Bibliotheek
Les 66: Johannes 7


Les 66

Johannes 7

Inleiding

Jezus woont in Jeruzalem het Loofhuttenfeest bij. Hij gaat naar de tempel en vertelt de mensen hoe ze een getuigenis kunnen ontvangen dat zijn leringen van God de Vader komen. Omdat de mensen twisten over wie Jezus was, gebruikt Hij beeldspraak over water en licht om van zijn goddelijkheid te getuigen. Hij spreekt ook over de Heilige Geest.

Lessuggesties

Johannes 7:1–13

Jezus woont het Loofhuttenfeest bij

Zet deze vraag op het bord: Had Jezus broers en zussen?

Laat de cursisten de vraag beantwoorden. Indien nodig verduidelijkt u dat Jozef en Maria kinderen hadden die na Jezus geboren werden en in hun gezin met Hem opgroeiden. Maar aangezien Christus de letterlijke zoon van Maria en God de Vader was, en niet van Jozef, waren die kinderen Jezus’ halfbroers en -zussen (zie Mattheüs 13:55–56).

  • Hoe zou het geweest zijn om met Jezus op te groeien?

  • Zou het dan makkelijker geweest zijn om in Hem te geloven? Waarom wel of waarom niet?

Wijs de cursisten erop dat we in Johannes 7 lezen hoe sommige ‘broers’ van Jezus (Johannes 7:3, 5) Hem zagen. De term broers verwijst waarschijnlijk naar de halfbroers van Jezus, hoewel het ook andere naaste familieleden kunnen zijn.

Vraag enkele cursisten beurtelings een vers uit Johannes 7:1–5 voor te lezen.

  • Wat komen we in vers 5 over Jezus’ broers te weten?

Laat een cursist het volgende citaat van ouderling Bruce R. McConkie van het Quorum der Twaalf Apostelen voorlezen:

Afbeelding
Ouderling Bruce R. McConkie

‘Een getuigenis van de goddelijkheid van Christus en van de verlossende macht van zijn evangelie wordt niet automatisch door een familieband verkregen.

‘[…] Hoewel ze samen opgroeiden en de minzame invloed van Jozef en Maria genoten, en op de hoogte waren van de leringen, bediening en wonderen van Jezus, hadden deze naaste verwanten Hem nog niet als de Messias aanvaard. Ze werden later echter allemaal bekeerd (Handelingen 1:14).’ (Doctrinal New Testament Commentary, 3 delen [1965–1973], deel 1, 437.)

  • Hoe is het mogelijk dat Jezus’ eigen familieleden Hem nog niet geloofden, hoewel ze van zijn leringen en wonderen afwisten?

Wijs de cursisten erop dat er in Johannes 7 gebeurtenissen staan die plaatsvonden tijdens het Loofhuttenfeest in Jeruzalem (zie Johannes 7:2). Tijdens dit feest dat acht dagen duurde en beschouwd wordt als ‘het grootste en vreugdevolste’ (Bible Dictionary, ‘Feasts’), reisden veel Joden naar Jeruzalem om de zegeningen van God te gedenken die Hij op de kinderen van Israël uitstortte toen ze na hun bevrijding uit Egypte in de woestijn ronddoolden en in provisorische loofhutten woonden (zie Leviticus 23:39–43). De Joden vierden en dankten God ook voor de jaarlijkse oogst vruchten en granen (zie Exodus 23:16).

  • Wat wilden Jezus’ broers in de verzen 3–4 dat Hij zou doen?

Vat Johannes 7:6–10 samen met de uitleg dat Jezus besloot om nog niet naar het feest te gaan, maar wel zijn broers aanmoedigde om te gaan. Toen het feest begonnen was, ging Jezus in het verborgen omdat Hij wist dat de Joodse leiders in Jeruzalem Hem wilde doden en zijn tijd om te sterven nog niet aangebroken was.

Laat een cursist Johannes 7:11–13 voorlezen.

  • Wat zeiden verschillende mensen in Jeruzalem over Jezus?

Wijs de cursisten erop dat er nu net als toen verschillende meningen over Jezus Christus bestaan. Sommige mensen weten en getuigen dat Hij de Zoon van God en de Heiland van de mensheid is. Anderen geloven in Hem en hopen dat zijn evangelie waar is. Maar er zijn ook mensen die de goddelijkheid van Jezus Christus en de waarheid van zijn leringen in twijfel trekken. Vraag de cursisten bij hun studie van Johannes 7 nagaan hoe we kunnen weten dat Jezus Christus onze Heiland is en dat zijn leringen waar zijn.

Johannes 7:14–36

Jezus onderwijst de Joden in de tempel

Laat een cursist Johannes 7:14–15 voorlezen. Laat de klas meelezen en vaststellen wat Jezus in de tempel deed. Het kan nuttig zijn om uit te leggen dat de tempel tijdens het Loofhuttenfeest het middelpunt van de festiviteiten was.

  • Wat deed Jezus?

  • Waarom verwonderden de Joden zich?

Laat een cursist Johannes 7:16–18 voorlezen. Laat de klas meelezen en vaststellen wat Jezus zei dat de mensen konden doen om te weten te komen of zijn onderricht of leer waar was.

  • Van wie kreeg Jezus de leer waarin Hij volgens vers 16 onderwees?

  • Hoe kunnen we te weten komen dat de leer van Jezus Christus echt van God komt?

  • Welk beginsel leren we over de manier waarop we een getuigenis van de leringen van onze hemelse Vader kunnen krijgen? (De strekking van de antwoorden van de cursisten dient een beginsel als het volgende te omvatten: als we de wil van onze hemelse Vader doen, ontvangen we een getuigenis van zijn leer. U kunt de cursisten vragen om de woorden in vers 17 te markeren waaruit dit beginsel blijkt.)

Vraag een cursist het volgende citaat van president James E. Faust van het Eerste Presidium voor te lezen om de cursisten duidelijk te maken hoe we dit beginsel kunnen toepassen:

Afbeelding
President James E. Faust

‘We verkrijgen een getuigenis van de evangeliebeginselen door gehoorzaam te proberen ernaar te leven. […] We verkrijgen een getuigenis van de kracht van het gebed door nederig en oprecht te bidden. Een getuigenis van de tiende krijgen we door onze tiende te betalen.’ (‘Heer, ik geloof, kom mijn ongeloof te hulp’, Liahona, november 2003, 22.)

Hoewel zijn eigen broers aanvankelijk niet in Hem geloofden, ontvingen ze later een getuigenis en werden ze bekeerd (zie Handelingen 1:14).

  • Hoe konden Jezus’ broers door het beginsel in Johannes 7:17 een getuigenis van Jezus Christus en zijn leringen krijgen?

Laat de cursisten zich inbeelden dat ze een vriend hebben die met zijn getuigenis van het evangelie worstelt.

  • Hoe kun je het beginsel in Johannes 7:17 gebruiken om deze vriend te helpen?

Toon de volgende woorden om de cursisten te helpen getuigen van het beginsel dat ze gevonden hebben, en het belang en de waarheid ervan te voelen:

Ik weet dat waar is, omdat ik heb door ernaar te leven.

Laat de cursisten de zin in hun aantekenschrift of Schriftendagboek aanvullen door te schrijven over een gebod of beginsel waarvan ze te weten gekomen zijn dat het waar is door ernaar te leven.

Laat enkele cursisten aan de klas vertellen wat ze opgeschreven hebben.

Laat de cursisten een evangeliewaarheid, gebod of lering opschrijven waarvan ze een sterker getuigenis willen ontwikkelen. Laat ze ook opschrijven wat ze gaan doen om dat sterkere getuigenis te krijgen door het beginsel dat ze in Johannes 7:17 geleerd hebben toe te passen.

Vat Johannes 7:19–36 samen met de uitleg dat Jezus de Joodse leiders berispte omdat ze zijn leringen en wonderen verwierpen en Hem probeerden te doden. Veel mensen vroegen zich af of Hij de Messias was, en de overpriesters en Farizeeën stuurden dienaars om Hem te grijpen.

Johannes 7:37–53

Jezus spreekt over de gave van de Heilige Geest

Vraag een cursist die dorst heeft om naar voren te komen. Geef de cursist een leeg glas en vraag:

  • Lest dit je dorst?

  • Wat heb je nodig?

Laat een fles of kan met water zien. Vul het glas met water en laat de cursist drinken. Vraag de cursist vervolgens weer te gaan zitten.

Houd de fles of kan met water omhoog. Leg uit dat een aangewezen priester op elke dag van het acht dagen durende Loofhuttenfeest met een gouden kan water uit het bad van Siloam schepte en het in de zilveren schaal aan de voet van het tempelaltaar goot. Toen de priester dat op de laatste dag van het Loofhuttenfeest gedaan had, stond Jezus op en gaf de mensen een uitnodiging. (Zie Bruce R. McConkie, Doctrinal New Testament Commentary, 3 delen [1965–1973], deel 1, 446.)

Laat een cursist Johannes 7:37 voorlezen. Laat de andere cursisten meelezen en vaststellen waartoe de Heiland de mensen uitnodigde toen Hij op de achtste en laatste dag van het feest in de tempel verscheen.

  • Waartoe nodigde de Heiland de mensen uit?

  • Denk na over het ritueel met het water dat de priester op deze dag van het feest uitvoerde. Waarom zou Jezus zijn uitnodiging op dat precieze tijdstip hebben gegeven?

Zet de volgende onvolledige zin op het bord: Als we tot Jezus Christus komen en in Hem geloven …

Laat een cursist Johannes 7:38–39 voorlezen, en leg daarna uit dat er in de Bijbelvertaling van Joseph Smith in het laatste deel van Johannes 7:39 het volgende staat: ‘Want de Heilige Geest was beloofd aan hen die geloven, nadat Jezus was verheerlijkt.’ Vraag de cursisten te letten op de belofte die Jezus gaf aan wie tot Hem komen en in Hem geloven.

Leg uit dat de zinsnede ‘uit zijn binnenste’ inhoudt dat het levend water vanuit de gelovige zal vloeien in plaats van uit een uitwendige bron.

  • Wat stelt het levend water waarover de Heiland sprak volgens vers 39 voor?

Leg uit: ‘Om de een of andere reden die niet in de Schriften uitgelegd is, werkte de Heilige Geest niet volledig onder de Joden tijdens Jezus’ aardse bediening (Johannes 7:39; 16:7).’ (Bible Dictionary, ‘Holy Ghost’.) Hoewel de gave van de Heilige Geest in die bedeling pas verleend werd nadat de Heiland door de vervulling van zijn aardse zending verheerlijkt was, was de macht van de Heilige Geest wél beschikbaar om de mensen in staat te stellen een getuigenis te ontwikkelen van de waarheden waarin de Heiland en zijn discipelen onderwezen.

  • Hoe zou je op basis van de leringen van de Heiland in Johannes 7:37–39 de zin op het bord aanvullen? (De strekking van de woorden van de cursisten dient het volgende beginsel te omvatten: als we tot Jezus Christus komen en in Hem geloven, worden we van de Heilige Geest vervuld.)

Leg uit dat wie van de Heilige Geest vervuld is anderen ten goede kan beïnvloeden. Laat de cursisten nadenken over een situatie waarin ze van de Heilige Geest vervuld waren en daardoor iemand anders ten goede konden beïnvloeden. Laat een paar cursisten over hun ervaringen vertellen.

Vat Johannes 7:40–53 samen met de uitleg dat de overpriesters en de Farizeeën Jezus opnieuw gevangen wilden nemen. Nicodemus, de Farizeeër die ’s nachts bij de Heiland gekomen was (zie Johannes 3:1–2), verdedigde de Heiland en herinnerde zijn mede-Farizeeën en de overpriesters eraan dat hun wet iemand pas veroordeelde als zij hem een kans hadden gegeven om gehoord te worden.

Getuig tot slot van de waarheden die de cursisten in Johannes 7 gevonden hebben.

Toelichting en achtergrondinformatie

Johannes 7:3. Wie zijn de ‘broers’ van Jezus Christus?

Ouderling Bruce R. McConkie van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft over de ‘broers’ van Jezus Christus het volgende gezegd:

‘Er wordt vaak naar de zoons van Jozef en Maria verwezen als de “broers” van Jezus, hoewel ze in feite zijn halfbroers waren (Mattheüs 12:46; 13:55; Johannes 2:12; Handelingen 1:14; 1 Korinthe 9:5). Hoewel ze samen opgroeiden en de minzame invloed van Jozef en Maria genoten, en op de hoogte waren van de leringen, bediening en wonderen van Jezus, hadden deze naaste verwanten Hem nog niet als Messias aanvaard. Ze werden echter allemaal later bekeerd (Handelingen 1:14). Een van hen, die Paulus “Jakobus, de broer van de Heere”, noemde (Galaten 1:19), werd apostel; en een andere, Judas, die zichzelf “broer van Jakobus” noemt (Judas 1), schreef de brief van Judas.’ (Doctrinal New Testament Commentary, 3 delen [1965–1973], deel 1, 437.)

Johannes 7:17. ‘Als iemand de wil heeft om Zijn wil te doen’

Zuster Bonnie L. Oscarson van het algemeen jongevrouwenpresidium heeft gezegd:

‘Soms proberen we het andersom. We proberen bijvoorbeeld deze aanpak: “Ik zal de wet van tiende met plezier naleven, maar ik wil eerst weten of het een waar beginsel is.” Misschien bidden we zelfs om een getuigenis van de wet van tiende en hopen we dat de Heer ons dat getuigenis geeft voor we ooit een tiendeblaadje hebben ingevuld. Zo werkt het gewoon niet. De Heer verwacht van ons dat we geloof oefenen. We moeten consequent een volledige, eerlijke tiende betalen om er een getuigenis van te krijgen. Dit patroon dient op alle evangeliebeginselen toegepast te worden of het nu de wet van kuisheid, het beginsel van zedelijkheid, het woord van wijsheid of de wet van vasten is.’ (‘Ware bekering’, Liahona, november 2013, 77.)

Johannes 7:38–39. ‘Levend water’

‘In Johannes 7:39 lezen we een verklarende opmerking van Johannes, die uitlegt dat het “levend water” dat de Heiland in Johannes 7:38 vermeldt naar de Heilige Geest verwijst, die van onze hemelse Vader en Jezus Christus dient te getuigen. De beeldspraak met “levend water” die de Heiland gebruikt, maakt gebruik van de oude Israëlitische traditie dat water belangrijke geestelijke waarheden vertegenwoordigt. In het dorre klimaat van het oude Nabije Oosten was toegang tot water cruciaal om te overleven. Het gebrek aan water maakte het zowel een waardevol middel als een krachtig symbool. De Heer redde Israël in Horeb toen Mozes op wonderbare wijze water uit een rots liet komen (zie Exodus 17; Numeri 20). De oudtestamentische profeten Jesaja, Jeremia en Ezechiël gebruikten water als een symbool van de Geest, zorg en genezende macht van de Heer (zie Jesaja 41:17–18; 58:11; Jeremia 2:13; Ezechiël 47:1–12).

‘De belofte van de Heiland dat wie in Hem geloofden ooit “levend water” in hun binnenste zouden hebben, getuigt van het feit dat de Heilige Geest er nog niet was (zie Johannes 7:39). “Om de een of andere reden die niet in de Schriften uitgelegd is, werkte de Heilige Geest niet volledig onder de Joden tijdens Jezus’ aardse bediening (Johannes 7:39; 16:7). Uitspraken waaruit blijkt dat de Heilige Geest pas na de opstanding van Jezus kwam, verwijzen noodzakelijkerwijs alleen naar die bedeling, want het is overduidelijk dat de Heilige Geest in andere bedelingen werkzaam was. Bovendien was alleen de gave van de Heilige Geest niet beschikbaar, aangezien de macht van de Heilige Geest tijdens de bediening van Johannes de Doper en Jezus werkzaam was. Anders zou niemand een getuigenis gekregen hebben van de waarheden waarin deze mannen onderwezen (Mattheüs 16:16–17; zie ook 1 Korinthe 12:3).” (Bible Dictionary, “Holy Ghost”.)’ (New Testament Student Manual [lesboek kerkelijke onderwijsinstellingen, 2014], 224.)