Bibliotheek
Les 104: 1 Korinthe 3–4


Les 104

1 Korinthe 3–4

Inleiding

Paulus legt de rol van zendelingen in de opbouw van het koninkrijk van God aan de Korinthische heiligen uit. Hij zegt dat hun gemeenten plaatsen zijn waar de Geest kan verblijven en hij spoort hen aan om niet te denken dat sommigen beter dan anderen zijn.(Noot: de leerstelling dat ons fysieke lichaam als een tempel is, wordt in de les over 1 Korinthe 6 behandeld.)

Lessuggesties

1 Korinthe 3

Paulus legt de rol van zendelingen en kerkleden in de opbouw van het koninkrijk van God uit

Vraag de cursisten zich voor te stellen dat een vriend zich inschrijft voor een wiskundecursus voor gevorderden, maar dat hij de voorbereidende vakken, zoals algebra voor beginners, op school nooit heeft gevolgd.

  • Hoeveel succes zal die vriend in de wiskundecursus voor gevorderden hebben? Waarom?

  • Waarom moeten we de basisbegrippen van een onderwerp begrijpen voor we de gevorderde begrippen onder de knie kunnen krijgen?

Laat een cursist 1 Korinthe 3:1–3 voorlezen. Vraag de klas welke vergelijking Paulus gebruikte om de heiligen in Korinthe te laten inzien dat zij nog niet klaar waren voor de gevorderde evangeliewaarheden. Leg uit dat de zinsnede ‘maar als mensen die nog vleselijk zijn’ in vers 1 naar de natuurlijke mens verwijst of ‘iemand die zich liever laat leiden door de hartstochten, begeerten, lusten en zinnen van het vlees dan door de influisteringen van de Heilige Geest. Zo iemand kan wél materiële maar geen geestelijke zaken begrijpen.’ (Zie Gids bij de Schriften, ‘Natuurlijke mens’, scriptures.lds.org.)

Zet de woorden melk en vlees op het bord.

  • Welke van deze twee voedingsmiddelen zou je aan een baby geven? Waarom?

  • Wat suggereert de zinsnede ‘jonge kinderen in Christus’ uit vers 1 over de geestelijke volwassenheid van de Korinthische heiligen?

Maak de cursisten duidelijk dat de heiligen nog niet voor hogere waarheden klaar waren door de cursisten eraan te herinneren dat de Korinthische heiligen niet eensgezind waren en dat sommigen van hen heidense (goddeloze) overtuigingen en gebruiken in hun naleving van het evangelie toepasten. Leg uit dat Paulus beeldspraak gebruikte om deze heiligen het belang te leren van eensgezind zijn, valse overtuigingen en gebruiken recht te zetten, en hun geloof in het evangelie van Jezus Christus te sterken.

Deel de klas op in groepjes van drie. Wijs ieder in de groep één van de volgende onderwijsoverzichten toe. Geef iedere cursist een uitreikblad met het onderwijsoverzicht dat aan hem of haar is toegewezen en gun ze de tijd om het te lezen. Laat iedere cursist na voldoende tijd aan de hand van het overzicht de andere twee leden van de groep onderwijzen. (Als het niet mogelijk is om met groepjes van drie te werken, kunt u de cursisten opdelen in groepjes van twee en aan een van de cursisten in de groep twee onderwijsoverzichten toewijzen.)

Afbeelding
uitreikblad

Student 1

Nieuwe Testament — boek voor de seminarieleerkracht — les 104

Vraag jouw groepje om zich voor te stellen dat zij een avondmaalsdienst bijwonen waarin een teruggekeerde zendeling over zijn zending vertelt. Tijdens zijn toespraak vermeldt hij dat hij meerdere mensen gedoopt heeft. Een week later vertelt een teruggekeerde zendelinge in de avondmaalsdienst over haar zending en vermeldt dat zij velen heeft onderwezen die achteraf zijn gedoopt nadat zij al naar een ander gebied was overgeplaatst.

  • Hoe zou je reageren als iemand stelde dat de zendeling die meerdere mensen tijdens zijn zending gedoopt heeft meer succes had dan de zendelinge waarvan de onderzoekers zich pas lieten dopen nadat zij het gebied had verlaten?

Schrijf de woorden gezaaid en begoten op een blaadje en toon het aan je groep. Leg uit dat Paulus zendelingen vergeleek met mensen die zaadjes zaaien en planten begieten. Herinner je groep eraan dat de Korinthische heiligen zich in groepen hadden verdeeld op basis van wie hen had gedoopt. Zij geloofden dat hun status binnen de kerk was gebaseerd op de status van de persoon die hen had gedoopt. (Zie 1 Korinthe 1:10–16.)

Lees samen met de leden van je groep om de beurt een vers uit 1 Korinthe 3:4–9 voor. Laat de groep meelezen en opzoeken wat Paulus over de zendelingen heeft gezegd die de mensen in Korinthe hadden onderwezen en gedoopt.

  • Wat waren Paulus en Apollos volgens de woorden van Paulus in vers 5?

  • Wat zegt Paulus in de verzen 6–7 over de zendelingen die het zaadje van het evangelie zaaien en over de zendelingen die dit zaadje laten groeien?

Wijs eventueel op de zinsnede ‘noch hij die plant iets, noch hij die begiet’ uit vers 7 en leg uit dat Paulus deze zinsnede gebruikte om te leren dat geen van beide rollen belangrijker is dan de rol van God.

  • Wat betekent de zinsnede ‘God Die laat groeien’ (vers 7)? (Het is God, door de Heilige Geest, Die de veranderingen in het hart van de mensen veroorzaakt die naar bekering leidt, niet diegenen die onderwijzen en dopen.)

  • Wat staat er in 1 Korinthe 3:6–7 over onze rol en de rol van God om anderen tot het evangelie van Jezus Christus te bekeren? (Als je groep heeft geantwoord, vraag je hun het volgende naast 1 Korinthe 3:6–7 in hun Schriften te schrijven: hoewel we anderen in het evangelie van Jezus kunnen onderwijzen, worden mensen door de macht van de Heilige Geest bekeerd.)

Verduidelijk dat opdat mensen de Heilige Geest ontvangen en zich bekeren, zij hun deel behoren te doen door geloof te oefenen en de geboden van God te onderhouden.

  • Hoe zouden de Korinthische heiligen aan de hand hiervan eensgezinder kunnen worden?

Vraag je groep hoe ze door dit te weten antwoord op de vraag over het scenario van de teruggekeerde zendelingen zouden kunnen geven.

  • Waarom is het belangrijk dat we begrijpen dat het de Heilige Geest is, en niet onze eigen kracht, die bekeert?

Afbeelding
uitreikblad

Student 2

Nieuwe Testament — boek voor de seminarieleerkracht — les 104

Schrijf het woord fundament op een blaadje en toon het aan je groep.

  • Waarom is het fundament een belangrijk onderdeel van een gebouw?

  • Wat kan er gebeuren als er een probleem met het fundament is?

Laat iemand van je groep om 1 Korinthe 3:10 voorlezen en laat de rest van je groep opzoeken wat Paulus over zijn zendingswerk in Korinthe heeft gezegd.

  • Wat zei Paulus dat hij deed toen hij als een zendeling in Korinthe werkzaam was?

  • Wat bedoelde Paulus toen hij zei ‘een ander bouwt daarop’?

Laat een ander lid van je groepje 1 Korinthe 3:11 voorlezen en laat de rest van je groep opzoeken welk fundament Paulus voor de heiligen in Korinthe had gelegd.

  • Welk fundament had Paulus met zijn onderwijs in Korinthe gelegd?

  • Wie behoort volgens vers 11 het fundament van ons leven te zijn? (Zorg ervoor dat ze de volgende waarheid herkennen: Jezus Christus is het fundament waarop we moeten bouwen. Laat je groep deze waarheid in vers 11 eventueel markeren.)

  • Hoe draagt bouwen op het fundament van Jezus Christus ertoe bij dat wij verleidingen kunnen weerstaan en beproevingen doorstaan? (Zie ook Helaman 5:12.)

  • Hoe kunnen we ons ervan verzekeren dat ons leven op het fundament van Jezus Christus is gebouwd?

Laat een lid van je groep vertellen over iemand die met zijn of haar levenswijze laat zien wat gebouwd zijn op het fundament van Jezus Christus inhoudt. Vraag deze cursist uit te leggen hoe bouwen op Christus deze persoon tot zegen is geweest.

Laat ieder groepslid een doel stellen dat hem of haar zal helpen om op het fundament van Jezus Christus te bouwen.

Afbeelding
uitreikblad

Student 3

Nieuwe Testament — boek voor de seminarieleerkracht — les 104

Schrijf het woord tempel op een blaadje en toon het aan je groep. Leg uit dat Paulus vaak in figuurlijke zin naar de tempel verwijst. Zoals in 1 Korinthe 3:16–17 staat, gebruikte hij het woord tempel om naar de gemeentes van de kerk te verwijzen.

Laat een groepslid 1 Korinthe 3:16–17 voorlezen. Vraag de klas wat de Korinthische kerkleden volgens Paulus dienden te begrijpen. Leg uit dat u (vers 16) slaat op de kerkgemeentes en dat de zinsnede ‘als iemand de tempel van God te gronde richt’ (vers 17) slaat op iemand die probeert het volk van God te vernietigen.

  • Wat wilde Paulus volgens vers 16 dat de kerkleden over hun gemeentes zouden begrijpen?

Hoewel 1 Korinthe 3:16–17 waarschijnlijk naar het lichaam van de kerk verwijst als een gemeente, kunnen deze verzen ook op ons fysieke lichaam worden toegepast.

  • Hoe kunnen we 1 Korinthe 3:16–17 op ons fysieke lichaam toepassen? Wat zijn de gevolgen als we ons lichaam te gronde richten?

Vat 1 Korinthe 3:18–23 samen met aan je groep uit te leggen dat Paulus de heiligen leerde dat ware wijsheid In Jezus Christus wordt gevonden en dat wereldse wijsheid ‘dwaasheid bij God’ (vers 19) is.

Vraag enkele cursisten na verloop van tijd om te vertellen wat zij in hun groepje hebben geleerd, en wat ze ermee gaan doen.

1 Korinthe 4

Paulus draagt de Korinthische heiligen op niet te denken dan sommigen beter dan anderen zijn

Leg uit dat het op grond van de raad van Paulus in 1 Korinthe 4:1–3 lijkt of sommige Korinthische kerkleden de prestaties van Paulus als zendeling en kerkleider hadden beoordeeld. Misschien trokken zij zijn oordeel in twijfel of dachten zij dat iemand anders het beter zou gedaan hebben.

Laat een cursist 1 Korinthe 4:3–5 voorlezen. Vraag de klas hoe Paulus op de oordelen van de Korinthiërs reageerde.

  • Hoe reageerde Paulus op hun oordelen?

  • Waarom maakte Paulus zich over het oordeel van anderen geen zorgen?

  • Wat staat er in vers 5 over de wijze waarop de Heer ons zal oordelen? (De strekking van de antwoorden van de cursisten dient een waarheid als de volgende te omvatten: de Heer zal ons rechtvaardig oordelen want Hij weet alle dingen, ook de gedachten en voornemens van ons hart.)

  • Hoe kan in deze waarheid geloven iemand die onrechtvaardig is beoordeeld tot steun zijn?

Laat een cursist 1 Korinthe 4:6–7 voorlezen en laat de klas opzoeken wat Paulus de heiligen leerde over hun relatie met andere kerkleden, waaronder de kerkleiders.

  • Wat zei Paulus tegen de heiligen in vers 6 dat zij niet mochten doen als zij verschillen tussen zendelingen en kerkleiders vaststelden? (Zij behoorden zich niet vol trots ‘boven de ander’ te verheffen en te denken dat sommigen beter dan anderen zijn.)

  • Denk aan de vragen van Paulus in vers 7: wie geeft de mensen verschillende talenten en vaardigheden?

  • Hoe is de raad van Paulus ons tot steun als we aan onze kerkleiders en -leerkrachten denken?

Vat 1 Korinthe 4:8–21 samen met de uitleg dat Paulus de heiligen in Korinthe vertelde dat de apostelen van Jezus Christus werden geroepen om onder de goddeloosheid van de wereld te lijden. De wereld beschouwt de apostelen en andere kerkleiders als ‘dwaas’ (vers 10) omdat zij ernaar streven Christus te volgen.

Geef tot slot uw getuigenis van de waarheden die in deze les aan de orde zijn gekomen.

Toelichting en achtergrondinformatie

1 Korinthe 3:16–17. ‘U bent Gods tempel’

‘Paulus heeft gezegd: “Weet u niet dat u Gods tempel bent?”(1 Korinthe 3:16.) In dit vers heeft Paulus met u als meervoudig voornaamwoord naar de gezamenlijke Korinthische heiligen als Gods tempel verwezen. Paulus stelde dat de kerkgemeentes als tempels functioneerden waar de Geest van God kon verblijven (zie 2 Korinthe 6:16; Efeze 2:21). Deze vergelijking verschilt subtiel van die Paulus later in 1 Korinthe 6:19 heeft gebruikt, waar hij een stoffelijk lichaam met een tempel vergelijkt.’ (New Testament Student Manual [lesboek kerkelijke onderwijsinstellingen, 2014], 365.)

1 Korinthe 4:9–10. Dood van de apostelen

‘Toen Paulus zei dat de apostelen ‘ter dood veroordeeld zijn’ (1 Korinthe 4:9) zinspeelde hij erop dat zijn roeping tot apostel tot zijn dood zou leiden. Hij vertelde ook dat velen in Korinthe zichzelf als wijs en sterk beschouwden terwijl ze Paulus en de andere apostelen als dwaas, zwak en veracht beschouwden (zie 1 Korinthe 4:10). Deze twee factoren — de dood van de apostelen en het verwerpen van het apostolisch gezag door kerkleden — zou uiteindelijk aan de grote afval bijdragen.’ (New Testament Student Manual [lesboek kerkelijke onderwijsinstellingen, 2014], 365.)