Bibliotheek
Les 131: 2 Timotheüs 1–2


Les 131

2 Timotheüs 1–2

Inleiding

In zijn tweede brief aan Timotheüs schrijft Paulus dat vrees niet van God afkomstig is en geeft hij Timotheüs de raad om zich niet voor zijn getuigenis van Jezus Christus te schamen. Paulus moedigt Timotheüs aan om getrouw beproevingen te doorstaan en de heiligen tot bekering te roepen.

Lessuggesties

2 Timotheüs 1

Paulus geeft Timotheüs de raad om zich niet voor het evangelie te schamen

Zet het woord vrees op het bord. Laat de cursisten zich afvragen hoe vrees ons kan beïnvloeden. Laat een cursist het volgende citaat van president Gordon B. Hinckley voorlezen:

Afbeelding
President Gordon B. Hinckley

‘Wie van ons kan zeggen dat hij of zij nog nooit bang is geweest? Ik ken niemand die alle angst bespaard gebleven is. Sommigen ervaren angst uiteraard veel sterker dan anderen. Sommigen kunnen hun vrees snel overwinnen, terwijl anderen erdoor gevangen, neergehaald en zelfs verslagen worden. We zijn bang om uitgelachen te worden, te falen, eenzaam of onwetend te zijn. Sommige mensen zijn bang voor het heden, anderen voor de toekomst. Sommige mensen dragen de last van zonde en zouden er bijna alles voor over hebben om van die last af te komen, maar ze zijn te bang om te veranderen.’ (‘God Hath Not Given Us the Spirit of Fear’, Ensign, oktober 1984, 2.)

  • Hoe kan vrees ons volgens president Hinckley beïnvloeden?

  • Hoe kan vrees ons naleven van het evangelie beïnvloeden?

Laat de cursisten bij hun studie van 2 Timotheüs 1 een beginsel opzoeken waarmee ze vrees kunnen overwinnen.

Leg uit dat Paulus vlak voor zijn dood vanuit de gevangenis in Rome zijn tweede brief aan Timotheüs schreef. Vat 2 Timotheüs 1:1–5 samen door uit te leggen dat Paulus het verlangen had uitgesproken om Timotheüs te zien. Hij herinnerde zich het oprechte geloof van Timotheüs.

Vraag een cursist 2 Timotheüs 1:6 voor te lezen. Laat de klas meelezen en opzoeken waaraan Timotheüs door Paulus werd herinnerd.

  • Waaraan werd Timotheüs door Paulus herinnerd?

Leg uit dat de ‘gave van God’ die door handoplegging wordt verkregen, waarschijnlijk naar de Heilige Geest verwijst. ‘Aan te wakkeren’ in vers 6 betekent herleven of doen opleven. Paulus moedigde Timotheüs aan om de gave van de Heilige Geest aan te wakkeren, ofwel oprecht naar het gezelschap van de Heilige Geest te streven.

Zet de volgende onvolledige uitspraak op het bord: Als we er oprecht naar streven om de Geest bij ons te hebben, […]

Vraag een cursist 2 Timotheüs 1:7–8 voor te lezen. Laat de klas meelezen en de zegeningen opzoeken die we kunnen ontvangen als we de Geest bij ons hebben.

  • Welke zegeningen kunnen we volgens vers 7 ontvangen als we de Geest bij ons hebben?

  • Wat kunnen we met behulp van die zegeningen overwinnen?

Leg uit dat Paulus over wereldse vrees sprak, waar onrust, onzekerheid en schrik uit voortkomt, en die verschilt van wat in de Schriften ‘de vreze des Heeren’ wordt genoemd (Spreuken 9:10). De vreze des Heeren is ‘eerbied en ontzag voor Hem hebben en zijn geboden bewaren.’ (Gids bij de Schriften, ‘Vrees’,scriptures.lds.org.)

  • Waartoe moedigde Paulus volgens vers 8 Timotheüs aan, wetende dat de Geest hem kon helpen met het overwinnen van zijn angst?

Vraag de cursisten hoe ze de uitspraak op het bord zouden afmaken, aan de hand van de leringen van Paulus in de verzen 7–8. Maak de uitspraak af in de woorden van de cursisten zodat het volgende beginsel duidelijk wordt: Als we er oprecht naar streven om de Geest bij ons te hebben, kunnen we angst overwinnen en zullen we ons niet voor ons getuigenis van Jezus Christus schamen.

  • Hoe kunnen we door de goddelijke macht, liefde en het goede beoordelingsvermogen dat we door de Geest verkrijgen onze angsten overwinnen?

  • Hoe kunnen we laten zien dat we ons niet voor het evangelie van Jezus Christus schamen?

  • Wanneer heeft de Geest jullie geholpen om angst te overwinnen of je de moed gegeven om pal te staan voor je getuigenis van Jezus Christus?

Laat de cursisten zich afvragen hoe ze de Geest kunnen uitnodigen, zodat ze angst kunnen overwinnen en zich niet voor hun getuigenis van Jezus Christus zullen schamen.

Vat 2 Timotheüs 1:9–18 samen door uit te leggen dat Paulus Timotheüs aanmoedigde om trouw te blijven aan de ware leer. Paulus bevestigde ook dat er in de kerk een wijdverspreide afval gaande was (zie 2 Timotheüs 1:15).

2 Timotheüs 2

Paulus moedigde Timotheüs aan om getrouw beproevingen te doorstaan.

Laat de cursisten 2 Timotheüs 2:1 doorlezen en de raad van Paulus aan Timotheüs opzoeken.

  • Welke raad gaf Paulus aan Timotheüs? (Leg uit dat we door ons geloof aanspaak maken op de genade of goddelijke hulp van Jezus Christus [zie Romeinen 5:2].)

  • Waarom kan iemand het moeilijk vinden om standvastig te blijven in zijn of haar geloof in Jezus Christus?

Leg uit dat Paulus Timotheüs aanmoedigde om door de genade van Jezus Christus standvastig te blijven omdat hij wist dat Timotheüs als discipel van Christus tegenspoed en vervolging zou ervaren.

Laat afbeeldingen zien van een soldaat, een atleet en een landbouwer. (Of u kunt de cursisten een tekening van die drie mensen laten maken.)

Afbeelding
drawings, soldier, hurdler, farmer

Leg uit dat Paulus het voorbeeld van een soldaat, een atleet en een landbouwer gebruikte om Timotheüs duidelijk te maken hoe hij ondanks tegenspoed standvastig in het geloof kon blijven.

Zet het volgende schema op het bord. Laat de cursisten het schema in hun aantekenschrift of Schriftendagboek overnemen, of maak er een uitreikblad van:

Metafoor

Omschrijving

Wat deze metafoor ons leert over standvastig in het geloof blijven.

Soldaat





Atleet





Landbouwer





Vraag een cursist 2 Timotheüs 2:3–6 voor te lezen. Laat de klas meelezen en opzoeken hoe Paulus de soldaat, de atleet en de landbouwer beschreef. Leg uit dat het woord verdrukkingen (vers 3) verwijst naar tegenspoed of moeilijkheden en dat de woorden ‘aan een wedstrijd deelneemt’ (vers 5) op een sportwedstrijd kan slaan.

  • Wat doet een goede soldaat volgens de leringen van Paulus in de verzen 3–4? Zet de volgende zin in het eerste vakje onder ‘Beschrijving’ in het schema: Een goede soldaat doorstaat getrouw beproevingen en negeert andere zaken om naar zijn of haar officier te luisteren.)

  • Wat betekenen de woorden in vers 5 dat een atleet ‘geen krans’ krijgt als hij of zij de spelregels niet in acht heeft genomen? (Zet het volgende in het tweede vakje onder ‘Beschrijving’: Een atleet kan alleen de overwinning behalen als hij of zij de regels in acht neemt.)

  • Wat is volgens vers 6 de beloning voor de zware arbeid die de landbouwer verricht om zijn of haar oogst binnen te halen? (Zet het volgende in het derde vakje onder ‘Beschrijving’: Een landbouwer moet hard werken om de vruchten van zijn arbeid te plukken.)

Vraag de cursisten om hun schema verder in te vullen door in de derde kolom te noteren wat elke metafoor ons leert over standvastigheid in het geloof. Laat enkele cursisten iets over hun antwoorden vertellen.

Leg uit dat Paulus heeft gezegd dat hij als discipel van Christus veel beproevingen heeft doorstaan (zie 2 Timotheüs 2:9). Vraag een cursist 2 Timotheüs 2:10–12 voor te lezen. Laat de klas meelezen en opzoeken wat volgens Paulus de reden van zijn vele beproevingen was. Leg uit dat ‘de uitverkorenen’ (vers 10) naar de trouwe kerkleden verwijst en dat het woord volharden in vers 12 naar verdragen en standvastigheid verwijzen.

  • Waarom was Paulus volgens zijn eigen woorden in de verzen 10 en 12 bereid om beproevingen te doorstaan en trouw aan Jezus Christus te blijven?

  • Welk beginsel kunnen we van Paulus leren over wat er kan gebeuren als we beproevingen doorstaan en trouw aan de Heer blijven? (De cursisten kunnen andere woorden gebruiken maar moeten het volgende beginsel weergeven: als we beproevingen doorstaan en de Heer trouw blijven, kunnen we ertoe bijdragen dat wij en anderen door middel van Jezus Christus het eeuwig heil ontvangen. Zet dit beginsel op het bord.)

  • Hoe dragen we ertoe bij dat anderen door middel van Jezus Christus het eeuwig heil ontvangen als wij getrouw onze beproevingen doorstaan?

Vat 2 Timotheüs 2:13–19 samen door uit te leggen dat Paulus Timotheüs de raad gaf om de heiligen eraan te herinneren om woordenstrijd te vermijden en ‘zich ver [te] houden van de ongerechtigheid’ (vers 19).

Laat afbeeldingen zien van een kom, een beker en een vaas of iets dergelijks. Vraag een cursist 2 Timotheüs 2:20 voor te lezen. Laat de klas meelezen en opzoeken wat voor voorwerpen er ‘in een groot huis’ zijn.

  • Wat voor voorwerpen zijn er volgens Paulus ‘in een groot huis’?

Leg uit dat Paulus verschillende voorwerpen noemde, als metafoor voor leden van het huishouden, ofwel de kerk van Jezus Christus. Vraag een cursist 2 Timotheüs 2:21 voor te lezen. Laat de klas meelezen en vaststellen hoe iemand een ‘voorwerp […] van veel nut voor de Heere’ wordt.

  • Wat kunnen we volgens Paulus doen om ‘van veel nut voor de Heere’ te zijn?

Leg uit dat de woorden ‘zich dan van deze dingen reinigt’ (vers 21) betekent dat hij of zij volledig van zonden gereinigd wordt (zie vers 19).

  • Gebaseerd op de voorwerpen die Paulus noemt, welk beginsel kunnen we leren om de Heer beter te dienen? (De strekking van de antwoorden van de cursisten dient het volgende beginsel te omvatten: als we onszelf van zonden reinigen, kunnen we de Heer beter dienen.)

  • Hoe kunnen we onszelf van zonden reinigen?

Laat de cursisten 2 Timotheüs 2:22 doorlezen en opzoeken wat we nog meer kunnen doen om onszelf van zonden te reinigen. Vraag de cursisten naar hun bevindingen.

  • In welke opzichten kunnen we de Heer beter dienen als we ons van zonden reinigen?

Laat een cursist het volgende citaat van ouderling Jeffrey R. Holland van het Quorum der Twaalf Apostelen voorlezen. Laat de cursisten opletten in welke opzichten dit beginsel op zendelingen van toepassing is:

Afbeelding
Ouderling Jeffrey R. Holland

‘Geen zendeling kan zonder wroeging een seksuele overtreding begaan, grove taal uitslaan of zich aan pornografie overgeven en dan denken anderen te kunnen oproepen om zich van diezelfde zaken te bekeren! Vergeet het maar. De Geest zal niet bij je zijn en de woorden zullen niet over je lippen komen als je ze probeert uit te spreken. Je kunt niet afdwalen op wat Lehi ‘verboden paden’ noemt [1 Nephi 8:28] en verwachten anderen naar het ‘enge en smalle pad’ te leiden [2 Nephi 31:18] — dat gaat gewoonweg niet.

‘[…] Wie je ook bent en wat je ook hebt gedaan, je kunt vergeving ontvangen. Dat is het wonder der vergeving, dat is het wonder van de verzoening van de Heer Jezus Christus. Maar dat lukt je niet zonder actieve toewijding aan het evangelie. Je kunt het ook niet zonder bekering waar dat nodig is. Ik vraag jullie […] om actief en rein te zijn. Indien nodig, vraag ik je: word actief en word rein.’ (‘Moedig doen wij mee’,Liahona, november 2011, 45.)

  • Waarom is het zo belangrijk om van onze zonden gereinigd te zijn als we het evangelie verkondigen?

Geef tot slot uw getuigenis van de waarheid van dit beginsel. Laat de cursisten zich afvragen van wat voor zonden ze zich wellicht moeten bekeren zodat ze de Heer beter kunnen dienen.

Toelichting en achtergrondinformatie

2 Timotheüs 1:7. ‘Want God heeft ons niet gegeven een geest van vreesachtigheid’

President Gordon B. Hinckley heeft het volgende over de bron en de gevolgen van angst gezegd:

‘We mogen niet vergeten dat angst niet van God afkomstig is, maar dat het een kwellend, vernietigend middel van de tegenstander is. Angst is de tegenhanger [het tegenovergestelde] van geloof. Angst is verlammend en zelfs dodelijk.

‘“Want God heeft ons niet gegeven een geest van vreesachtigheid, maar van kracht en liefde en bezonnenheid” [2 Timotheüs 1:7].

‘Deze beginselen zijn het tegengif voor de angst die ons van onze kracht berooft en ons neerhaalt. Ze geven ons kracht.

‘Wat voor kracht? De kracht van het evangelie, de kracht van de waarheid, de kracht van het geloof, de kracht van het priesterschap.’ (‘God Hath Not Given Us the Spirit of Fear’, Ensign, oktober 1984, 2.)

Ouderling David A. Bednar van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft uitgelegd dat godvrezendheid anders is dan wereldse angst:

‘De Schriften spreken over een andere vrees dan die wij vaak voelen, maar die er wel verband mee houdt, namelijk godvrezendheid (zie Hebreeën 12:28), ofwel ‘de vreze des Heeren’ (Job 28:28; Spreuken 16:6; Jesaja 11:2–3). Wereldse vrees wekt onrust en angst op, maar godvrezendheid is een bron van innerlijke vrede, zekerheid en vertrouwen.

‘Maar hoe kan iets wat vrees inboezemt nu opbouwend of geestelijk van nut zijn?

‘De godvrezendheid die ik bedoel, omvat een diep gevoel van eerbied, respect en ontzag voor de Heer Jezus Christus (zie Psalmen 33:8; 96:4), gehoorzaamheid aan zijn geboden (zie Deuteronomium 5:29; 8:6; 10:12; 13:4; Psalmen 112:1) en besef van het laatste oordeel en gerechtigheid door zijn hand.’ (‘Daarom onderdrukten zij hun vrees’,Liahona, mei 2015, 48.)

2 Timotheüs 1:7–8. ‘Schaam u dan niet voor het getuigenis van onze Heere’

Zuster Bonnie L. Oscarson, algemeen jongevrouwenpresidente, heeft het volgende verteld over Marie Madeline Cardon, een jonge bekeerlinge uit Italië die moedig haar geloof verdedigde:

‘Onlangs las ik het verhaal van Marie Madeline Cardon. Samen met haar familie ontving zij de boodschap van het herstelde evangelie van Jezus Christus van de eerste zendelingen die in 1850 naar Italië gezonden waren. Ze was een jonge vrouw van zeventien of achttien jaar toen ze zich lieten dopen. Toen het gezin op een zondag een eredienst in hun huis hoog in de Alpen in Noord-Italië hielden, omsingelde een bende boze mannen, waaronder enkele plaatselijke predikanten, het huis en begon te schreeuwen en te roepen dat de zendelingen naar buiten moesten komen. Ik denk niet dat ze de boodschap van het evangelie wilden horen — ze wilden hen kwaad doen. De jonge Marie ging naar buiten om met de bende te praten.

‘Ze gingen door met hun gemene geschreeuw en eisten dat de zendelingen naar buiten zouden komen. Marie hief haar Bijbel op en gebood ze weg te gaan. Ze zei dat de ouderlingen onder haar bescherming stonden en dat ze hen geen greintje kwaad mochten doen. Luister naar haar woorden: “Ze waren allemaal verbijsterd.[…] God was bij mij. Hij legde die woorden in mijn mond; anders had ik ze niet kunnen uitspreken. Het was stil, onmiddellijk. Die hele groep woeste mannen stond hulpeloos voor een zwak, bevend, maar onverschrokken meisje.” De predikanten vroegen de bende om weg te gaan en dat deden ze stilletjes, met schaamte, angst en spijt. De kleine kudde vervolgde haar dienst in vrede.

‘Kun je je die dappere jonge vrouw voorstellen? Op dezelfde leeftijd als velen van jullie weerstond ze een bende en verdedigde ze haar nieuwe geloof met moed en overtuiging!’(‘Verdedigsters van de proclamatie over het gezin’, Liahona, mei 2015, 14.)