer van God, de Heer,

en vreed’ in ’s mensen oord.

3. Hoe vreedzaam stil, hoe vreedzaam stil

komt ’s hemels heilig Kind!

Zo zendt de Heer zijn zegen neer

tot elk die Hem bemint.

Geen oor hoort Hem ooit komen,

maar in dit rijk des leeds,

waar ’t vroom gemoed Hem blij begroet,

maakt Hij zijn woon nog steeds.

Tekst: naar Phillips Brooks (1835–1893)

Muziek: Lewis H. Redner (1831–1908)

Micha 5:2

Lucas 2:4–16