Boeken en lessen
Hoofdstuk 30: Naastenliefde


Hoofdstuk 30

Naastenliefde

Afbeelding
The Good Samaritan holding up a wounded man's head and giving him a drink. A donkey is in the background.

Wat is naastenliefde?

  • Hoe zou u naastenliefde omschrijven?

Het leven van de Heiland weerspiegelt zijn reine liefde voor alle mensen. Hij heeft zelfs zijn leven voor ons gegeven. Naastenliefde is de reine liefde die onze Heiland Jezus Christus heeft. Hij heeft ons geboden elkaar lief te hebben zoals Hij ons liefheeft. Uit de Schriften leren wij dat naastenliefde voortkomt uit een rein hart (zie 1 Timoteüs 1:5). We hebben reine liefde als we, vanuit ons hart, oprecht bezorgd zijn en mededogen hebben voor al onze broeders en zusters.

Naastenliefde is de grootste van alle deugden

De profeet Mormon zegt: ‘Houdt daarom vast aan de naastenliefde, die het voornaamste van alles is, want alle dingen moeten vergaan — maar de naastenliefde is de reine liefde van Christus en zij houdt eeuwig stand’ (Moroni 7:46–47; zie ook 1 Korintiërs 13; 2 Nephi 26:30; Moroni 7:44–45, 48).

De Heiland heeft ons met zijn leven het voorbeeld gegeven. Hij was de Zoon van God. Zijn liefde was volmaakt en Hij liet ons zien wat liefhebben inhoudt. Met zijn voorbeeld liet Hij ons zien dat de geestelijke en stoffelijke behoeften van onze medemens net zo belangrijk zijn als die van ons. Voordat Hij voor ons stierf, zei Hij:

‘Dit is mijn gebod, dat gij elkander liefhebt, gelijk Ik u heb liefgehad.

‘Niemand heeft grotere liefde, dan dat hij zijn leven inzet voor zijn vrienden.’ (Johannes 15:12–13).

Moroni heeft tegen de Heer gezegd:

‘[Ik herinner mij] dat Gij hebt gezegd de wereld te hebben liefgehad, zozeer dat Gij zelfs uw leven voor de wereld hebt afgelegd. – (…)

‘En nu weet ik dat die liefde die Gij voor de mensenkinderen hebt gekoesterd, naastenliefde is; daarom kunnen de mensen, tenzij zij naastenliefde bezitten, de plaats die Gij in de woningen van uw Vader hebt bereid, niet beërven’ (Ether 12:33–34).

We hoeven wellicht niet, zoals de Heiland, ons leven te geven. Maar we kunnen naastenliefde hebben als we Hem het middelpunt van ons leven maken en zijn voorbeeld en leringen navolgen. Evenals de Heiland kunnen ook wij onze broeders en zusters tot zegen zijn.

  • Waarom is naastenliefde de grootste van alle deugden?

Naastenliefde omvat hulp aan zieken, gekwelden en minderbedeelden

Jezus heeft ons veel leringen in de vorm van verhalen of gelijkenissen gegeven. Uit de gelijkenis van de barmhartige Samaritaan leren we dat we hulp moeten geven aan minderbedeelden, of zij onze vrienden zijn of niet (zie Lucas 10:30–37; zie ook James E. Talmage, Jezus de Christus, 3de druk [1973], pp. 317–319). In deze gelijkenis spreekt Jezus over een man die naar een andere stad reisde. Onderweg werd hij belaagd door rovers. Zij beroofden hem van zijn kleding en geld, en sloegen hem halfdood. Er kwam een priester langs die niets voor hem deed. Vervolgens kwam er een tempeldienaar langs die snel doorliep. Toen kwam er een Samaritaan, veracht door de Joden, voorbij. Toen hij de man zag liggen voelde hij mededogen (zie de afbeelding in dit hoofdstuk). Deze barmhartige Samaritaan knielde bij hem, verzorgde zijn wonden en nam hem op zijn ezel mee naar een herberg. Hij betaalde de herbergier om voor de man te zorgen tot hij hersteld was.

Jezus leerde ons dat we eten aan de hongerige moeten geven, onderdak aan de dakloze en kleding aan de armen. Wanneer wij de zieken en gevangenen bezoeken, is het alsof wij dat in zijn plaats doen. Hij belooft ons dat wij zijn koninkrijk zullen beërven door dat te doen. (Zie Matteüs 25:34–46.)

We moeten niet zelf gaan uitmaken of iemand wel of geen hulp verdient (zie Mosiah 4:16–24). Als we in de behoeften van ons gezin hebben voorzien, moeten we daarna iedereen helpen die hulpbehoevend is. Zo zullen wij als onze Vader in de hemel zijn, die het laat regenen op zowel rechtvaardigen als onrechtvaardigen (zie Matteüs 5:44–45).

President Thomas S. Monson heeft ons erop gewezen dat er mensen zijn die meer nodig hebben dan materiële hulp:

‘Laten we onszelf de vragen stellen: “Heb ik heden iets goeds in de wereld gedaan? Mij waar nood was ter hulpe gegord?” [Heilige lofzangen, nr. 193]. Wat een formule voor geluk! Wat een recept voor tevredenheid, voor gemoedsrust — om dankbaarheid te hebben opgewekt bij een ander mens.

‘Wij hebben onbeperkte kansen om ware geschenken te geven, maar het zijn wel kansen die voorbijgaan. We kunnen harten blij maken. We kunnen vriendelijke woorden spreken. We kunnen geschenken geven. We kunnen goede daden verrichten. We kunnen zielen redden’ (De Ster, januari 2002, p. 69).

  • Hoe zou u de mensen omschrijven die in de gelijkenis van de barmhartige Samaritaan voorbijgingen aan de gewonde man? Hoe zou u de Samaritaan omschrijven? Op welke manieren kunnen wij de boodschap van deze gelijkenis toepassen?

Naastenliefde komt uit het hart

  • Hoe kunnen we mensen liefhebben ondanks hun zonden en fouten?

Zelfs als we hulp geven aan behoeftigen, maar geen mededogen voor hen voelen, hebben we geen naastenliefde (zie 1 Johannes 3:16–17). De apostel Paulus predikte dat we vervuld worden met goede gevoelens voor alle mensen als we naastenliefde hebben. We zijn geduldig en vriendelijk. We zijn niet verwaand of trots, zelfzuchtig of onbeschoft. Als we naastenliefde hebben denken we niet aan noch verheugen we ons in het kwaad dat anderen hebben gedaan. Noch doen we goed uit eigenbelang. In plaats daarvan delen we in de vreugde van wie in de waarheid verblijven. Als we naastenliefde hebben, zijn we loyaal, we zien het goede in anderen en we zijn aardig voor hen. In de Schrift staat: ‘De liefde vergaat nimmermeer.’ (Zie 1 Korintiërs 13:4–8.)

De Heiland heeft ons het voorbeeld gegeven van hoe we met anderen meevoelen en hen behandelen. Hij verfoeide het kwaad, maar Hij hield van zondaars ondanks hun zonden. Hij was begaan met kinderen, ouderen, armen en behoeftigen. Zijn liefde was zo groot dat Hij zijn hemelse Vader kon smeken om de soldaten te vergeven die de spijkers in zijn handen en voeten sloegen (zie Lucas 23:34). Hij leerde ons dat onze hemelse Vader ons niet zal vergeven als wij anderen niet vergeven (zie Matteüs 18:33–35). Hij zei toen: ‘Ik zeg u: Hebt uw vijanden lief en bidt voor wie u vervolgen. (…) Want indien gij liefhebt, die u liefhebben, wat voor loon hebt gij? Doen ook de tollenaars niet hetzelfde?’ (Matteüs 5:44, 46). We moeten leren om met anderen mee te voelen zoals Jezus dat deed.

De deugd van naastenliefde ontplooien

  • Hoe kunnen we ons de naastenliefde eigen maken?

Een manier waarop we menslievender worden is door het leven van Jezus Christus te bestuderen en zijn geboden te onderhouden. We kunnen overdenken hoe Hij in bepaalde situaties handelde en hetzelfde doen als we in dergelijke situaties terechtkomen.

Ten tweede kunnen we, als we hardvochtige gevoelens hebben, bidden om meer naastenliefde. Mormon dringt er bij ons op aan: ‘Bidt tot de Vader met alle kracht van uw hart, dat gij met deze liefde [naastenliefde] — die Hij heeft geschonken aan allen die ware volgelingen zijn van zijn Zoon Jezus Christus — vervuld zult zijn’ (Moroni 7:48).

Ten derde kunnen we leren onszelf lief te hebben, wat inhoudt dat we onze echte waarde als kind van onze hemelse Vader begrijpen. De Heiland leerde dat we anderen moeten liefhebben zoals we onszelf liefhebben (zie Matteüs 22:39). Onszelf liefhebben, wil zeggen onszelf respecteren en vertrouwen. Dat betekent dat we gehoorzaam moeten zijn aan de beginselen van het evangelie. We moeten ons bekeren van al onze wandaden. We moeten onszelf na bekering vergeven. We zullen onszelf meer gaan liefhebben als we de diepe, aangename zekerheid voelen dat de Heiland werkelijk van ons houdt.

Ten vierde moeten we niet denken dat we beter zijn dan andere mensen. We kunnen met al hun fouten geduld hebben. Joseph Smith heeft gezegd: ‘Hoe dichter we bij onze hemelse Vader komen, hoe barmhartiger we voor kwijnende zielen zullen zijn; we zouden hen op onze schouders willen nemen en hun zonden achter ons werpen’ (Leringen van kerkpresidenten: Joseph Smith [2007], p. 462).

In het Boek van Mormon lezen we over Enos, een jongeman die wilde weten of zijn zonden hem waren vergeven. Hij vertelt ons:

‘Mijn ziel hongerde; en ik knielde voor mijn Maker neer en ik riep Hem aan in machtig gebed en smeking voor mijn eigen ziel; en de gehele dag riep ik Hem aan; ja, en toen de avond viel, verhief ik mijn stem nog steeds, zodat zij tot de hemelen reikte.

‘En er kwam een stem tot mij, zeggende: Enos, uw zonden zijn u vergeven, en gij zult worden gezegend’ (Enos 1:4–5).

De Heer legde aan Enos uit dat zijn zonden hem waren vergeven vanwege zijn geloof in Christus. Toen Enos die woorden had gehoord, was hij niet meer bezorgd over zichzelf. Hij wist dat de Heer van hem hield en hem zou zegenen. In plaats daarvan begon hij zich zorgen te maken over het welzijn van zijn vrienden en verwanten, de Nephieten. Hij stortte zijn hele ziel uit voor God ter wille van hen. De Heer antwoordde en zei dat zij zouden worden gezegend indien zij de geboden die zij al hadden ontvangen getrouw zouden naleven. Enos’ liefde nam na deze woorden nog meer toe en hij begon langdurig en intens voor de Lamanieten te bidden, die de vijanden van de Nephieten waren. De Heer willigde zijn verlangens in, waarna hij de rest van zijn leven zou proberen om de zielen van de Nephieten en de Lamanieten te redden. (Zie Enos 1:6–26.)

Enos was zo dankbaar voor de liefde en vergeving die God hem geschonken had dat hij anderen de rest van zijn leven behulpzaam wilde zijn om diezelfde gaven te ontvangen. Enos was werkelijk menslievend geworden. Ook wij kunnen dat. En we zullen het zelfs moeten doen als we de plek willen beërven die voor ons in het koninkrijk van de Vader is bereid.

Aanvullende teksten