Bibliotheek
Les 61: Johannes 2


Les 61

Johannes 2

Inleiding

In Kana verricht de Heiland het eerste wonder van zijn aardse bediening in het openbaar als Hij water in wijn verandert. Jezus Christus gaat voor het Pascha naar Jeruzalem. Hij reinigt de tempel door de geldwisselaars die zijn Vaders huis ontheiligen uit te drijven.

Lessuggesties

Johannes 2:1–11

Jezus verandert water in wijn

Laat de cursisten terugdenken aan de volgende ‘eerste keren’ in hun leven: hun eerste dag op school, hun eerste baan, de eerste keer dat ze de Heilige Geest voelden.

  • Waarom hechten we soms belang aan die en andere ‘eerste keren’?

Leg uit dat de cursisten bij hun studie van Johannes 2:1–11 meer over het eerste wonder te weten zullen komen dat Jezus tijdens zijn aardse bediening verrichtte. Laat de cursisten nagaan waarom dit eerste wonder belangrijk zou kunnen zijn.

Leg uit dat Jezus en zijn discipelen kort na Jezus’ doop een bruiloft bijwoonden in Kana, een dorp in de buurt van Nazareth, waar Jezus vandaan kwam. Vraag een cursist Johannes 2:1–3 voor te lezen en laat de klas letten op het probleem dat zich tijdens de bruiloft voordeed.

  • Welk probleem deed zich tijdens de bruiloft voor?

Leg uit dat er vaak wijn op bruiloften geserveerd werd. Soms duurde een bruiloft enkele dagen. Het was beschamend voor het gastgezin als de wijn opraakte. Maria leek zich voor het feest verantwoordelijk te voelen en vroeg Jezus om hulp toen de wijn op was, zodat het gastgezin zich niet hoefde te schamen. Jezus’ reactie toont respect en medeleven voor zijn moeders verlangen om met de bruiloft te helpen.

Lees de volgende Bijbelvertaling van Joseph Smith van Johannes 2:4 voor en laat de cursisten letten op de reactie van Jezus op de vraag van zijn moeder: ‘Jezus zei tegen haar: Vrouw, wat wilt u dat Ik voor u doe? Dat zal Ik doen, want Mijn uur is nog niet gekomen.’

  • Welk antwoord gaf Jezus zijn moeder?

  • Hoe geeft Jezus’ reactie blijk van respect voor zijn moeder? (Jezus vroeg zijn moeder niet alleen wat ze wilde dat Hij zou doen, maar Hij zei ook dat Hij bereid was om het te doen. U moet misschien verduidelijken dat ‘vrouw’ in die tijd een respectvolle aanspreking voor iemands moeder was.)

  • Waar doelde Jezus op toen Hij zei: ‘Mijn uur is nog niet gekomen’?

Vraag een cursist om Johannes 2:5 voor te lezen en laat de klas letten op wat Maria tegen de dienaars zei. Vraag de cursisten naar hun bevindingen.

  • Wat leren we uit Maria’s instructies aan de dienaars over haar geloof in Jezus?

Vraag een cursist Johannes 2:6–7 voor te lezen en laat de klas letten op wat Jezus de dienaars opdroeg.

  • Wat liet Jezus de dienaars doen?

Leg uit dat in Jezus’ tijd stenen watervaten volgens de geldende riten als rein beschouwd werden voor gebruik in godsdienstige ceremonies. De Joden reinigden zich ceremonieel voor de maaltijd door hun handen met water uit deze watervaten te wassen.

Afbeelding
kalkstenen vaten

Kalkstenen vaten uit de Nieuwtestamentische tijd in Israël

  • Hoe vol deden de dienaars de watervaten?

Om de cursisten duidelijk te maken hoeveel water er in een watervat ging, toont u een kom die één liter kan bevatten. Leg uit dat een ‘metreet’ ongeveer 34 liter is. De zes vaten konden dus tussen de 380 en 600 liter bevatten. Vul de kom met water.

Laat een cursist Johannes 2:8 voorlezen en laat de klas letten op wat Jezus de dienaars vervolgens opdroeg. Vraag de cursisten naar hun bevindingen. Schep een kopje water uit de kom en toon het.

  • Stel je voor dat jij een van de dienaars was. Hoe zou je je voelen of wat zou je denken als jij het kopje naar de ceremoniemeester moest brengen?

Vraag een cursist Johannes 2:9–10 voor te lezen en laat de klas nagaan wat de ceremoniemeester zei nadat hij de drank die hem gebracht was, geproefd had.

  • Wat had Jezus met het water gedaan?

  • Wat zei de ceremoniemeester over de nieuwe wijn? (Leg uit dat men de beste wijn vaak aan het begin van het feest serveerde en de mindere wijn pas later.)

Leg uit dat Jezus nooit een specifieke interpretatie van de betekenis of symboliek van dit eerste wonder van zijn aardse bediening gegeven heeft. Er zijn echter wel veel belangrijke waarheden die we uit dit verslag van Jezus’ eerste wonder kunnen leren.

Deel de klas op in groepjes van twee of drie. Laat de groepjes op een blaadje zoveel mogelijk waarheden noteren die we uit Johannes 2:1–11 kunnen leren. Na enige tijd laat u een lid van elk groepje aan de klas vertellen welke waarheden ze gevonden hebben. Vraag een cursist om elke unieke waarheid op het bord te zetten. Dit zijn enkele waarheden die de cursisten kunnen vinden: Jezus Christus heeft macht over fysieke elementen. De Heiland wist dat Hij een goddelijke zending moest vervullen. De Messias toonde zijn goddelijke macht door wonderen. De Zoon van God had zijn moeder lief en respecteerde haar.

Vraag een cursist Johannes 2:11 voor te lezen en laat de klas letten op de uitwerking die dit wonder op Jezus’ discipelen had.

  • Welke uitwerking had dit wonder op Jezus’ discipelen?

Omcirkel deze waarheid in de lijst op het bord: Jezus Christus heeft macht over fysieke elementen. (Noot: als de cursisten die waarheid niet genoemd hebben, voegt u die toe aan de lijst.)

  • Hoe sterkt de kennis dat Jezus macht over fysieke elementen heeft je geloof in Jezus Christus?

  • Uit welke andere verhalen in het Nieuwe Testament die we bestudeerd hebben, blijkt dat Jezus Christus macht over fysieke elementen heeft? Mogelijke antwoorden: de twee wonderen van de broden en de vissen [vijfduizend: Markus 6:33–44; vierduizend: Markus 8:1–9], het stillen van de storm [Markus 4:35–41], of het lopen op het water [Mattheüs 14:22–33].)

Johannes 2:12–25

Jezus reinigt de tempel

Laat de cursisten spelletjes opsommen die ze als kind buiten speelden. Nadat ze er enkele opgenoemd hebben, vraagt u:

  • Deze spelletjes zijn leuk en doen niemand kwaad, maar zou je je er goed bij voelen als je ze op het tempelterrein speelde?

Deel de klas op in groepjes van twee. Laat de groepjes Johannes 2:12–17 lezen. Laat ze zoeken naar de antwoorden op de volgende vragen en vraag ze die te bespreken. (Zet de vragen op het bord.)

  1. Wie trof Jezus in de tempel aan?

  2. Waarom werd Jezus kwaad?

  3. Wat deed Jezus om het probleem op te lossen?

Toon na enige tijd de plaat Jezus reinigt de tempel (Evangelieplatenboek [2009], nr. 51; zie ook LDS.org) en vraag enkele groepjes naar hun bevindingen. Misschien moet u uitleggen dat de duizenden bezoekers die voor het paasfeest naar Jeruzalem kwamen dieren moesten kopen om in de tempel te offeren. Geldwisselaars wisselden Romeins en ander geld voor tempelgeld, zodat men offerdieren van de kooplieden kon kopen. Hoewel die handel nodig was, was het oneerbiedig om die in de tempel te laten plaatsvinden.

  • Welke waarheid over de tempel leren we uit Jezus’ beschrijving van de tempel in vers 16? (De cursisten dienen een waarheid zoals deze te vinden: de tempel is het huis van God.

  • In welke opzichten is de tempel het huis van God? (Mogelijke antwoorden: de tempel is een plek die God kan bezoeken, waar we zijn aanwezigheid of Geest kunnen voelen, en waar heilsverordeningen verricht worden. De tempel is de heiligste plek op aarde om God te aanbidden.)

Laat een cursist de volgende uitspraak van president Howard W. Hunter voorlezen. Laat de cursisten vaststellen hoe Jezus’ begrip van de heiligheid van de tempel bijdroeg tot zijn beslissing om de geldwisselaars en kooplieden uit de tempel te drijven.

Afbeelding
President Howard W. Hunter

‘De reden voor deze uitbarsting schuilt in slechts vijf woorden: “het huis van Mijn Vader”. Het was geen gewoon huis; het was het huis van God. Het was gebouwd om Hem te aanbidden. Het was een thuis voor het eerbiedige hart. Het was als toevluchtsoord voor de mens en als poort naar de hemel bedoeld. […] [Jezus’] toewijding aan de Allerhoogste ontstak in zijn ziel een vuur en verleende aan zijn woorden een kracht die de schenders als een dolk doorboorde.’ (‘Hallowed Be Thy Name’, Ensign, november 1977, 53.)

  • Hoe toonde Jezus door zijn handelingen eerbied voor het huis van zijn Vader?

Zet de volgende onvolledige zin op het bord: We tonen eerbied voor de tempel door …

Deel de klas op in groepjes van twee of drie. Laat de groepjes op een blad papier zoveel mogelijk aanvullingen van de zin noteren. Vraag na enkele minuten een groepje om hun lijst voor te lezen. Laat de andere groepjes een vinkje zetten naast elke aanvulling die ook op hun blad staat. Vraag vervolgens een ander groepje de zaken op hun blad voor te lezen die nog niet vermeld zijn. Blijf hiermee doorgaan tot alle groepjes aan de beurt gekomen zijn.

  • Hoe kunnen we zelfs als we niet in de tempel zijn onze eerbied voor de tempel tonen?

Laat de cursisten in hun aantekenschrift of Schriftendagboek noteren waarom ze het belangrijk vinden hun uiterste best te doen om eerbied voor de tempel te tonen. Laat ze ook een doel opschrijven om één ding te doen waarmee ze eerbied voor de tempel tonen. Spoor ze aan om aan dat doel te werken.

Geef uw getuigenis van de beginselen die in deze les zijn behandeld.

Afbeelding
pictogram kerntekstenbeheersing
Kerntekstenbeheersing

U kunt deze activiteit gebruiken om een set kernteksten te introduceren of te herhalen. Kies diverse kaartjes met kernteksten om onder de cursisten uit te delen. (Zorg dat u meerdere exemplaren van elk kaartje hebt, zodat meerdere cursisten dezelfde kerntekst krijgen. U zou iedere cursist twee of drie verschillende passages kunnen geven.) Deel de kaartjes uit. Geef de cursisten de tijd om de uitgedeelde kernteksten te bestuderen, met inbegrip van de verwijzing, de trefwoorden, de context, de leerstelling of het beginsel, en de toepassingsideeën op elk kaartje. Noem enkele hints van de kaartjes (bijvoorbeeld woorden uit de kerntekst of de trefwoorden, de context, de leerstelling of het beginsel, of de toepassing). Cursisten met het bijbehorende kaartje staan op en noemen de tekstverwijzing.

Toelichting en achtergrondinformatie

Johannes 2:1–11. ‘Goede wijn’

‘Er staat in de Bijbel veelvuldig dat dronkenschap en sterkedrank slecht zijn. (Zie bijvoorbeeld Spreuken 23:20–21; Jesaja 5:11–12; Efeze 5:18.) In deze verzen staat niet dat alcohol verboden is, maar overmatig gebruik en dronkenschap wordt erin veroordeeld. In deze tijd heeft de Heer het woord van wijsheid geopenbaard, dat het gebruik van alcoholische dranken verbiedt (zie LV 89:4–7). We horen mensen in eerdere bedelingen niet volgens de geboden die de Heer ons in deze tijd gegeven heeft te veroordelen.’ (New Testament Student Manual [lesboek kerkelijke onderwijsinstellingen, 2014], 208.)

Johannes 2:4. ‘Vrouw, wat heb Ik met u te doen?’

‘Het antwoord van de Heiland aan zijn moeder lijkt in de Herziene Statenvertaling kortaf, maar zowel de Bijbelvertaling van Joseph Smith als de Griekse versie geven aan dat Hij met eerbied sprak. Ouderling James E. Talmage (1862–1933) van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft uitgelegd: “De aanspreking ‘vrouw’, waarmee een zoon zijn moeder aanspreekt, lijkt ons nors en oneerbiedig. Maar het gebruik ervan gaf eigenlijk blijk van het tegenovergestelde. […] Toen Christus tijdens de laatste ogenblikken van zijn aardse leven in doodsstrijd aan het kruis hing, keek Hij naar de huilende Maria, zijn moeder, en vertrouwde Hij haar zorg toe aan de geliefde apostel Johannes met de woorden: ‘Vrouw, zie, uw zoon’ [Johannes 19:26]. Zou de Heer in dat ultieme ogenblik andere gevoelens dan respect, tederheid en liefde gehad hebben voor de moeder van wie Hij door de dood gescheiden zou worden?” (Jesus the Christ, 3e ed. [1916], 144–145.)

‘De Bijbelvertaling van Joseph Smith laat ons ook inzien dat Jezus zijn moeder niet alleen vroeg wat ze wilde dat Hij deed, maar dat Hij ook de bereidheid toonde om het te doen: “Vrouw, wat wilt u dat Ik voor u doe? Dat zal Ik doen.” (Bijbelvertaling van Joseph Smith, Johannes 2:4.) De vraag “Wat heb Ik met u te doen?” betekent eigenlijk “Wat wilt u dat ik doe?” (Johannes 2:4).’ (New Testament Student Manual [lesboek kerkelijke onderwijsinstellingen, 2014], 208.)