Bibliotheek
Les 40: Markus 9:30–50


Les 40

Markus 9:30–50

Inleiding

Jezus bespreekt zijn aanstaande overlijden en opstanding met zijn discipelen en zegt wie de grootste in het koninkrijk van God zal zijn. Hij waarschuwt voor de gevolgen als we anderen tot zonde leiden, en Hij gebiedt zijn discipelen om zich af te zonderen van invloeden die tot zonde kunnen leiden.

Lessuggesties

Markus 9:30–37

Jezus voorspelt zijn dood en opstanding en legt uit wie de grootste in het koninkrijk van God zal zijn.

Neem een voorwerp mee naar de klas dat sterk ruikt en dat de cursisten zullen herkennen (zoals een pas gepelde sinaasappel of ui, of vers brood). Zet het voorwerp vóór de les in het lokaal waar de cursisten het niet kunnen zien.

Begin de les met de vraag of de cursisten iets roken toen ze het lokaal binnenkwamen.

  • Waar deed die geur je aan denken of wat wilde je doen toen je die herkende?

Bespreek dat net als een geur ons kan beïnvloeden, wij de gedachten en het gedrag van anderen kunnen beïnvloeden. Laat de cursisten in Markus 9:30–50 waarheden opzoeken waarmee zij kunnen beoordelen wat voor invloed zij op de inspanningen van anderen hebben om de Heiland te volgen, en wat voor invloed anderen op hen hebben.

Leg uit dat toen de Heiland een boze geest uit een jonge man had geworpen (zie Markus 9:17–29), de Heiland met zijn discipelen door Galilea reisde. Laat een cursist Markus 9:31–32 voorlezen. Laat de klas meelezen en de gebeurtenissen opzoeken waarvan de Heiland profeteerde.

  • Van welke gebeurtenissen profeteerde de Heiland?

Vat Markus 9:33–37 samen door uit te leggen dat toen Jezus naar Kapernaüm ging, Hij aan zijn discipelen uitlegde wie de grootste in het koninkrijk van God zal zijn. Hij gaf ze ook de opdracht om mensen in de kerk te ontvangen die zichzelf als kleine kinderen vernederen en Hem ontvangen. (Zie Markus 9:34–37.)(Noot: Deze leringen worden uitvoeriger behandeld in de les over Markus 10.)

Markus 9:38–50

Jezus waarschuwt tegen het beïnvloeden van anderen om te zondigen en zegt dat we ons van kwade invloeden moeten afzonderen.

Vraag een cursist Markus 9:38 voor te lezen. Laat de klas meelezen en opzoeken over welke situatie de apostel Johannes met de Heiland praat.

  • Wat zei Johannes tegen de Heiland?

Leg uit dat de apostelen de man verboden om duivels uit te werpen omdat hij geen discipel van Jezus was. Maar de Heiland zei dat ze de man niet mochten verbieden (waarmee hij aangaf dat hij een rechtschapen man met gezag was) en legde uit dat mensen die zijn vertegenwoordigers helpen, beloond zullen worden (zie Markus 9:39–41).

Laat een cursist Markus 9:42 voorlezen. Laat de klas meelezen en de waarschuwing van de Heiland opzoeken. Leg uit dat het woord struikelen ook misleiden kan betekenen of iemand beïnvloeden om te zondigen of zijn of haar geloof op te geven.

  • Welke groep mensen mag volgens de Heiland vooral niet tot zonde worden aangezet? (U moet wellicht uitleggen dat de ‘kleinen, die in [Jezus] geloven’ ook de mensen omvatten die nog jong in hun geloof zijn, zoals jongeren en nieuwe leden, en zijn nederige, vertrouwensvolle discipelen van elke leeftijd.

  • Wat zal er volgens Jezus gebeuren met de mensen die zijn discipelen tot zonde aanzetten? (Hij zei dat het beter zou zijn om te sterven dan het intense lijden en de afzondering van God te ervaren die mensen zullen ondergaan als ze anderen tot zonde aanzetten.)

  • Welk beginsel kunnen we van de waarschuwing van de Heiland in vers 42 leren? (De cursisten kunnen verschillende woorden gebruiken maar moeten dit beginsel goed begrijpen: Als we mensen die in Jezus Christus geloven tot zonde aanzetten, zullen we verantwoording jegens God moeten afleggen.)

  • Hoe kan iemand mensen die in Jezus Christus geloven, tot zonde aanzetten?

Herinner de cursisten aan de geur in de klas en aan het feit dat wij, net als een geur, een positieve of negatieve invloed op anderen kunnen hebben. Laat de cursisten zich afvragen wat voor invloed zij op andere mensen hebben die in Jezus Christus geloven.

Om de cursisten voor te bereiden om nog een beginsel van de Heiland op te zoeken, laat u een vrijwilliger die schoenen met veters draagt voor de klas komen. Laat de cursist de veters met één hand losmaken en vastmaken. Terwijl de cursist dat probeert, vraagt u de klas:

  • Waar zou je moeite mee hebben als je één hand zou kwijtraken?

  • Is er iets waar je een hand voor zou opgeven?

Leg uit dat de opzettelijke verwijdering van een lichaamsdeel ‘amputatie’ wordt genoemd. Dat wordt soms gedaan als een lichaamsdeel ernstig beschadigd, geïnfecteerd of ziek is. Hoewel amputatie en het daaropvolgende herstel pijnlijk en traumatisch zijn, kan de ingreep voorkomen dat de infectie zich in de rest van het lichaam verspreid en verdere schade of de dood veroorzaakt.

Laat een cursist Markus 9:43 voorlezen. Laat de klas meelezen en opzoeken wanneer het volgens de Heiland beter is om een hand kwijt te raken dan beide handen te houden.

  • Wanneer zou het beter zijn om een hand te verliezen dan beide handen te houden?

  • Denken jullie dat we die leer letterlijk moeten opvatten en een hand afhakken die ons laat ‘struikelen’ of ons tot zonde aanzet? (U moet wellicht uitleggen dat de Heiland niet zei dat mensen letterlijk hun handen moeten afhakken. Maar Hij gebruikte beeldspraak om duidelijk te maken hoe belangrijk deze leer is.)

Laat een cursist een persoon op het bord tekenen. Terwijl de cursist tekent, legt u uit dat de Bijbelvertaling van Joseph Smith van Markus 9:40–48 ons begrip kan vergroten van deze leringen van de Heiland. In deze teksten staat dat de Heiland de hand, de voet en het oog gebruikt om de invloeden te symboliseren die ons tot zonde kunnen leiden. Laat de cursist die tekent een hand, een voet en een oog omcirkelen van de persoon op het bord. Laat de cursist weer plaatsnemen.

Laat verscheidene cursisten om de beurt een vers voorlezen uit de Bijbelvertaling van Joseph Smith, Markus 9:40–48 (na de Gids bij de Schriften in de tripelcombinatie). Laat de klas meelezen en opzoeken wat de Heiland met een hand, een voet en een oog vergeleek die iemand ‘aanstoot’ heeft gegeven, of tot zonde heeft aangezet. U moet wellicht uitleggen dat met het woord leven in de Bijbelvertaling van Joseph Smith, Markus 9:40–41, 43 het eeuwige leven wordt bedoeld.

  • Wat vertegenwoordigen volgens deze vertaling de hand, de voet en het oog? (De hand vertegenwoordigt onze familieleden en vrienden, de voet vertegenwoordigt mensen naar wie we opkijken als voorbeeld van hoe we moeten denken en handelen, en het oog vertegenwoordigt onze leiders.)

Label deze lichaamsdelen met de uitleg ervan op de tekening op het bord.

  • Wat moeten we volgens de Heiland doen met onrechtschapen invloeden, of met invloeden die ons tot zonde aanzetten?

  • In welke opzichten is het ons afzonderen van onrechtschapen invloeden te vergelijken met het amputeren van een hand of voet?

  • Wat kan er gebeuren als we ons niet van onrechtschapen invloeden afzonderen? Waarom?

  • Welke waarheid kunnen we uit de leringen van de Heiland in deze teksten leren? (De cursisten gebruiken wellicht andere woorden, maar moeten deze waarheid goed begrijpen: Het is beter om ons van onrechtschapen invloeden af te zonderen dan van God te worden afgezonderd. Zet deze waarheid in de woorden van de cursisten op het bord.)

Laat een cursist het volgende citaat van ouderling Walter F. González van de Zeventig voorlezen. Laat de klas op andere invloeden letten waarvan we ons moeten afzonderen.

Afbeelding
Ouderling Walter F. González

‘Het moge duidelijk zijn dat dit afhouwen niet alleen op vrienden betrekking heeft, maar op alle slechte invloeden, zoals ongepaste tv-programma’s, websites, films, boeken, spelletjes of muziek. Als we dit beginsel in onze ziel griffen, zullen we beter de verleiding kunnen weerstaan om aan slechte invloeden toe te geven.’ (‘Vandaag is de dag’, Liahona, november 2007, 55.)

  • Wat voor moeilijkheden kunnen we tegenkomen als we onszelf van onrechtschapen invloeden afzonderen?

  • Hoe kunnen we te weten komen wat de beste manier is om onszelf van onrechtschapen invloeden af te zonderen?

Leg uit dat als we onszelf van onrechtschapen invloeden afzonderen, dat niet betekent dat we onbeleefd tegen anderen mogen zijn, anderen mogen veroordelen of weigeren om te gaan met mensen die geen trouw lid van de kerk zijn. Maar we moeten ons afzonderen van mensen die ons tot zonde willen aanzetten. Hoewel we misschien niet alle invloeden kunnen vermijden die tot zonde kunnen leiden, zal de Heer ons zegenen als we proberen om ons zoveel mogelijk van kwade invloeden af te zonderen en ons best doen om zelfdiscipline te ontwikkelen zodat we de invloeden die we niet volledig kunnen verwijderen toch kunnen vermijden.

Om dit beginsel te verduidelijken, laat u twee cursisten voor de klas komen. Laat deze cursisten ieder een van de volgende scenario’s voorlezen en de bijbehorende vragen aan de klas stellen. Laat de klas aan de hand van de waarheid in Markus 9:43–48 de vragen beantwoorden.

Scenario 1. Ik heb vrienden die me vaak proberen over te halen om dingen te doen die in strijd zijn met de geboden van God. Maar ik denk dat ik een goede invloed op hen kan hebben als ik met ze blijf omgaan.

  • Wordt mijn goede invloed op hen niet minder als ik me van hen afzonder? Wat voor relatie kan ik met hen hebben?

  • Wat moet ik zeggen en doen om me op gepaste wijze van deze vrienden af te zonderen?

Scenario 2. Ik ben al jarenlang fan van een populaire band. In sommige van hun recente muziek en interviews moedigen ze gedrag en ideeën aan die niet overeenstemmen met de normen en leringen van de Heer.

  • Het zijn slechts woorden en muziek, vind je niet? Dus wat is het gevaar als ik naar hun muziek luister en hen via sociale media volg?

Bedank de vrijwilligers voor hun hulp en laat ze weer op hun plaats gaan zitten. Vraag de klas:

  • Hoewel het soms moeilijk kan zijn om ons van slechte invloeden af te zonderen, wat kunnen de voordelen van zo’n offer zijn? (Veel zegeningen, waaronder het eeuwige leven.) Waarom is die beloning alle offers waard?

  • Wanneer hebben jullie, of heeft iemand die je kent, ervoor gekozen om afstand van onrechtschapen invloeden te nemen? (Herinner de cursisten eraan om niet over dingen te praten die te persoonlijk zijn.) Wat was moeilijk toen je je van die invloed afzonderde? Wat voor zegeningen heb je toen ontvangen?

Laat de cursisten zich afvragen of er momenteel invloeden in hun leven zijn waardoor ze tot zonde geleid kunnen worden. Laat ze in hun Schriftendagboek of aantekenschrift noteren hoe ze zich van deze invloeden gaan afzonderen.

Vat Markus 9:49–50 samen door uit te leggen dat de Heiland zijn discipelen heeft geboden om vreedzaam met elkaar om te gaan.

Moedig de cursisten tot slot aan om gehoor te geven aan ingevingen die ze tijdens de les ontvangen.

Toelichting en achtergrondinformatie

Markus 9:31. ‘De Zoon des mensen’

De ‘Zoon des mensen’ is een ‘titel die Jezus gebruikte wanneer Hij over Zichzelf sprak (Lukas 9:22; 21:36). De betekenis ervan is de Zoon van de Mens der Heiligheid. Mens der Heiligheid is een van de namen van God de Vader. Toen Jezus Zich de Zoon des mensen noemde, was dat een openlijke verklaring van zijn goddelijke verhouding tot de Vader. Deze titel komen wij in de Schriften dikwijls tegen. Openbaring uit de laatste dagen bevestigt de bijzondere betekenis en heiligheid van deze titel van de Heiland (LV 45:39; 49:6, 22; 58:65; Mozes 6:57).’ (Gids bij de Schriften, ‘Zoon des mensen’, scriptures.lds.org.)

Markus 9:38–40. De man die in de naam van de Heiland demonen uitdreef.

Ouderling Bruce R. McConkie van het Quorum van de Twaalf Apostelen heeft uitgelegd dat de apostel Johannes zich zorgen maakte over de man die in de naam van de Heiland demonen uitdreef, waarschijnlijk omdat de man ‘geen deel uitmaakte van de discipelen, die voortdurend met de Meester reisden, aten, sliepen en omgingen. Lukas zegt: “Omdat hij U niet samen met ons volgt”; omdat hij niet een van hun reisgezellen was. Maar uit de reactie van de Heiland blijkt dat hij lid van het koninkrijk was, een raadsman die met gezag van het priesterschap en in geloof handelde. Wellicht kende Johannes hem niet, waardoor hij dacht dat hij geen bevoegdheid had, of Johannes veronderstelde ten onrechte dat de macht om demonen uit te drijven tot de twaalf apostelen beperkt was en niet voor andere priesterschapdragers. Het is ook mogelijk dat de persoon die demonen uitdreef een zeventiger was. Er staat in het Nieuwe Testament niet dat er een Quorum der Zeventig was geroepen, maar toen Jezus (later) een Tweede Quorum der Zeventig riep, verleende Hij hun specifiek de macht om demonen uit te werpen.(Lukas 10:1–20.)’(Doctrinal New Testament Commentary, 3 delen (1965–1973), 1:417.)

‘Het antwoord van de Heiland op de vraag van Johannes, dat in Markus 9:40 staat, verzekerde Johannes en de twaalf apostelen ervan dat de man geen apostel was, maar wel een volgeling met bevoegdheid.’ (New Testament Student Manual [Church Educational System manual, 2014], 125.)

Markus 9:42. ‘Het zou beter voor hem zijn dat er een molensteen om zijn hals gedaan […] werd’

Ouderling Bruce R. McConkie van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft het volgende over de waarschuwing van de Heiland in Markus 9:42 gezegd:

‘Er zijn maar weinig misdaden die zo afschuwelijk en goddeloos zijn als het verkondigen van valse leer en het wegleiden van zielen van God en het eeuwig heil. […] Als eeuwige vreugde de beloning is voor wie de waarheid verkondigen en zielen tot het eeuwig heil brengen, zullen dan degenen die valse leer verkondigen en zielen tot verdoemenis brengen, eeuwige wroeging als beloning ontvangen?(LV 18:10–16.)

‘[…] Het is beter om te sterven en de zegeningen van een langer aards leven mis te lopen, dan te leven en zielen van de waarheid af te leiden, waarmee eeuwige verdoemenis verdiend wordt.’ (Doctrinal New Testament Commentary, 3 delen [1965–1973], 1:420.)

Markus 9:43–48. Onszelf afzonderen van de invloeden die ons tot zonde leiden

President Russell M. Nelson, president van het Quorum der Twaalf Apostelen, heeft uitgelegd wanneer het gepast is om onszelf af te zonderen van de mensen die ons tot zonde willen leiden:

‘Met wie verkies je om te gaan?

‘Als jongere met het edel geboorterecht ga je met veel goede mensen om die ook in God geloven. Gelovigen weten dat absolute waarheid echt bestaat, of ze nu jood, katholiek, protestant of moslim zijn. […]

‘Tijdens je leven zul je ook in contact komen met mensen die niet in God geloven. Velen van hen hebben de goddelijke waarheid nog niet gevonden en weten ook niet waar ze die moeten zoeken. Maar jullie, jongeren van het edele geboorterecht, komen hen te hulp. […]

‘Wees je er tijdens je omgang met ongelovigen van bewust dat sommigen misschien niet het beste met je voor zullen hebben (zie LV 1:16; 89:4). Vlucht en blijf uit hun buurt zodra je dit merkt (zie 1 Timotheüs 6:5–6, 11).’ (‘Welke keuzes gaan jullie maken?’, Liahona, januari 2015, 21.)

Markus 9:43–48. ‘Heen te gaan in de hel […], waar hun worm niet sterft en het vuur niet uitgeblust wordt’

Het woord hel in Markus 9:43, 45, 47 is een vertaling van het woord gehenna, wat de Griekse vorm van de Hebreeuwse woorden ge hinnom, is, met de betekenis ‘dal Ben-Hinnom’. In deze diepe vallei ten zuiden van Jeruzalem, ‘offerden afgodische Joden hun kinderen [als offer] aan [de afgod] Moloch (2 Kronieken 28:3; 33:6; Jeremia 7:31; 19:2–6).’ (Bible Dictionary, ‘Hell’.) Toen koning Josia een eind aan dit gebruik maakte, werd de vallei gebruikt om de overblijfselen van de stad te verbranden (zie 2 Koningen 23:10). Op die manier werd die plek een symbool van de hel. (Mattheüs 5:22, 29–30; 10:28; 18:9; 23:15, 33; Markus 9:43, 45, 47; Lukas 12:5; Jakobus 3:6.) Uitdrukkingen over “hels vuur” zijn waarschijnlijk te wijten aan de indruk van de mens betreffende eindeloos branden en zijn symbolisch voor de kwelling van hen die moedwillig Gods geboden overtreden.’ (Bible Dictionary, ‘Hell’.)

Markus 9:44, 46 is een verwijzing naar de opstandigen die een worm hebben die ‘niet sterft’. Sommige wormen knagen door overblijfselen heen. Parasitische wormen infesteren levende lichamen, en veroorzaken allerlei ziekten en pijn. Daarom vertegenwoordigt de worm die ‘niet sterft’ de herinneringen en de gewetenswroeging van de opstandigen die voortdurend smart veroorzaken en ze in het volgende leven zullen kwellen.