Bibliotheek
Activiteiten voor kerntekstenbeheersing


Activiteiten voor kerntekstenbeheersing

Inleiding

In dit deel staan ideeën die u kunt gebruiken om cursisten te helpen kernteksten te beheersen. Als u de cursisten helpt en stimuleert die vaardigheden te ontwikkelen, brengt u hen tot zelfredzaamheid in hun studie van de Schriften. Cursisten kunnen deze vaardigheden voor kerntekstenbeheersing hun hele leven gebruiken om passages in de Schriften beter te kunnen opzoeken, begrijpen, toepassen en uit het hoofd leren. Hieronder staan lesideeën voor elk aspect van kerntekstenbeheersing. De cursisten zijn gebaat bij uiteenlopende soorten activiteiten, waardoor ze de kernteksten beter leren beheersen.

Activiteiten die de cursisten helpen kernteksten op te zoeken

Teksten markeren

Kernteksten markeren kan cursisten helpen die teksten te onthouden en sneller op te zoeken. Moedig de cursisten aan de kernteksten op een onderscheidende wijze te markeren in hun Schriften, anders dan andere passages die ze markeren.

De boeken kennen

Als de cursisten de namen en volgorde van de boeken in het Nieuwe Testament uit het hoofd kennen, zijn ze in staat de kernteksten sneller op te zoeken. Hierna volgen enkele voorbeelden van activiteiten waardoor de cursisten bekend raken met de boeken in het Nieuwe Testament:

  • De inhoudsopgave opzoeken — Maak de cursisten vertrouwd met de inhoudsopgave van de Bijbel, waardoor ze de boeken waarin de kernteksten staan, kunnen vinden.

  • Een lied zingen — Vervang de woorden van een bekende lofzang of een bekend jeugdwerkliedje door de namen van de boeken van het Nieuwe Testament. Leer de cursisten het lied. (Of gebruik ‘De boeken in het Nieuwe Testament’ [Zing maar mee, H-3].) Laat de cursisten dit lied gedurende het jaar zo nu en dan zingen om de namen en volgorde van de boeken in het Nieuwe Testament te onthouden.

  • Eerste letter gebruiken — Zet de eerste letter van de boeken op het bord (M, M, L, J enzovoort). Laat de cursisten de naam van het boek opzeggen dat bij elke letter hoort. Herhaal deze activiteit tot ze de boeken uit het hoofd kunnen opnoemen.

  • Boekenjacht — Noem een van de boeken waarin een kerntekst staat en laat de cursisten hun Schriften op een willekeurige pagina in dat boek openslaan. Houd bij hoelang het duurt tot de hele klas elk boek gevonden heeft. Herhaal deze activiteit desgewenst zodat de cursisten de boeken in het Nieuwe Testament steeds beter kennen en sneller kunnen opzoeken.

Verwijzingen en inhoud onthouden

Als de cursisten weten waar een kerntekst staat en waar die over gaat, kan de Heilige Geest ze naar behoefte Schriftteksten in herinnering brengen (zie Johannes 14:26). Trefwoorden en zinsneden zoals ‘geboren […] uit water en Geest’ (Johannes 3:5) en ‘de vrucht van de Geest’ (Galaten 5:22–23) kunnen de cursisten helpen de inhoud en leer van de passages te onthouden. De volgende methoden kunnen cursisten helpen kerntekstverwijzingen aan de inhoud of trefwoorden ervan te koppelen. (U kunt activiteiten met een wedstrijdkarakter voor later in het jaar achter de hand houden, nadat de cursisten weten waar de kernteksten staan. Dergelijke activiteiten zorgen dan dat het geleerde beter beklijft.)

  • Verwijzingen en trefwoorden — Moedig de cursisten aan om de verwijzingen en trefwoorden van alle kernteksten op de kaartjes met kernteksten uit het hoofd te leren. (Kaartjes met kernteksten zijn online te bestellen op store.lds.org. U kunt de cursisten ook hun eigen set kaartjes met kernteksten laten maken.) Geef de cursisten de tijd om de kaartjes met een medecursist te bestuderen en elkaar vervolgens te overhoren. Moedig de cursisten aan creatieve manieren te bedenken om samen te studeren en elkaar te overhoren. Als ze de kernteksten beter kennen, kunt u ze hints met betrekking tot de context of toepassing van leerstellingen en beginselen uit de passages laten gebruiken. De persoon die overhoord wordt, kan mondeling of schriftelijk antwoorden.

  • Kaartjes met kernteksten — Deze activiteit kunt u gebruiken om een set kernteksten te introduceren of te herhalen. Kies diverse kaartjes met kernteksten en deel die onder de cursisten uit. (Zorg dat u meerdere exemplaren van elk kaartje hebt, zodat meerdere cursisten dezelfde kerntekst krijgen. U zou iedere cursist twee of drie verschillende passages kunnen geven.) Deel ze uit. Geef de cursisten de tijd om de uitgedeelde kaartjes met kernteksten te bestuderen, met inbegrip van de verwijzing, de trefwoorden, de context, de leerstelling of het beginsel, en de toepassingsideeën op elk kaartje. Noem enkele hints op de kaartjes (bijvoorbeeld woorden uit de kerntekst of de trefwoorden, de context, de leerstelling of het beginsel, of de toepassing). Cursisten met het bijbehorende kaartje staan op en noemen de tekstverwijzing.

  • Tekstenjacht — Laat de cursisten met behulp van hints oefenen om passages in de Schriften snel op te zoeken. Als hints kunt u de trefwoorden, context, leringen en beginselen, en toepassingsideeën op de kaartjes met kernteksten gebruiken. U kunt ook zelf hints bedenken. Tekstenjachtactiviteiten waarin cursisten passages zo snel mogelijk opzoeken, betrekken de cursisten actief bij het leren van de kernteksten. Let er bij dergelijke activiteiten op dat er geen vervelende gevoelens opgewekt worden en u de Geest niet verdrijft. Voorkom dat de cursisten oneerbiedig met hun Schriften omgaan of overmatig met elkaar gaan wedijveren. Overweeg om de cursisten tegen een vastgestelde norm te laten presteren in plaats van elkaar de loef af te steken. Ze kunnen het bijvoorbeeld tegen de leerkracht opnemen of u kunt ze het doel geven dat een bepaald percentage cursisten binnen een bepaalde tijd een bepaalde passage moet vinden.

  • Verhalenjacht — Geef hints door scenario’s te bedenken die de relevantie van kernteksten in het dagelijks leven aantonen. Als hint voor Mattheüs 28:19–20 of Filippenzen 4:13 kunt u bijvoorbeeld zeggen: ‘Daniël is oud genoeg om op zending te gaan en vindt dat het zijn priesterschapsplicht is om te gaan, maar hij is bang dat hij niet genoeg van het evangelie weet om erin te onderwijzen. Hij is ook bang dat hij moeilijk met vreemden zal kunnen praten. Hij bidt om verzekering en herinnert zich dat Jezus Christus na de opstanding zijn apostelen de opdracht “ga dan heen, onderwijs al de volken” gaf en dat de Heer altijd bij hen zou zijn. Daniël denkt ook aan deze woorden van Paulus: “Alle dingen zijn mij mogelijk door Christus, Die mij kracht geeft.”’ Laat de cursisten op basis van de genoemde scenario’s relevante kernteksten in hun Schriften opzoeken.

  • Overhoringen en toetsen — Bied de cursisten de mogelijkheid hun kennis van kernteksten te toetsen. Gebruik als hints trefwoorden of tekstverwijzingen, citaten uit passages, of scenario’s die de waarheden in de passages illustreren. Overhoringen en toetsen kunt u mondeling, op het bord of op papier afnemen. Na een overhoring of toets kunt u cursisten met een hoge score desgewenst koppelen aan cursisten met een lagere score. De cursist met een hoge score kan de cursist met een lagere score dan helpen zich te verbeteren. Daarbij kan elk koppel zich ten doel stellen een hogere gecombineerde score te halen voor de volgende toets. Maak eventueel een scorebord met de doelen en prestaties van de cursisten.

Activiteiten die de cursisten helpen kernteksten te begrijpen

Moeilijke woorden en uitdrukkingen toelichten

Moeilijke woorden en uitdrukkingen toelichten in kernteksten (of de cursisten helpen ze toe te lichten) verduidelijkt de betekenis van de hele passage. Wanneer die toelichtingen essentieel zijn om de leerstellingen en beginselen in een passage te begrijpen, kunt u de cursisten aanmoedigen die betekenis in hun Schriften te noteren. Neem de betekenis van woorden en uitdrukkingen door als u kernteksten behandelt.

Context vaststellen

Als de context van een tekst duidelijk is, begrijpen de cursisten de tekst vaak ook beter. De context omvat informatie over wie tot wie spreekt en waarom, het kader van de passage (historisch, cultureel en geografisch), en de vraag of situatie waaruit de inhoud van de tekst is voortgekomen. De leringen van de Heer in Johannes 3:5 bijvoorbeeld komen uit een gesprek tussen Jezus Christus en de welwillende Farizeeër Nicodemus die de Heer ’s nachts benaderde om vragen over zijn leer te stellen. De Heer zei tegen Nicodemus dat we tenzij we ‘opnieuw geboren’ worden ‘het Koninkrijk van God niet [kunnen] zien’ (Johannes 3:3). Nicodemus was verward en vroeg hoe een oude man opnieuw geboren kon worden. In Johannes 3:5 staat het antwoord van de Heer op de vraag van Nicodemus. Dankzij deze informatie begrijpen de cursisten beter welke vragen de Heer beantwoordde toen Hij zei: ‘Als iemand niet geboren wordt uit water en Geest, kan hij het Koninkrijk van God niet binnengaan.’ Als u lessen geeft waarin kernteksten voorkomen, beklemtoon dan de context die bij die passages hoort. Aanvullende activiteiten zoals de volgende kunnen cursisten ook meer begrip van de kernteksten geven:

  • Context vaststellen — Zet de volgende kopjes naast elkaar bovenaan op het bord: Spreker, Toehoorder(s), Doel en Andere nuttige inzichten. Deel de klas op in groepjes en geef elke groepje een kerntekst. Vraag ze de context van hun passage vast te stellen aan de hand van de kopjes op het bord. Laat ze hun bevindingen op het bord zetten. Vraag elk groepje daarna de context van hun passage toe te lichten en hoe die informatie hun begrip van de waarheden in de passage ten goede komt. Als extra dimensie aan deze activiteit kunt u de cursisten de kerntekstverwijzingen laten raden op basis van de beschrijvingen op het bord voordat de groepen hun toelichting geven.

Analyseren

Analyseren is het vaststellen van leerstellingen en beginselen in Schriftteksten. De cursisten leren er ook door inzien hoe die waarheden relevant voor hen zijn. Daardoor gaan ze de leerstellingen en beginselen wellicht meer in hun leven toepassen. De volgende activiteit kan de cursisten helpen kernteksten te analyseren:

  • Hints opstellen — Als de cursisten kernteksten beter leren kennen, laat u ze vragen, scenario’s of andere hints opstellen die de leerstellingen en beginselen in de passages illustreren. Daarmee kunt u de klas overhoren.

Uitleggen

Cursisten Schriftteksten laten uitleggen vergroot hun begrip en scherpt hun vermogen aan om leerstellingen en beginselen vanuit de Schriften uiteen te zetten. De volgende twee methoden kunnen de cursisten helpen kernteksten uit te leggen:

  • Trefwoorden — Vraag de cursisten individueel dezelfde kerntekst te lezen en een woord of zinsnede te vinden die volgens hen bepalend is voor de betekenis van de passage. Laat een cursist de passage vervolgens aan de klas voorlezen en het woord of de zinsnede beklemtonen. Vraag de cursist waarom dat woord of die zinsnede bepalend is voor de betekenis van die passage. Laat een paar andere cursisten dat ook doen. Cursisten kunnen voor dezelfde passage andere woorden of zinsneden kiezen. Als de cursisten die verschillende invalshoeken vernemen, krijgen ze meer inzicht in de passage.

  • Een openingsprogramma voorbereiden — Geef de cursisten de gelegenheid om kernteksten te gebruiken door ze vóór de les een openingsprogramma te laten voorbereiden en presenteren. Help ze de context samen te vatten, leerstellingen en beginselen uit te leggen, zinvolle ervaringen en voorbeelden aan te halen, en van de leerstellingen en beginselen in de passages te getuigen. U kunt de cursisten ook voorstellen de ideeën in de passages aan de hand van een voorwerp uit te leggen.

Het belang van leerstellingen en beginselen voelen

Help de cursisten de leerstellingen en beginselen in de kernteksten te begrijpen en er een getuigenis van te krijgen. Ouderling Robert D Hales heeft uitgelegd: ‘Een ware leerkracht brengt de leerlingen, als hij [of zij] de feiten [van het evangelie] behandeld heeft […] , een stapje verder op weg naar een geestelijk getuigenis en het begrip in hun hart dat tot handelen voert.’ (‘Teaching by Faith’ [toespraak voor CES-godsdienstleerkrachten, 1 februari 2002], 5, si.lds.org; zie ook Teaching Seminary: Preservice Readings [2004], 92.) Cursisten die door de invloed van de Heilige Geest de waarheid en het grote belang van een leerstelling of beginsel voelen, hebben een groter verlangen om dat beginsel ook toe te passen. Een leerkracht kan cursisten helpen die gevoelens van de Heilige Geest uit te nodigen en te voeden door ze te laten vertellen over hun ervaringen met het naleven van de evangeliebeginselen die in de kernteksten zijn vervat. Daardoor zullen de cursisten de waarheden in de kernteksten beter begrijpen en die waarheden in hun hart schrijven. De volgende activiteit kan de cursisten helpen het belang van de leerstellingen en beginselen in de kernteksten te voelen:

  • Op Schriftteksten letten — Vraag de cursisten te letten op kernteksten in toespraken en lessen in de kerk, in conferentietoespraken en in gesprekken met familie en vrienden. Laat de cursisten op gezette tijden vertellen welke passages ze hebben gehoord, hoe die passages werden gebruikt, welke waarheden naar voren kwamen en welke ervaringen zij of anderen met die waarheden hebben gehad. Let op gelegenheden om te getuigen (en de cursisten te laten getuigen) van de waarheden in de kernteksten.

Activiteiten die de cursisten helpen kernteksten toe te passen

Onderwijzen

De kernteksten en fundamentele leerstellingen zijn ten bate van de cursisten samen ontwikkeld en met opzet op elkaar afgestemd. (Kernteksten worden in het hele document met fundamentele leerstellingen genoemd.) Wanneer de cursisten de leerstellingen en beginselen in de kernteksten leren en verwoorden, leren en verwoorden ze tevens de fundamentele leerstellingen. En als de cursisten de fundamentele leerstellingen in hun eigen woorden leren verwoorden, kunnen ze putten uit kernteksten die ze uit hun hoofd hebben geleerd. Als de cursisten de gelegenheid krijgen om leerstellingen en beginselen van het evangelie met behulp van kernteksten uiteen te zetten, kan dat hun vertrouwen in zichzelf en in hun kennis van de Schriften vergroten. Wanneer de cursisten in de leerstellingen en beginselen in de kernteksten onderwijzen en ervan getuigen, kunnen ze tevens hun getuigenis versterken. Moedig de cursisten aan om het evangelie in de klas en in gesprekken met vrienden, familieleden en anderen aan de hand van kernteksten uit te leggen.

  • Een boodschap presenteren — Vraag de cursisten een toespraak of les van drie tot vijf minuten die op kernteksten gebaseerd is voor te bereiden. Laat hen die thuis of in de klas voorbereiden. Naast de kernteksten kunnen ze bij hun voorbereiding andere bronnen gebruiken, zoals kaartjes met kernteksten, de Gids bij de Schriften of Trouw aan het geloof: evangeliewijzer. Elke toespraak of les dient de volgende elementen te bevatten: een inleiding, een kerntekst, een verhaal of voorbeeld over het desbetreffende beginsel, en het getuigenis van de cursist. De cursisten kunnen hun boodschap tijdens een seminarieles, op een gezinsavond of aan hun quorum of klas presenteren als onderdeel van hun Plicht jegens God of Persoonlijke vooruitgang. Als de cursisten hun toespraak of les buiten de seminarieles om presenteren, vraag ze dan desgewenst naderhand over hun ervaringen te vertellen.

  • Rollenspel als zendeling — Maak diverse kaartjes met vragen die een onderzoeker kan stellen en die met behulp van kernteksten beantwoord kunnen worden. (Bijvoorbeeld: ‘Wat geloven de leden van jullie kerk over Jezus Christus?’) Vraag telkens twee cursisten naar voren te komen om een vraag op een van de kaartjes te beantwoorden. U kunt de cursisten aan de hand van een paar effectieve onderwijsmethoden duidelijk maken hoe zendelingen soortgelijke vragen kunnen beantwoorden. Bijvoorbeeld: (1) de context van de kerntekst noemen, (2) een leerstelling of beginsel uitleggen, (3) vragen stellen om te controleren of de ontvanger begrijpt of gelooft wat er besproken is, (4) over ervaringen vertellen en getuigen, en (5) mensen uitnodigen te handelen naar de waarheid die besproken is. Vraag de klas naar reacties over wat ze in de antwoorden van elk koppel aansprak.

  • Getuigen — Vraag de cursisten uit de kernteksten een tekst te kiezen met een leerstelling of beginsel waarvan ze kunnen getuigen. Nodig ze uit te getuigen van de waarheid die ze hebben gekozen en over ervaringen te vertellen waardoor ze ervan kunnen getuigen. Als de cursisten hun getuigenis geven, zal de Heilige Geest de waarheid bevestigen van de leerstellingen en beginselen waarvan zij getuigen. Hun getuigenis kan anderen ook inspireren om in geloof te handelen.

Noot: Cursisten vragen hun getuigenis te geven dient altijd op vrijwillige basis te berusten. Cursisten mogen nooit gedwongen worden hun getuigenis te geven of het gevoel krijgen dat ze kennis moeten voorwenden die ze naar hun idee niet hebben. Bovendien schromen sommige cursisten om hun getuigenis te geven omdat ze onterecht denken dat ze moeten beginnen met ‘Ik wil mijn getuigenis geven …’ of dat hun getuigenis gepaard moet gaan met zichtbare emoties. Maak de cursisten duidelijk dat ze in een getuigenis eenvoudigweg leerstellingen of beginselen kunnen noemen die in hun beleving waar zijn. Een getuigenis kan zo eenvoudig zijn als zeggen: ‘Ik geloof dat dit waar is’ of ‘Ik weet dat dit waar is’ of ‘Ik geloof dit met heel mijn hart’.

Naleven

Manieren voorstellen waarop cursisten de leerstellingen en beginselen in kernteksten kunnen toepassen (of cursisten zelf manieren laten bedenken) geeft ze de kans om te leren door hun geloof te oefenen.

Ouderling David A. Bednar van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft gezegd:

‘Een leerling die zijn keuzevrijheid gebruikt door in overeenstemming met correcte beginselen te handelen, stelt zijn hart open voor de Heilige Geest en staat open voor diens onderricht, macht en bevestigend getuigenis. Leren door geloof vereist geestelijke, mentale en fysieke inspanning en niet slechts passief luisteren. Het is de oprechtheid en de vastberadenheid in ons door geloof geïnspireerde handelen waarmee we aan onze hemelse Vader en zijn Zoon Jezus Christus aangeven dat we bereid zijn te leren en onderricht te ontvangen van de Heilige Geest.’ (‘Zoek kennis door geloof’, Liahona, september 2007, 20.)

Geef de cursisten de kans om te vertellen over en te getuigen van hun ervaringen die ze met het toepassen van leerstellingen en beginselen hebben gehad. U kunt de cursisten bijvoorbeeld als volgt aanmoedigen om kernteksten in hun leven toe te passen:

  • Doelen stellen — Vraag de cursisten op basis van de toepassingsideeën op de kaartjes met kernteksten specifieke doelen te stellen om de beginselen in de kernteksten beter na te leven. Laat ze hun doelen op een blaadje noteren en als herinnering bij zich dragen. U kunt de cursisten de kans bieden om over hun successen te vertellen.

Activiteiten die de cursisten helpen kernteksten uit het hoofd te leren

Uit het hoofd leren

Schriftteksten uit het hoofd leren kan het begrip van de cursisten en hun vaardigheid om in het evangelie te onderwijzen vergroten. Als cursisten teksten uit het hoofd kennen, kan de Heilige Geest zinsneden en ideeën in hun gedachten brengen wanneer ze die nodig hebben (zie Johannes 14:26; LV 11:21). Denk erom dat u bij activiteiten om teksten uit het hoofd te leren rekening houdt met de capaciteiten van uw cursisten.

Ouderling Richard G. Scott van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft Schriftteksten uit het hoofd leren als volgt aangemoedigd:

‘Schriftteksten uit het hoofd leren kan ons veel macht geven. Een Schrifttekst uit het hoofd leren is een nieuwe vriendschap beginnen. Het is alsof je een nieuwe persoon ontdekt die je kan helpen in tijd van nood, kan inspireren en troosten en een bron van motivatie kan zijn voor benodigde verandering.’ (‘De kracht van de Schriften’, Liahona, november 2011, 6.)

Elk van de volgende activiteiten kunt u enkele dagen achter elkaar aan het begin of eind van de les herhalen. De cursisten leren de teksten dan voor langere tijd in hun geheugen te prenten:

  • Eén woord — Daag de klas uit een kerntekst op te zeggen waarbij iedere cursist steeds één woord per keer uitspreekt. Als u de cursisten bijvoorbeeld Mattheüs 5:14–16 uit het hoofd wil laten leren, zegt de eerste cursist het woord U, de tweede cursist bent, de derde cursist het enzovoort, tot het hele vers is opgezegd. Houd de tijd bij en laat ze meerdere keren proberen de tekst binnen een vastgestelde streeftijd op te zeggen. Overweeg de volgorde van de cursisten bij herhaling van deze activiteit te veranderen, zodat ze andere woorden moeten zeggen.

  • Eerste letters — Zet de eerste letter van elk woord in een kerntekst op het bord. Wijs de letters aan als de cursisten de passage met u doornemen. Waar nodig kunnen zij hun Schriften gebruiken. Herhaal deze activiteit tot de cursisten denken dat ze de tekst met behulp van alleen de eerste letters kunnen opzeggen. U zou steeds enkele letters kunnen weghalen nadat de cursisten de tekst hebben opgezegd. Zo wordt de activiteit steeds moeilijker, tot de cursisten de tekst zonder de hulp van eerste letters kunnen opzeggen.

  • Woordstrookpuzzels — Schrijf de woorden van een kerntekst op een gelinieerd blaadje (of laat cursisten dat doen). Knip het blaadje in strookjes en laat daarbij zinsneden van de tekst intact. Maak enkele strookjes korter zodat er maar een paar woorden van de tekst op staan. Hutsel de papierstrookjes door elkaar en geef ze aan groepjes van twee of meer cursisten. Vraag de cursisten de strookjes met behulp van hun Schriften in de juiste volgorde te plaatsen. Laat ze net zo lang oefenen tot ze hun Schriften niet meer nodig hebben. Als ze klaar zijn, vraagt u ze de hele passage op te zeggen. U kunt desgewenst de tijd bijhouden om te zien welk groepje de strookjes het snelst in de juiste volgorde kan plaatsen. U kunt ook de tijd voor de hele klas bijhouden om te zien hoe lang het duurt voordat alle groepjes de puzzel klaar hebben (groepjes die klaar zijn, kunnen de langzamere groepjes helpen).