Bibliotheek
Les 87: Handelingen 8


Les 87

Handelingen 8

Inleiding

De vervolging van de kerk in Jeruzalem leidt ertoe dat de kerkleden over Judea en Samaria worden verstrooid. Filippus predikt in Samaria, waar veel mensen het evangelie van Jezus Christus aanvaarden. Petrus en Johannes verlenen de gave van de Heilige Geest aan nieuwe bekeerlingen en Simon, een tovenaar, probeert het priesterschap te kopen. Daarna leidt God Filippus naar een Ethiopische kamerheer om hem te onderwijzen over Jezus Christus en hem te dopen.

Lessuggesties

Handelingen 8:1–25

Filippus predikt in Samaria, waar Simon, de tovenaar, probeert het priesterschap te kopen

Laat wat geld zien. Laat de cursisten zich voorstellen dat ze een grote som geld hebben gekregen.

  • Wat zou je zoal met dat geld kopen?

Wijs erop dat sommige mensen geloven dat je met geld alles kunt kopen. De meest waardevolle dingen in het leven kun je echter niet kopen. Laat de cursisten bij hun studie van Handelingen 8 zoeken naar een gave van God die je niet kunt kopen.

Herinner de cursisten eraan dat ze in Handelingen 7 leerden dat de discipel Stefanus door zijn aanklagers was omgebracht. Laat enkele cursisten beurtelings een vers voorlezen uit Handelingen 8:1–5. Laat de klas meelezen en nagaan wat de leden van de kerk deden als gevolg van de vervolging van de kerk in Jeruzalem.

  • Wat deden de leden van de kerk omwille van de vervolgingen?

Vestig de aandacht van de cursisten op de naam Filippus in vers 5. Herinner de cursisten eraan dat Filippus een van de zeven discipelen was die waren geordend om de twaalf apostelen te helpen in de behoeften van de kerkleden te voorzien (zie Handelingen 6:5). Laat de cursisten op het uitreikblad ‘Overzicht van de Handelingen van de apostelen’ (in het aanhangsel van dit lesboek) zoeken naar de opdracht die de Heiland in Handelingen 1:8 gaf.

  • Hoe vervulde Filippus de opdracht van de Heiland volgens Handelingen 8:5?

Laat een cursist Handelingen 8:6–8 voorlezen. Laat de klas meelezen en nagaan hoe de Samaritanen op de prediking van Filippus reageerden.

  • Hoe reageerden deze Samaritanen op de prediking van Filippus?

  • Wat deed Filippus nog meer, behalve het evangelie prediken?

Laat een cursist Handelingen 8:9–11 voorlezen. Laat de klas meelezen en letten op de beschrijving van een Samaritaan met de naam Simon.

  • Wat kunnen we uit deze verzen over Simon leren? (Leg uit dat het ‘gebruik van macht door de hulp of beheersing van kwade geesten tovenarij wordt genoemd’. [Bruce R. McConkie, Doctrinal New Testament Commentary, 3 delen (1965–1973), deel 2, 82.])

  • Welke invloed had Simon op het volk?

Laat een cursist Handelingen 8:12–13 voorlezen. Laat de klas meelezen en nagaan hoe Simon op de prediking van Filippus reageerde. Vraag de cursisten naar hun bevindingen.

  • Hoe werd Simon volgens vers 13 geraakt door de ‘tekenen en grote krachten’ die hij zag?

Vat Handelingen 8:14–16 samen: Petrus en Johannes kwamen naar Samaria toen ze hoorden dat het volk daar het woord van God had aanvaard. Zij baden dat de bekeerde Samaritanen de gave van de Heilige Geest zouden ontvangen.

Laat de cursisten in Handelingen 8:17 nagaan wat Petrus en Johannes voor de nieuwe kerkleden in Samaria deden.

  • Wat kunnen wij uit dit verslag leren over de manier waarop de gave van de Heilige Geest wordt verleend? (Zet na de antwoorden van de cursisten de volgende leerstelling op het bord: De gave van de Heilige Geest wordt na de doop verleend door handoplegging van bevoegde priesterschapsdragers.)

Laat een cursist Handelingen 8:18–19 voorlezen. Laat de klas meelezen en letten op het voorstel dat Simon aan Petrus deed.

  • Welk voorstel deed Simon aan Petrus?

Vestig de aandacht op het geld dat u bij het begin van de les liet zien. Laat de cursisten zich afvragen welk antwoord zij Simon zouden geven.

Laat enkele cursisten beurtelings een vers uit Handelingen 8:20–24 voorlezen. Laat de klas meelezen en letten op de les die Petrus aan Simon leerde over het ontvangen van het priesterschap.

  • Wat leerde Petrus Simon over het priesterschap in vers 20?

  • Toen Simon de apostelen geld bood in ruil voor het priesterschap, wat begreep hij toen duidelijk niet over het priesterschap? (Aangezien het priesterschap God toebehoort, wordt het alleen volgens zijn wil verleend. God bepaalt de manier waarop het priesterschap kan worden verkregen.)

  • Waarom was Simon volgens verzen 21–23 nog niet klaar om het priesterschap te ontvangen? In welk opzicht was het hart van Simon ‘niet oprecht voor God’ (vers 21)?

  • Wat kunnen we uit dit verhaal opmaken over het ontvangen van het priesterschap? (De strekking van de antwoorden van de cursisten dient de volgende waarheid te omvatten: Het priesterschap wordt verleend volgens de wil van God en zijn waardigheidsnorm. Zet die waarheid op het bord.)

  • Waarom is het volgens jou belangrijk te weten dat het priesterschap alleen aan mensen wordt verleend volgens de wil van God en zijn waardigheidsnorm?

Vat Handelingen 8:25 samen: Petrus en Johannes predikten het evangelie in veel Samaritaanse dorpen.

Handelingen 8:26–40

Filippus onderwijst en doopt een Ethiopische kamerheer

Vraag de cursisten situaties te bedenken waarin ze iemand nodig hadden of zouden hebben om hen te begeleiden.

  • In welke situaties zou jij iemand anders kunnen begeleiden? (Laat de cursisten eventueel denken aan bestemmingen, zaken waarover ze veel weten of talenten die ze hebben ontplooid.)

Laat de cursisten bij hun studie van Handelingen 8 zoeken naar een manier waarop ze anderen tot gids kunnen zijn.

Laat een cursist Handelingen 8:26–28 voorlezen. Laat de klas meelezen en nagaan waarom Filippus naar Gaza ging.

  • Waarom ging Filippus naar Gaza?

  • Wie kwam Filippus onderweg tegen? (Een Ethiopische kamerheer. Leg uit dat een kamerheer een lid van de hofhouding van een koning of koningin was.)

  • Wat zat de Ethiopische kamerheer op zijn wagen te doen? (Hij las de profeet Jesaja, of de woorden van Jesaja.)

Zet vooraan in de klas twee stoelen tegenover elkaar. Laat twee vrijwilligers de rollen van de Ethiopische kamerheer en Filippus spelen in het volgende verslag. (U kunt deze rollen toewijzen voordat de les begint zodat de cursisten tijd hebben om zich voor te bereiden.) Laat de cursist die de rol van de Ethiopische kamerheer speelt op een stoel gaan zitten en laat de andere cursist bij de deur staan. Laat een derde cursist de rol van de verteller op zich nemen.

Laat de cursisten de woorden van hun personage in Handelingen 8:29–39 voorlezen en de situatie naspelen. Laat de klas kijken naar wat er tussen Filippus en de Ethiopische kamerheer voorviel. Terwijl de cursisten hun rol spelen, doet u het volgende:

  1. Laat de verteller verzen 32–33 voorlezen en nodig de cursisten daarna uit om in hun Schriften een verwijzing naar Jesaja 53:7–8 in de kantlijn te noteren bij Handelingen 8:32–33.

  2. Laat de verteller vers 35 voorlezen en vraag daarna aan de cursist die de rol van Filippus speelt wat hij of zij in deze situatie over de Heiland zou onderwijzen. (U kunt de klas eveneens voorstellen laten doen.)

  3. Wanneer de verteller vers 38 voorleest, verzoekt u de cursisten vriendelijk om de voltrekking van de doop niet na te spelen.

Bedankt de cursisten voor hun medewerking en laat ze weer naar hun plaats terugkeren.

  • Waarom ging Filippus volgens vers 29 naar de wagen van de Ethiopische kamerheer?

  • Wat had de kamerheer volgens vers 31 nodig om de geschriften van Jesaja te kunnen begrijpen?

  • Hoe was Filippus volgens verzen 35–38 de kamerheer tot gids?

  • Welk beginsel kunnen we uit de ervaring van Filippus leren over het luisteren naar de influisteringen van God? (De strekking van de antwoorden van de cursisten dient het volgende te omvatten: Als wij naar de influisteringen van God luisteren, zullen zich gelegenheden voordoen waarbij we anderen dichter bij Jezus Christus kunnen brengen. Zet dit beginsel op het bord.)

Geef elke cursist een exemplaar van het volgende uitreikblad. Laat de cursisten de aanwijzingen op het uitreikblad volgen en bedenken hoe ze iemand dichter bij Jezus Christus kunnen brengen. Leg uit dat ze hun antwoorden zullen kunnen uitwisselen.

Afbeelding
uitreikblad

Anderen naar Jezus Christus leiden

Het Nieuwe Testament — boek voor de seminarieleerkracht — Les 87

Kies een van de volgende situaties:

  • Een jongeman met wie je bevriend bent, is lid van een andere christelijke kerk. Op een dag voel je tijdens de lunch de ingeving om met hem over de kerk te praten.

  • Onderweg naar huis van school zie je een jongevrouw huilen. Je herkent haar, ze is lid van jouw wijk maar komt al jaren niet meer naar de kerk. Je voelt de ingeving om met haar te gaan praten. Terwijl je haar probeert te troosten, vertelt ze over haar beproevingen en vraagt ze: ‘Waarom kan ik niet gewoon gelukkig zijn?’

  • Een moeder van een jongeman die je kent van op sociale media is onlangs overleden. Je voelt de ingeving om te reageren op een recent bericht waar hij zegt: ‘Ik voel mij alleen. Wou dat iemand mij begreep.’

Noteer op de achterkant van het uitreikblad of in je aantekenschrift of Schriftendagboek wat je kan zeggen en doen om deze persoon naar Jezus Christus te leiden. Zorg dat je daarbij de volgende vragen beantwoordt:

  • Welke evangeliewaarheden zou je met deze persoon delen om hem of haar naar Jezus Christus te leiden?

  • Welke Schrifttekst zou je deze persoon aanraden?

  • Wat zou je hem of haar aanraden te doen?

Geef de cursisten voldoende tijd en verdeel de klas dan in groepjes van twee. Laat de cursisten aan elkaar uitleggen wat ze hebben genoteerd en waarom. Laat een aantal cursisten hun antwoorden met de klas delen. U kunt eventueel de antwoorden van de cursisten in een rollenspel verwerken, waarbij u de rol speelt van de persoon die ze proberen te helpen. (Als u hiervoor kiest, geef de cursisten dan even de tijd om zich voor te bereiden voordat ze het scenario met u naspelen.) Stel daarna de volgende vragen:

  • Wanneer en hoe heb je al eens iemand naar Jezus Christus geleid?

  • Wanneer en hoe heeft iemand jou naar Jezus Christus geleid?

Moedig de cursisten aan om gehoor te geven aan de influisteringen van God zodat zij geleid worden naar mensen die ze dichter bij Jezus Christus kunnen brengen. Vraag de cursisten te bedenken wat ze de komende week kunnen doen om iemand die ze kennen naar Jezus Christus te leiden. Moedig ze aan hun bevindingen met de klas te bespreken.

Toelichting en achtergrondinformatie

Handelingen 8:18–23. Het priesterschap verkrijgen en gebruiken

President James E. Faust van het Eerste Presidium heeft uitgelegd dat de manier waarop priesterschapsmacht wordt verkregen, verschilt van de manier waarop wereldlijke macht wordt verkregen:

‘Deze grootste macht, de macht van het priesterschap, [wordt] niet op dezelfde manier verkregen zoals dat in de wereld gebeurt. Zij kan niet gekocht of verkocht worden. […] Velen van jullie hebben grote bewondering voor sporthelden, beroemde of rijke mensen, of mensen met grote politieke of militaire macht. In de wereld wordt macht vaak op meedogenloze wijze uitgeoefend. Echter, de macht van het priesterschap wordt alleen maar ingeroepen door die beginselen van gerechtigheid waardoor het priesterschap wordt bestuurd.’ (‘De macht van het priesterschap’, De Ster juli 1997, 43.)

President Gordon B. Hinckley heeft gezegd:

‘Goed gedrag wordt de norm die bepaalt of men deze heilige macht mag ontvangen en uitoefenen.’ (‘De uitoefening van het priesterschap waardig’, Liahona, juli 2002, 58.)

Handelingen 8:27–38. Anderen naar Jezus Christus leiden

Ouderling Jeffrey R. Holland van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft het volgende gezegd over het belang van anderen naar de Heiland leiden:

‘Voor ieder van ons is “tot Christus […] komen” (LV 20:59), zijn geboden onderhouden en zijn voorbeeld volgen om terug te keren tot de Vader absoluut het hoogste en heiligste doel van het menselijk bestaan. Daar anderen behulpzaam bij zijn — ze onderwijzen, overreden en onder gebed leiden om ook de weg van verlossing op te gaan — moet zonder twijfel de op één na belangrijkste taak in ons leven zijn. Misschien heeft president David O. McKay daarom eens gezegd: “Mensen kunnen geen grotere taak hebben dan onderricht geven aan Gods kinderen.” (David O. McKay, in Conference Report, oktober 1916, 57.)’ (‘Van God gekomen […] als leraar’, De Ster, juli 1998, 29.)