Boeken en lessen
Hoofdstuk 26: Offerande


Hoofdstuk 26

Offerande

Afbeelding
Jesus Christ depicted in red and black robes. Christ is talking to a rich young man. Christ has His arms extended as He gestures toward a poorly dressed man and woman. The painting depicts the event wherein Christ was approached by a young man who inquired of Christ what he should do to gain eternal life. Christ instructed him to obey the commandments and to give his wealth to the poor and follow Him. The young man was unable to part with his wealth and went away sorrowfully. (Matthew 19:16-26) (Mark 10:17-27) (Luke 18:18-27)

De betekenis van offerande

Offerande betekent datgene aan de Heer te geven wat Hij van ons vergt aan tijd, aards bezit en inspanningen om zijn werk te bevorderen. De Heer heeft geboden: ‘Zoek eerst het koninkrijk van God en zijn gerechtigheid.’ (Matteüs 6:33). Onze bereidheid tot offeren is een aanwijzing van onze toewijding aan God. God heeft mensen altijd beproefd en getoetst om te zien of ze bereid zijn de zaak Gods op de eerste plaats te zetten.

  • Waarom is het belangrijk om te offeren wat de Heer van ons vraagt zonder er iets voor terug te verwachten?

De wet van offerande werd vroeger nageleefd

  • Wat was de betekenis van de offers die Gods verbondsvolk in tijden van weleer bracht?

Van de tijd van Adam en Eva tot de tijd van Jezus Christus heeft het volk Gods de wet van offerande nageleefd. Hun werd geboden de eerstelingen van de kudde te offeren. Die dieren moesten volmaakt zijn, zonder smet. De verordening was gegeven om het volk eraan te herinneren dat Jezus Christus, de Eerstgeborene van de Vader, in de wereld zou komen. Hij zou in alle opzichten volmaakt zijn en Hij zou Zichzelf aanbieden als offer voor onze zonden. (Zie Mozes 5:5–8.)

Jezus is gekomen en heeft Zichzelf geofferd, zoals het aan het volk was geleerd. Vanwege zijn offer, wordt iedereen gered van de lichamelijke dood door de opstanding en kan iedereen van zijn of haar zonden worden gered door geloof in Jezus Christus (zie hoofdstuk 12 in dit boek).

Christus’ zoenoffer betekende het einde van offeren door bloedvergieten. Die uiterlijke offerande werd vervangen door de verordening van het avondmaal. De verordening van het avondmaal is ingesteld om ons te herinneren aan het grote offer van de Heiland. We behoren vaak aan het avondmaal deel te nemen. De zinnebeelden van het brood en water herinneren ons aan Jezus’ lichaam en aan zijn bloed, dat Hij voor ons heeft vergoten (zie hoofdstuk 23 in dit boek).

  • Waarom wordt de verzoening als de grote en laatste offerande gezien?

We moeten nog steeds offeren

  • Hoe leven wij de wet van offerande nu na?

Hoewel er een eind is gekomen aan offeren door bloedvergieten, vergt de Heer nog steeds offeranden van ons. Maar nu vergt Hij een ander soort offerande. Hij heeft gezegd: ‘Gij zult Mij geen bloedvergieten meer offeren; (…) en uw brandoffers moeten worden afgeschaft (…). Maar gij zult Mij als offer een gebroken hart en een verslagen geest brengen’ (3 Nephi 9:19). Een ‘gebroken hart en een verslagen geest’ betekent dat we onze zonden in diep berouw offeren door ons te verootmoedigen en ze na te laten.

We moeten bereid zijn om alles wat we hebben aan de Heer te offeren

  • Waarom zijn mensen bereid offers te brengen?

De apostel Paulus heeft geschreven dat we een levend offer moeten worden, heilig en God welgevallig (zie Romeinen 12:1).

Als we een levend offer willen zijn, moeten we bereid zijn om alles wat we hebben af te staan voor De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen — om het konninkrijk van God op aarde op te bouwen en te arbeiden om Zion voort te brengen (zie 1 Nephi 13:37).

Een rijke jongeling vroeg aan de Heiland: ‘Wat moet ik doen om het eeuwige leven te beërven?’ Jezus antwoordde: ‘Gij kent de geboden: Gij zult niet echtbreken, gij zult niet doodslaan, gij zult niet stelen, gij zult geen vals getuigenis geven, eer uw vader en moeder.’ En de rijke man zei: ‘Dat alles heb ik van jongs af in acht genomen.’ Toen Jezus dat hoorde, zei Hij: ‘Nog een ding komt gij te kort: verkoop alles wat gij bezit, en verdeel het onder de armen, en gij zult een schat hebben in de hemelen, en kom hier, volg Mij.’ Toen de jongeling dat hoorde, was hij bedroefd. Hij was erg rijk en was zeer gesteld op zijn rijkdommen. (Zie Lucas 18:18–23; zie ook de illustratie in dit hoofdstuk.)

De jongeling was een goed mens. Maar toen hij op de proef werd gesteld, was hij niet bereid afstand te doen van zijn bezittingen. Anderzijds waren Jezus’ discipelen Petrus en Andreas bereid alles af te staan ten bate van het koninkrijk van God. Toen Jezus tegen hen zei: ‘Komt achter Mij, (…) ‘lieten [zij] terstond hun netten liggen en volgden Hem’ (Matteüs 4:19–20).

Evenals de discipelen kunnen we onze dagelijkse bezigheden aan de Heer offeren. We kunnen zeggen: ‘Uw wil geschiede.’ Dat heeft Abraham gedaan. Hij leefde vóór Christus, in een tijd dat er nog offeranden en brandoffers werden gevergd. De Here wilde Abrahams geloof toetsen en gebood hem zijn zoon Isaak als brandoffer te offeren. Isaak was de enige zoon van Abraham en Sara. Het gebod om hem als brandoffer te offeren was uiterst pijnlijk voor Abraham.

Niettemin maakten hij en Isaak de lange tocht naar de berg Moria, waar het offer moesten worden gebracht. Zij reisden drie dagen. Stel u Abrahams gedachten en hartzeer voor. Zijn zoon moest aan God worden geofferd. Toen zij de berg Moria bereikten, droeg Isaak het hout en Abraham het vuur en een mes naar de plek waar zij het altaar moesten bouwen. Isaak zei: ‘Mijn vader (…) hier is het vuur en het hout, maar waar is het lam ten brandoffer?’ Abraham antwoordde: ‘God zal Zichzelf voorzien van een lam ten brandoffer, mijn zoon.’ Toen bouwde Abraham een altaar en schikte het hout. Hij bond Isaak en legde hem op het altaar boven op het hout. Toen nam hij het mes ter hand om Isaak te doden. Op dat moment werd hij tegengehouden door een engel Gods die riep: ‘Strek uw hand niet uit naar de jongen en doe hem niets, want nu weet Ik, dat gij godvrezend zijt, en uw zoon, uw enige, Mij niet hebt onthouden’ (zie Genesis 22:1–14.)

Abraham moet zeer blij zijn geweest toen hij zijn zoon niet hoefde te offeren. Maar hij hield zo veel van de Heer dat hij bereid was om alles te doen wat de Heer van hem vroeg.

  • Welke voorbeelden van offerande hebt u gezien bij de mensen die u kent? Welke voorbeelden van offerande hebt u gezien bij uw voorouders? Bij de pioniers van de kerk? Bij mensen in de Schrift? Wat hebt u van die voorbeelden geleerd?

Offerande bereidt ons voor op Gods tegenwoordigheid

Alleen door offerande kunnen we de tegenwoordigheid van God waardig worden. Alleen door offerande kunnen we het eeuwige leven genieten. Velen voor ons legden alles wat ze hadden op het altaar. Wij moeten bereid zijn om hetzelfde te doen als we dezelfde rijke beloning willen genieten.

Wellicht hoeven we niet alles te offeren. Maar evenals Abraham moeten we bereid zijn alles te offeren om de tegenwoordigheid van God waardig te zijn.

Het volk Gods heeft altijd veel en op verschillende manieren geofferd. Sommigen hebben ontbering en hoon voor het evangelie ondergaan. Sommige bekeerlingen tot de kerk zijn door hun familie in de steek gelaten. Hartsvrienden hebben zich van hen afgekeerd. Sommige leden zijn hun baan kwijtgeraakt; andere hebben hun leven gegeven. Maar de Heer ziet onze offers; Hij belooft: ‘Een ieder, die huizen of broeders of zusters of vader of moeder of kinderen of akkers heeft prijsgegeven om mijn naam, zal vele malen meer terugontvangen en het eeuwige leven erven’ (Matteüs 19:29).

Naarmate ons getuigenis van het evangelie groeit, kunnen we grotere offers aan de Heer brengen. Let op de offers in deze waargebeurde voorbeelden:

Een lid van de kerk in Duitsland spaarde jarenlang zijn tiende op, totdat er een priesterschapsleider langs kwam om het geld in ontvangst te nemen.

Een ZHV-huisbezoekster is dertig jaar lang stipt op huisbezoek gegaan zonder een bezoek te missen.

Een groep heiligen in Zuid-Afrika reed drie dagen lang staand om de profeet Gods te kunnen zien en horen.

Tijdens een gebiedsconferentie in Mexico sliepen leden van de kerk op de grond en vastten op de dagen van de conferentie. Zij hadden al hun geld gebruikt om naar de conferentie te reizen en hadden niets over voor eten en onderdak.

Een gezin verkocht zijn auto om het geld te krijgen dat zij aan het tempelfonds wilden bijdragen.

Een ander gezin verkocht zijn huis om naar de tempel te kunnen gaan.

Veel getrouwe heiligen der laatste dagen hebben een mager inkomen, toch betalen zij hun tiende en andere offergaven.

Een broeder zei zijn baan op, omdat hij weigerde op zondag te werken.

In een gemeente pasten de jongeren vele uren op de jonge kinderen van ouders die meebouwden aan het kerkgebouw.

Jonge mannen en vrouwen laten hun baan of opleiding voor wat ze is om een zending te vervullen.

Er kunnen nog veel meer voorbeelden worden gegeven van mensen die offerande aan de Heer brengen. Een plek in het koninkrijk van onze hemelse Vader is echter elk offer waard dat we moeten brengen in de vorm van tijd, talenten, inspanning, geld en leven. Door offers te brengen kunnen we te weten komen of we aanvaardbaar zijn voor de Heer (zie LV 97:8).

  • Waarom denkt u dat onze bereidheid tot offerande verband houdt met onze gereedheid om in de tegenwoordigheid van God te wonen?

Aanvullende teksten

  • Lucas 12:16–34 (waar onze schat is, zal ons hart zijn)

  • Lucas 9:57–62 (offeren om te worden toegelaten tot het koninkrijk)

  • D&C 64:23; 97:12 (heden is een dag van offerande)

  • LV 98:13–15 (wie zijn leven verliest voor de Heer zal het vinden)

  • Alma 24 (het volk van Ammon offerde liever zijn leven dan zijn eed aan de Heer te breken)