Bibliotheek
Thuisseminarieles: 1 Korinthe 7–14 (Unit 22)


Thuisseminarieles

1 Korinthe 7–14 (Unit 22)

Lesmateriaal voor de thuisseminarieleerkracht

Samenvatting van dagelijkse thuisseminarielessen

De volgende samenvatting van de gebeurtenissen, leerstellingen en beginselen die de cursisten bij hun studie van 1 Korinthe 7–14 (unit 22) geleerd hebben, is niet bedoeld om als onderdeel van uw les te worden behandeld. Uw les richt zich op slechts enkele van deze leerstellingen en beginselen. Volg de ingevingen van de Heilige Geest terwijl u nadenkt over de behoeften van uw cursisten.

Dag 1 (1 Korinthe 7–8)

Uit de instructies van Paulus aan getrouwde en alleenstaande leden van de kerk in Korinthe leerden de cursisten dat lichamelijke intimiteit tussen echtgenoot en echtgenote door God is ingesteld en dat trouwe volgelingen van Jezus Christus een heiligende uitwerking op hun familie hebben. De cursisten leerden ook hoe we naastenliefde voor anderen kunnen tonen door handelingen na te laten waardoor zij geestelijk kunnen struikelen.

Dag 2 (1 Korinthe 9–10)

Bij de verdere studie van de raad van Paulus aan de Korinthische heiligen leerden de cursisten dat we om het eeuwig leven te ontvangen in alles zelfbeheersing moeten oefenen. Ook ontdekten zij dat God ons een uitweg zal bieden om aan verleiding te ontvluchten, maar dat wij ons van de verleiding moeten distantiëren.

Dag 3 (1 Korinthe 11)

De cursisten leerden dat man en vrouw in het plan van de Heer niet zonder elkaar het eeuwig leven kunnen verkrijgen. Ook leerden zij dat wie op onwaardige wijze aan het avondmaal deelneemt oordeel over zichzelf brengt. Daarom dienen we bij onze deelname aan het avondmaal aan zelfonderzoek doen.

Dag 4 (1 Korinthe 12–14)

Uit de leringen van Paulus over de gaven van de Geest leerden de cursisten dat we alleen door de Heilige Geest een getuigenis kunnen verwerven dat Jezus Christus onze Heiland is. Bij ons streven om de geestelijke gave van naastenliefde te bemachtigen, gaan we meer op onze Heiland Jezus Christus lijken. Naastenliefde is de grootste gave van de Geest. Als we onderwijzen en getuigen met inspiratie, bouwen we anderen op en zijn we hen tot troost.

Inleiding

Paulus schreef over de talloze gaven van de Geest. Hij vergelijkt de kerk met een fysiek lichaam en legt uit dat net zoals in het lichaam elk lid naar behoren moet werken, elk kerklid de gaven van de Geest kan gebruiken om tot de kerk bij te dragen en deze te versterken.

Lessuggesties

1 Korinthe 12:1–11

Paulus onderwijst over de geestelijke gaven

Toon een afbeelding van de volgende steen:

Afbeelding
stenen plaat, whate’er thou art act well thy part

Vertel de cursisten dat bovenaan de steen de inscriptie ‘whate’er thou art act well thy part’ of ‘wat u ook doet, doe uw deel goed’ staat. Leg uit dat toen president David O. McKay in Schotland op zending was, hij deze steen boven de deur van een gebouw in de buurt van Stirling Castle zag hangen en door de boodschap werd geïnspireerd. (Zie Francis M. Gibbons, David O. McKay: Apostle to the World, Prophet of God [1986], 45.)

Leg uit dat elk symbool in de negen vierkanten van de steen een numerieke waarde voorstelt. Vraag de cursisten de numerieke waarde van elke vorm vast te stellen. (Van links naar rechts, stellen de symbolen 5, 10 en 3 voor in de bovenste rij: 4, 6 en 8 in de middelste rij; en 9, 2 en 7 in de onderste rij.)

  • Wat is de som van de drie cijfers van de bovenste rij? De middelste rij? De onderste rij?

Leg uit dat de cijfers die in elke rij, kolom of diagonale lijn voorkomen op deze steen altijd als som 18 hebben. Een reden waarom deze vormen mogelijk vergezeld gaan van de zin ‘wat u ook doet, doe uw deel goed’ is dat als de vormen herschikt worden of hun waarde wordt veranderd. de rijen en kolommen op de steen niet meer in elke richting als som 18 zouden hebben.

Laat de cursisten terwijl ze 1 Korinthe 12 bestuderen nadenken hoe wij als leden van de kerk zoals de vormen op de steen zijn.

Laat een cursist 1 Korinthe 12:7 voorlezen. Vraag de klas op te zoeken waarom wij gaven van de Geest ontvangen. (Zo nodig legt u uit dat ‘tot wat nuttig is voor de ander’ betekent voor het algemeen nut van alle heiligen.)

  • Waarom worden de gaven van de Geest volgens de lering van de apostel Paulus aan de kinderen van onze hemelse Vader gegeven? (De cursisten dienen een waarheid met de strekking van het volgende als antwoord te geven: de gaven van de Geest worden gegeven ten voordeel van alle kinderen van onze hemelse Vader. Zet dat op het bord.)

Laat een cursist 1 Korinthe 12:8–11 voorlezen. Laat de klas letten op de geestelijke gaven die Paulus heeft vermeld.

Vraag de cursisten over de gevonden geestelijke gaven en hun betekenis verslag uit te brengen. Leg als het nodig is uit dat het ‘woord van wijsheid’ (vers 8) verwijst naar gezond verstand en de gepaste toepassing van kennis; het ‘woord van kennis’ (vers 8) verwijst naar een kennis van God en zijn wetten; ‘het onderscheiden van geesten’ (vers 10) verwijst naar het herkennen van waarheid en leugen en het goede en kwade in anderen waarnemen; en ‘allerlei talen’ (vers 10) verwijst naar de vaardigheid te spreken in vreemde of onbekende talen.

  • Hoe kunnen deze geestelijke gaven de kinderen van God tot nut zijn?

Wijs erop dat de geestelijke gaven die uitdrukkelijk in de Schriften vermeld worden slechts enkele van de talloze gaven zijn die wij door de Geest kunnen ontvangen.

  • Welke andere gaven kunnen wij door de Heilige Geest ontvangen?

  • Welke geestelijke gaven heb je opgemerkt bij je familieleden, vrienden en klasgenoten?

  • Hoe kunnen wij onze geestelijke gaven ontdekken? (Onze hemelse Vader ernaar vragen tijdens onze gebeden en onze patriarchale zegen aanvragen en bestuderen.)

Laat de cursisten nadenken over de geestelijke gaven die zij hebben gekregen en hoe zij er beter van kunnen worden en ze tot voordeel van anderen kunnen gebruiken.

1 Korinthe 12:12–31

De gaven van de Geest worden gegeven om elk lid van de kerk tot zegen te zijn

Vraag vier cursisten naar voren te komen. Wijs ieder van de vier cursisten een van de volgende woorden toe zonder dat de klas het hoort: voet, hand, oor, en oog. Draag iedere cursist op om een tekening op het bord te maken van het woord en laat de klas raden wat iedere cursist aan het tekenen is. Nadat de klas elke tekening goed geraden heeft, vraagt u de cursisten weer om op hun plaats te gaan zitten. Laat de klas nadenken hoe de voeten, handen, oren en ogen bijdragen aan het werk dat het lichaam doet.

  • Heb je ooit een klein lichaamsdeel zoals een vinger, tand of teen bezeerd? Hoe beïnvloedde deze kleine verwonding zelfs eenvoudige, dagelijkse taken?

Laat een cursist 1 Korinthe 12:12–14 voorlezen. Vraag de klas om mee te lezen en op te letten waarmee Paulus ons lichaam en onze lichaamsdelen vergeleek.

  • Waar vergeleek Paulus ons lichaam en onze lichaamsdelen mee? (De kerk van Jezus Christus en de kerkleden.)

Zet de volgende tekstverwijzing en vraag op het bord:

1 Korinthe 12:15–22, 25–30

Hoe vergeleek Paulus ons lichaam met de kerk?

Deel de klas op in groepjes van twee of drie. Draag elk groepje op om 1 Korinthe 12:15–22, 25–31 samen te lezen en op te zoeken hoe Paulus de leden van de kerk met lichaamsdelen vergeleek. U kunt eventueel voorstellen dat de cursisten eerst zoeken naar wat Paulus over het lichaam en lichaamsdelen leerde alvorens te zoeken naar de manier waarop hij lichaamsdelen met de kerk en haar leden vergeleek. Geef de cursisten voldoende tijd en vraag ze dan naar hun bevindingen.

  • Waarom besprak Paulus volgens jou de rollen van individuele kerkleden net nadat hij over geestelijke gaven had geschreven?

  • Welke bedenkingen kunnen kerkleden tegenwoordig hebben die worden opgelost door de leringen van Paulus dat kerkleden net als lichaamsdelen zijn?

  • Welk beginsel kunnen wij leren uit Paulus’ vergelijking van kerkleden met lichaamsdelen? (Hoewel de cursisten misschien meerdere beginselen vinden, maakt u de cursisten in elk geval het volgende beginsel duidelijk: door onze unieke geestelijke gaven te gebruiken om anderen te dienen, kunnen wij de kerk versterken. Zet dit beginsel op het bord.)

Verwijs naar de afbeelding van de steen die u aan het begin van de les hebt laten zien.

  • Hoe lijken wij als kerkleden op de verschillende vormen op de steen? (We zijn allen uniek en we spelen een belangrijke rol, ongeacht waartoe de Heer ons roept. Als we onze gaven en vaardigheden combineren om de Heer te dienen, wordt de hele kerk gezegend. Wat we doen, is van belang en levert een bijdrage om het werk van de kerk te verwezenlijken.)

  • Hoe zijn volgens jouw ervaringen je familie, een seminarie-, zondagsschool-, jongevrouwen- of priesterschapsklas of een wijk of gemeente door de geestelijke gaven van de leden versterkt?

Vraag de cursisten na te denken hoe zij hun geestelijke gaven kunnen gebruiken om de kerk te versterken en anderen tot zegen te zijn. Wijs op de raad van Paulus die is opgetekend in 1 Korinthe 12:31 om ‘naar de beste genadegaven [te streven]’.

  • Wat kunnen we doen om naar ‘de beste genadegaven’ van de Geest te streven (zie ook LV 46:8–9)?

Getuig van, en uit uw dankbaarheid voor, geestelijke gaven. Moedig de cursisten aan om te streven naar hun geestelijke gaven en deze te gebruiken om anderen te dienen en de kerk te versterken.

Volgende unit (1 Korinthe 152 Korinthe 7)

Laat de cursisten de volgende vragen overwegen bij het bestuderen van de volgende unit: waarom vermeldde de apostel Paulus de doop voor de doden? Wie zullen er opstaan? Welke heerlijkheid ligt er voor een herrezen persoon in het verschiet? Zullen alle herrezen personen dezelfde heerlijkheid ingaan? Laat de cursisten bedenken wat hun hoop geeft, vooral als ze verdriet, tegenslagen of tragedies ondervinden. Leg uit dat ze in de volgende unit leerstellingen en beginselen van Paulus’ leringen aan de Korinthische heiligen zullen leren die hen vrede en hoop kunnen geven.