Bibliotheek
Les 9: Mattheüs 5:1–16


Les 9

Mattheüs 5:1–16

Inleiding

In Mattheüs 5–7 staat het verslag van een redevoering die de Heiland aan het begin van zijn bediening geeft. Deze redevoering staat nu bekend als de Bergrede. In Mattheüs 5:1–16 staan de leringen van de Heiland aangaande beginselen die leiden tot geluk. De Heiland geeft zijn discipelen eveneens het gebod een rechtschapen voorbeeld te zijn.

Lessuggesties

Mattheüs 5:1–12

De Heiland vat de Bergrede aan met de zaligsprekingen.

Zet de volgende vragen op het bord: Ben je gelukkig? Waarom wel/niet?

Laat de cursisten hierover nadenken (of in hun Schriftendagboek of aantekenschrift noteren hoe ze deze vragen zouden beantwoorden). (U kunt zeggen dat ze hun antwoorden niet met de klas hoeven te delen.)

Laat een cursist het volgende citaat van president Dieter F. Uchtdorf van het Eerste Presidium voorlezen:

Afbeelding
President Dieter F. Uchtdorf

‘Zo vaak laten we ons leiden door de illusie dat ons geluk afhankelijk is van iets dat net buiten ons bereik ligt: een betere gezinssituatie, een betere financiële situatie of het einde van een moeilijke periode.

[…] Onze omstandigheden doen er niet echt toe of bepalen ons geluk niet.

[…] Wij bepalen ons geluk’ ( ‘Over spijt en voornemens’, Liahona, november 2012, 23).

  • Wat betekent volgens jullie de zin ‘wij bepalen ons geluk’? Waarom is dat belangrijk?

Leg uit dat de Heiland bij het begin van zijn bediening een toespraak gaf nabij het Meer van Galilea. Deze toespraak wordt vaak de Bergrede genoemd en staat in Mattheüs 5–7. In de Bergrede legt de Heiland uit wat we kunnen doen om werkelijk gelukkig te zijn, ongeacht onze omstandigheden.

Laat de cursisten Mattheüs 5:3–11 doorlezen en zoeken naar woorden die bij het begin van elk vers worden herhaald. Vraag de cursisten naar hun bevindingen.

Lees de volgende verduidelijking voor (uit Mattheüs 5:3, voetnoot a in de King Jamesvertaling van de Bijbel) en laat de klas opletten wat het woord zalig betekent: het Engelse woord ‘blessed’ komt van het Latijnse ‘beatus’, dat aan de oorsprong ligt van het Engelse ‘beatitudes’ [zaligsprekingen], en dat ‘voorspoedig’, ‘gelukkig’, of ‘gezegend’ betekent.

  • Wat betekent het woord zalig?

Het woord zalig betekent intens gelukkig, het eeuwig heil deelachtig, heerlijk. Deze verzen worden vaak ‘de zaligsprekingen’ genoemd.

Geef elke cursist een exemplaar van de volgende tabel. Wijs erop dat de tabel naast de zaligsprekingen uit Mattheüs 5 ook tekstverwijzingen naar 3 Nephi bevat. Deze tekstverwijzingen maken deel uit van de woorden die Jezus Christus tijdens zijn bediening tot de Nephieten sprak; zij zijn vergelijkbaar met de Bergrede. De Schriftteksten in 3 Nephi verschaffen meer duidelijkheid over de corresponderende passages in Mattheüs 5.

Afbeelding
uitreikblad, Zaligsprekingen

De zaligsprekingen

Het Nieuwe Testament — boek voor de seminarieleerkracht — Les 9

Mattheüs 5:3; 3 Nephi 12:3

Arm van geest zijn, wil zeggen dat we nederig zijn en ‘dankbaar inzien dat we afhankelijk zijn van de Heer — dat we begrijpen dat we voortdurend behoefte hebben aan zijn steun. Het wil zeggen dat u inziet dat uw talenten en capaciteiten gaven van God zijn.’ (‘Trouw aan het geloof: evangeliewijzer’ [2004], 86.)

Mattheüs 5:4

‘Treuren’ betekent verdriet hebben of uitdrukken. Iemand kan treuren om de moeilijkheden en beproevingen van het sterfelijke leven, zoals de dood van een dierbare. Iemand kan eveneens treuren uit droefheid om zonde.

Mattheüs 5:5

‘Zachtmoedigheid wordt in een woordenboek omschreven als “zacht van gemoed, niet geneigd tot heftigheid, zich gemakkelijk schikkend.” (Van Dale Groot woordenboek van de Nederlandse taal, elektronische versie, trefwoord: zachtmoedig.) Zachtmoedigheid is geen blijk van zwakte. Het is een teken van christelijke moed.’ (Robert D. Hales, ‘Christelijke moed: de prijs van het discipelschap’, Liahona november 2008, 73.)

Mattheüs 5:6; 3 Nephi 12:6

Hongeren en dorsten naar gerechtigheid houdt een groot verlangen de wil van God te kennen en uit te voeren in.

Mattheüs 5:7

‘Barmhartigheid is het behandelen van iemand met meer mededogen dan waar hij of zij recht op heeft.’ (‘Mercy’, Gospel Topics, lds.org/topics) Dankzij de verzoening van Jezus Christus kunnen wij de barmhartigheid van onze hemelse Vader ontvangen (zie Alma 33:11).

Mattheüs 5:8

‘De reinen van hart zijn zij die de Heer liefhebben, ernaar streven Hem te volgen en zijn geboden te onderhouden, en die ernaar streven een deugdzaam leven te leiden en tot het einde toe te volharden. De reinen van hart zijn zij die hun gedachten beheersen om zich te beschermen tegen onkuise fantasieën en handelingen.’ (Sheldon F. Child, ‘Words of Jesus: Chastity’, Ensign, januari 2003, 44.)

Mattheüs 5:9

‘[Vredestichters] hebben de gave om mensen die de onderlinge verschillen zien, te helpen ontdekken wat ze met elkaar gemeen hebben.’ (Henry B. Eyring, ‘Leren in het priesterschap’, Liahona mei 2011, 63.)

Mattheüs 5:10–12

‘Vervolgd worden om de gerechtigheid’ betekent gewillig zijn Jezus Christus en zijn geboden te onderhouden en te verdedigen, zelfs als we daarvoor bespot of mishandeld worden.

Verdeel de klas in acht groepjes en laat elk groepje een zaligspreking behandelen. Als er te weinig cursisten zijn om acht groepjes te maken, kunt u per groepje meerdere zaligsprekingen laten behandelen. Laat de cursisten een korte presentatie voorbereiden over de zaligspreking die hun is toegewezen. De presentaties dienen de volgende elementen te bevatten (u kunt deze instructies op het bord zetten of er een uitreikblad van maken):

  1. Laat een klasgenoot het vers of de verzen voorlezen en bepalen welke zegening ons wordt beloofd als we deze zaligspreking naleven.

  2. Leg uit wat wij dienen te doen om de beloofde zegening te ontvangen, aan de hand van het vers en de informatie op het uitreikblad.

  3. Laat de cursisten letten op specifieke manieren waarop we kunnen leven in overeenstemming met deze zaligspreking.

  4. Leg uit hoe leven volgens deze zaligspreking ons geluk kan brengen. U kunt eventueel uit eigen ervaring vertellen dat dit waar is en ervan getuigen.

Vraag elke groep na enige tijd hun zaligspreking aan de klas voor te stellen.

Wijs er na de presentaties op dat de zaligsprekingen leren over de eigenschappen van Jezus Christus en dat wij door ze na te leven, meer op Hem kunnen gaan lijken.

  • Wat zal er volgens Mattheüs 5 met ons gebeuren naarmate wij deze en andere christelijke eigenschappen ontwikkelen? (De strekking van de antwoorden van de cursisten dient het volgende beginsel te omvatten: Naarmate wij christelijke eigenschappen ontwikkelen, zullen we gelukkiger worden. Zet dit beginsel op het bord.)

Overweeg om uw getuigenis van dit beginsel te geven. Herinner de cursisten aan de vragen over geluk waarover ze bij het begin van de les nagedacht hebben. Nodig de cursisten uit meer geluk na te streven door een eigenschap uit de lijst zaligsprekingen te kiezen en zich tot doel te stellen die eigenschap verder te ontwikkelen.

Mattheüs 5:13–16

Jezus Christus draagt zijn discipelen op een rechtschapen voorbeeld te zijn.

Vraag de cursisten aan iemand te denken, zoals een familielid of vriend, die er baat bij zou hebben dichter bij onze hemelse Vader te komen. Laat de cursisten bij hun studie van Mattheüs 5 opletten wat ze kunnen doen om die persoon te helpen.

Laat een zoutvaatje zien en giet een klein beetje zout in een kom.

  • Op welke manieren is zout nuttig?

Vraag een cursist het volgende citaat van ouderling Carlos E. Asay van de Zeventig voor te lezen. Vraag de klas te luisteren naar het nut van zout:

Afbeelding
Ouderling Carlos E. Asay

‘[Goed zout] [… ] is zuiver, puur, onbesmet en nuttig. Het is een bewaarmiddel, een smaakversterker, het geneest en heeft nog andere nuttige toepassingen.’ (‘Salt of the Earth: Savor of Men and Saviors of Men’, Ensign, mei 1980, 42.)

Laat de cursisten Mattheüs 5:13 in stilte lezen en opletten wie de Heiland vergeleek met zout.

  • Met wie vergeleek de Heiland zout? (Zijn discipelen.)

  • In welke opzichten bezitten de discipelen van Jezus Christus dezelfde eigenschappen als goed zout?

  • Wat gebeurt er volgens vers 13 als het zout zijn smaak verloren heeft?

Leg uit dat het woord smaak niet alleen verwijst naar hoe het zout proeft, maar ook naar de unieke eigenschappen waardoor het genezende en conserverende kracht bezit.

  • Hoe kan zout smakeloos worden? (Zout wordt smakeloos als het met andere stoffen vermengd wordt en daardoor verontreinigd wordt.)

Giet andere stoffen, zoals aarde, in de kom en meng alles door elkaar.

  • Kan het zout nog gebruikt worden als het met andere stoffen vermengd is?

  • Hoe kunnen wij als discipelen van Jezus Christus onze smaak, hetzij onze christelijke eigenschappen die ons toelaten anderen tot zegen te zijn, verliezen? (De strekking van de antwoorden van de cursisten dient de volgende waarheid te omvatten: Verontreiniging met de zonden van de wereld verhindert ons om anderen tot zegen te zijn. Zet dit beginsel op het bord.)

  • Wat kunnen wij doen om onze smaak te behouden of terug te vinden?

Laat een kaars zien (niet aansteken). Laat een cursist Mattheüs 5:14–16 voorlezen. Vraag de klas mee te lezen en op te letten hoe de Heiland zijn discipelen met een kaars vergeleek.

  • Wat wordt van de discipelen van Christus verwacht dat ze met hun licht doen?

  • Wat betekent het om je licht te laten schijnen? (Zie 3 Nephi 18:24.)

  • Hoe kunnen onze goede werken anderen beïnvloeden?

Leg uit dat ‘uw Vader, die in de hemelen is, verheerlijken’ (vers 16) onder andere betekent God in woord en daad te prijzen en eren.

  • Welk beginsel kunnen we uit verzen 14–16 leren over de invloed van ons rechtschapen voorbeeld op anderen? (De strekking van de antwoorden van de cursisten dient de volgende waarheid te omvatten: Ons rechtschapen voorbeeld kan anderen aanmoedigen dichter bij hun hemelse Vader te komen. Zet dit beginsel op het bord.)

  • Wanneer heeft iemand jou het goede voorbeeld gegeven waardoor je dichter bij je hemelse Vader bent gekomen?

Laat de cursisten overdenken wat zij kunnen doen om een beter voorbeeld voor hun vrienden en familieleden te zijn.

Herhaal de beginselen die tijdens deze les zijn besproken en op het bord geschreven. Zet de woorden Begin, Houd op en Blijf op het bord. Nodig de cursisten uit voor zichzelf na te gaan en iets uit te kiezen waarmee ze kunnen beginnen, iets waarmee ze kunnen ophouden, en iets wat ze kunnen blijven doen om deze beginselen in hun leven toe te passen.

Afbeelding
scripture mastery icon
Kerntekstenbeheersing — Mattheüs 5:14–16

Leg uit dat de cursisten in de loop van het jaar vijfentwintig kernteksten zullen behandelen, zoals Mattheüs 5:14–16. Door deze teksten zullen ze het belang van dit beginsel inzien en beter begrijpen. De 25 kernteksten staan op de achterkant van de seminarieboekenlegger van het Nieuwe Testament. Leg uit dat de ‘beheersing’ van kernteksten inhoudt dat de cursisten ze dienen te kunnen localiseren, begrijpen, toepassen en uit het hoofd kennen.

Om de cursisten te helpen deze verzen uit het hoofd te leren, laat u ze de tekst enkele keren in hun hoofd en daarna luidop tegen een klasgenoot opzeggen. U kunt gedurende de komende week ook aan het begin of eind van de les tijd vrijmaken om deze verzen te laten opzeggen.

Toelichting en achtergrondinformatie

Mattheüs 5:1–12. ‘De zaligsprekingen’

Voor meer informatie over de zaligsprekingen kunt u verwijzen naar een artikel van ouderling Robert E. Wells van de Zeventig met als titel ‘The Beatitudes: Pattern for Coming unto Christ’ (Ensign december 1987, 8–11).

Mattheüs 5:1–12. ‘Zalig’

Met betrekking tot de leringen van de Heiland in Mattheüs 5:1–12 heeft president Harold B. Lee gezegd:

‘Deze uitspraken van de Meester staan in de christelijke literatuur bekend als de zaligsprekingen, en worden door uitleggers van de Bijbel bestempeld als de noodzakelijke voorbereiding op de toegang tot het koninkrijk der hemelen. Voor deze bespreking wil ik ze graag als iets meer behandelen, als toepassing in uw en mijn leven. Ze omvatten in feite de grondwet voor een volmaakt leven.’ (Decisions for Successful Living [1973], 56–57.)