Bibliotheek
Les 55: Lukas 17


Les 55

Lukas 17

Inleiding

Jezus leert zijn discipelen hoe belangrijk het is om anderen te vergeven. Vervolgens vragen de apostelen of Hij hun geloof wil vergroten. Als reactie daarop vertelt de Heiland de gelijkenis van de Heer en de knecht. Later geneest Jezus tien melaatsen, maar slechts een van hen keert terug om Hem te bedanken. De Heiland wordt ondervraagd door de Farizeeën, en Hij vertelt ze over de komst van het koninkrijk van God.

Lessuggesties

Lukas 17:1–10

De apostelen vragen Jezus om hun geloof te vergroten

Laat de cursisten aan situaties denken waarin ze hun geloof moeten oefenen (zoals om een zegen vragen, tiende betalen, een les geven of een toespraak houden). Laat de cursisten vertellen wat ze bedacht hebben en zet hun antwoorden op het bord.

Laat de cursisten over de volgende vragen nadenken:

  • Heb je ooit naar meer geloof verlangd? Zo ja, waar kwam dat verlangen dan uit voort?

Laat de cursisten bij hun studie van Lukas 17 letten op beginselen waarmee ze hun geloof kunnen vergroten.

Vat Lukas 17:1–2 samen door uit te leggen dat de Heiland heeft gewaarschuwd dat zij die andere mensen op een dwaalspoor brengen of tot zonde verleiden, verantwoording zullen moeten afleggen.

Laat de cursisten Lukas 17:3–4 doorlezen en een gebod opzoeken dat de Heiland zijn discipelen heeft gegeven waar geloof voor nodig is.

  • Wat moesten de discipelen volgens vers 3 doen als iemand hen iets zou aandoen?

  • Hoe vaak moesten de discipelen volgens vers 4 anderen vergeven? (U kunt uitleggen dat het antwoord van de Heiland een manier is om te zeggen dat we anderen moeten vergeven, ongeacht hoe vaak ze ons iets aandoen en zich bekeren.)

  • Waarom kan het moeilijk zijn om iemand te vergeven die ons herhaaldelijk iets heeft aangedaan?

Laat een cursist Lukas 17:5 voorlezen. Laat de klas meelezen en opzoeken wat de apostelen van de Heiland verlangden toen Hij had gezegd dat ze anderen moesten vergeven.

  • Wat verlangden de apostelen van de Heiland? (U kunt de cursisten aanmoedigen de woorden ‘vermeerder ons het geloof’ in hun Schriften te markeren.)

  • Hoe kan het verlangen van de apostelen naar meer geloof in de Heer hen helpen het gebod te gehoorzamen om anderen te vergeven?

Vat Lukas 17:6 samen door uit te leggen dat de Heiland zijn apostelen vervolgens uitlegde dat geloof zo groot als een mosterdzaad wonderen tot stand kan brengen. Om de apostelen duidelijk te maken hoe ze hun geloof konden vergroten, vertelde Hij ze de gelijkenis van de heer en de knecht.

Zet de volgende onvolledige uitspraak op het bord: Ons geloof zal toenemen als we …

Laat enkele cursisten beurtelings een vers uit Lukas 17:7–10 voorlezen. Laat de klas meelezen en opzoeken wat een heer van zijn knecht verwacht.

  • Wat verwachtte de heer van zijn knecht?

Leg uit dat in de tijd van de Bijbel een heer alle levensbenodigdheden voor zijn knechten verzorgde als de knechten getrouw hun werk deden. Daarom hoefde de heer de knecht niet te bedanken en zich niet schuldig te voelen als de knecht zijn taken had gedaan.

  • In welke opzichten is onze hemelse Vader met de heer in deze gelijkenis te vergelijken? Wat verwacht Hij van ons? (Dat wij doen ‘al wat [ons] opgedragen is’ [vers 10].)

Maak de uitspraak op het bord als volgt af: Ons geloof zal toenemen als we ernaar streven om alles te doen wat onze hemelse Vader van ons verwacht.

Om de cursisten duidelijk te maken waardoor hun geloof nog meer kan worden vergroot, vraagt u:

  • Wat moeten de knechten volgens vers 10 zeggen als ze hebben gedaan wat de Heer ze had opgedragen?

  • Wat houdt het in om ‘onnutte slaven’ te zijn? (Het betekent dat hoe goed we de geboden ook onderhouden, we altijd bij God in de schuld staan.)

  • Waarom staan we altijd bij onze hemelse Vader in de schuld, zelfs als we gehoorzaam zijn en rechtschapen leven? (Omdat onze hemelse Vader ons altijd zegent, kunnen we Hem nooit terugbetalen [zie Mosiah 2:20–26].)

Maak de uitspraak op het bord af zodat het volgende beginsel duidelijk wordt: Ons geloof zal toenemen als we ernaar streven om alles te doen wat onze hemelse Vader van ons verwacht, en als we beseffen dat we altijd bij Hem in de schuld staan. U kunt de cursisten aanmoedigen om dit beginsel in hun Schriften te noteren.

  • Waarom neemt ons geloof toe als we ons best doen om alle geboden van onze hemelse Vader te gehoorzamen?

Laat de cursisten zich afvragen wanneer zij door het onderhouden van de geboden of gehoorzaam doen van hun taken een toename in geloof hebben gevoeld. Laat ze hun gedachten in hun aantekenschrift of Schriftendagboek noteren.

Laat de cursisten na verloop van tijd aan een andere cursist vertellen wat ze hebben opgeschreven. Vraag enkele cursisten om de klas over hun gedachten te vertellen.

Lukas 17:11–19

Jezus geneest tien melaatsen

Zet de volgende onvolledige uitspraak op het bord: In de tijd van de Bijbel was het een groot probleem als je melaats was, omdat

Bespreek met de cursisten wat ze over melaatsheid weten door ze deze uitspraak te laten afmaken. De cursisten kunnen bijvoorbeeld zeggen dat melaatsheid tot misvorming en de dood kan leiden; dat melaatsen van de rest van de samenleving werden afgezonderd om de gezondheid van anderen te beschermen; en dat ze ‘Onrein!’ moesten roepen als anderen in hun buurt kwamen. (Zie ‘Melaatsheid’ in de Gids bij de Schriften.)

Laat een cursist Lukas 17:11–12 voorlezen. Laat de klas opzoeken wie Jezus tegenkwam toen Hij op weg naar Jeruzalem een dorp binnenging. Vraag de cursisten naar hun bevindingen.

  • Hoe zouden jullie je gevoeld hebben als je als melaatse Jezus zag?

Laat een cursist Lukas 17:13–14 voorlezen. Laat de klas meelezen en opzoeken wat de melaatsen tegen de Heiland zeiden en hoe Hij daarop reageerde.

  • Wat vroegen de melaatsen aan Jezus?

  • Wat moesten ze van Jezus doen?

Leg uit dat er in de wet van Mozes stond dat melaatsen zich aan de priesters moesten tonen als ze genezen waren, zodat ze in de samenleving konden terugkeren (zie Leviticus 14).

  • Wat gebeurde er toen de melaatsen daarheen gingen?

  • Welk beginsel leren we van vers 14 over wat we moeten doen om de zegeningen van de Heer te ontvangen? (De cursisten moeten een beginsel als het volgende noemen: we ontvangen de zegeningen van de Heer als we doen wat Hij ons heeft geboden.)

Laat de cursisten zich afvragen hoe het moet zijn geweest om een van de melaatsen te zijn die werden genezen.

  • Wat zouden jullie gedaan hebben zodra je besefte dat je van je melaatsheid was genezen?

Vraag enkele cursisten beurtelings een vers uit Lukas 17:15–19 voor te lezen. Laat de klas meelezen en opzoeken of een van de melaatsen anders reageerde dan de anderen.

  • Wat deed de Samaritaanse melaatse om zijn dankbaarheid kenbaar te maken?

  • Waarom zou Lukas hebben vermeld dat de dankbare melaatse een Samaritaan was — iemand waar de meeste Joden op neerkeken? Wat voegt dat detail toe aan ons begrip van dit verhaal?

  • Welke waarheid kunnen we leren van de melaatse die terugkwam om de Heiland te bedanken? (De strekking van de woorden van de cursisten moet deze waarheid omvatten: het is belangrijk om onze dankbaarheid te uiten voor de zegeningen die we ontvangen.)

  • Waarom is het belangrijk om God te bedanken voor de zegeningen die we ontvangen?

  • In welke opzichten lijken we soms op de negen melaatsen?

Laat een cursist het volgende citaat van president Thomas S. Monson voorlezen:

Afbeelding
President Thomas S. Monson

‘Mijn broeders en zusters, denken we eraan om te danken voor de zegeningen die we krijgen? Als we oprecht dank geven, zien we niet alleen onze zegeningen beter in, maar ontsluiten we de deuren naar de hemel en voelen we Gods liefde voor ons.’ (‘De goddelijke gave van dankbaarheid’, Liahona, november 2010, 87.)

  • Wat was er volgens de Heiland in vers 19 met de melaatse gebeurd? (Zijn geloof had hem behouden.)

  • In welke opzichten worden we behouden als we de Heer voor onze zegeningen bedanken?

Laat de cursisten in hun Schriftendagboek zegeningen van onze hemelse Vader opschrijven waar ze dankbaar voor zijn. Laat ze opschrijven hoe ze hun dankbaarheid voor die zegeningen kunnen tonen.

Lukas 17:20–37

Jezus vertelt over de komst van het Koninkrijk van God

Vat Lukas 17:20–37 samen door uit te leggen dat Jezus over zijn wederkomst vertelde.Noot: er zijn soortgelijke leringen behandeld in het lesmateriaal over Mattheüs 24 en Mattheüs naar Joseph Smith.)

U kunt tot slot uw getuigenis geven van de waarheden die in deze les aan bod zijn gekomen. Moedig de cursisten aan om die waarheden toe te passen.

Afbeelding
scripture mastery icon
Kerntekstenbeheersing

U kunt deze activiteit gebruiken om de cursisten een kerntekst uit het hoofd te laten leren.

Deel de klas op in groepjes van vier of vijf. Geef elk groepje een dobbelsteen en een potlood. (Als u geen dobbelsteen hebt, kunt u zes papiertjes, elk genummerd van 1 tot en met 6, in een envelop of zo doen.) Elke cursist heeft tevens een leeg vel papier nodig. Laat elk groepje om een tafel of in een kring gaan zitten. Laat ze de kerntekst die ze uit het hoofd gaan leren in hun Schriften opzoeken. Leg uit dat het doel van de activiteit is om als eerste van de groep de hele kerntekst op te schrijven. Maar de cursisten mogen alleen dat ene potlood gebruiken dat aan elke groep is gegeven. Iemand komt in aanmerking om het potlood te gebruiken als hij of zij een 1 gooit (of het papiertje met nummer 1 trekt). Laat de leden van elke groep om de beurt met de dobbelsteen gooien (of een papiertje pakken en weer terugleggen). Als een cursist een 1 gooit, neemt hij of zij het potlood en begint de woorden van het vers op zijn of haar vel papier te schrijven terwijl hij de woorden uitspreekt. Ondertussen gooien de andere groepsleden met de dobbelsteen. Wanneer een andere cursist in de groep 1 gooit, krijgt die persoon het potlood van de vorige schrijver en begint het vers op zijn of haar vel papier op te schrijven terwijl hij of zij de woorden uitspreekt. De vorige schrijver gooit weer met de rest van de groep met de dobbelsteen. Wanneer een cursist in aanmerking komt voor het potlood en al een gedeelte van het vers heeft opgeschreven, moet die persoon het gedeelte voorlezen dat hij of zij al heeft genoteerd alvorens verder te schrijven. (Door de herhaling zullen de cursisten het vers uit het hoofd leren.) De activiteit is afgelopen zodra een cursist uit elk groepje de kerntekst volledig heeft opgeschreven.

Laat de klas het vers na de activiteit gezamenlijk opzeggen.

Toelichting en achtergrondinformatie

Lukas 17:15–16. ‘Eén van hen […] wierp zich […] ter aarde […] en dankte Hem’

President Gordon B. Hinckley heeft over het belang van dankbaarheid gezegd:

‘De gewoonte om te bedanken is het kenmerk van een beschaafde man of vrouw. […]

‘Laat je dag en nacht door dankzegging bezielen. Werk eraan. Je zult merken dat het geweldige resultaten oplevert!’ (‘Advies en een gebed van een profeet voor de jongeren’, Liahona, april 2001, 32.)

President David O. McKay heeft gezegd hoe we onze dankbaarheid moeten tonen:

‘Dankbaarheid gaat verder dan dankzegging. Dankzegging is het begin van dankbaarheid. Dankbaarheid is de voltooiing van dankzegging. Dankzegging kan slechts uit woorden bestaan. Dankbaarheid komt in ons gedrag tot uitdrukking.’ (‘The Meaning of Thanksgiving’, Improvement Era, november 1964, 914.)

Bijbelvertaling van Joseph Smith, Lukas 17:21. ‘Het koninkrijk Gods is reeds tot u gekomen’

De profeet Joseph Smith heeft het volgende over het ‘koninkrijk van God’ gezegd:

‘Sommigen zeggen dat het koninkrijk van God niet vóór de dag van het pinksterfeest op aarde was, en dat Johannes [de Doper] niet de doop van bekering voor de vergeving van zonden predikte. Maar ik zeg in naam van de Heer dat het koninkrijk Gods in de tijd van Adam bestond op aarde, tot aan deze tijd. Wanneer er een rechtschapen mens op aarde was aan wie God zijn woord openbaarde en wie Hij macht en gezag gaf om in zijn naam te bedienen, […] dan is het koninkrijk Gods er.’ (Leringen van kerkpresidenten: Joseph Smith [2007], 88.)