Bibliotheek
Les 47: 6:1–7:18


Les 47

Lukas 6:1–7:18

Inleiding

Jezus zegt hoe belangrijk het is om anderen te helpen, ook op de sabbat. Hij bidt een hele nacht, waarna Hij de twaalf apostelen roept en tot hen en een hele menigte spreekt. Hij geneest ook de slaaf van een hoofdman en wekt de zoon van een weduwe op uit de dood.

Lessuggesties

Lukas 6

Jezus geneest op de sabbat, kiest twaalf apostelen en onderwijst de menigte.

(Noot: veel van wat er in Lukas 6 staat, is ook in de lessen over Mattheüs 5–7; 10:1–4; en Markus 3:1–6 behandeld. Dit gedeelte van de les gaat voornamelijk over Lukas 6:31–38.)

Laat de cursisten zich voorstellen dat ze op zondag in de kerk iets te horen krijgen over een dienstbetoonproject voor een gezin in de buurt. Na de aankondiging horen ze vier verschillende reacties. Laat vier cursisten de volgende veronderstelde reacties voorlezen:

  1. ‘Dat gezin heeft veel te verduren. Ik ben blij dat ik op de een of andere manier kan helpen.’

  2. ‘Ik hoop wel dat er achteraf versnaperingen zijn, anders ga ik niet.’

  3. ‘Ik wil eigenlijk niet, maar volgende week heb ik zelf hulp nodig, dus ik moet eigenlijk nu wel helpen.’

  4. ‘Als mijn vriend(in) gaat, ga ik ook.’

  • Wat leren we uit deze voorbeelden over de redenen waarom mensen soms helpen?

Vraag de cursisten wat voor kansen zij hebben gehad om anderen te dienen en wat ze daarvan vonden. Laat ze tijdens hun studie van Lukas 6–7 beginselen opzoeken waarmee ze zinvoller kunnen dienen.

Vat Lukas 6 samen door uit te leggen dat toen Jezus in het begin van zijn bediening in Galilea was, Hij op de sabbat een man met een verschrompelde hand genas, een nacht in gebed doorbracht en de twaalf apostelen riep. Vervolgens legde Jezus aan hen en ‘een grote menigte’ (vers 17) uit hoe ze hemelse beloningen konden ontvangen.

Laat de cursisten Lukas 6:19 doorlezen en opzoeken wat Jezus voor de mensen deed voordat Hij ze onderwees. Vraag de cursisten naar hun bevindingen.

Vraag enkele cursisten beurtelings een vers uit Lukas 6:31–35 voor te lezen. Laat de klas meelezen en de raad van Jezus aan zijn discipelen opzoeken.

  • Wat voor raad gaf Jezus aan zijn discipelen?

  • Wat kunnen we volgens vers 35 terugverwachten als we anderen helpen? (U kunt de cursisten aanmoedigen om de woorden ‘zonder te hopen iets terug te krijgen’ te markeren.)

  • Op wat voor aardse beloningen kunnen mensen hopen als ze anderen dienen?

  • Als we iets goeds voor anderen doen zonder iets terug te verwachten, wat belooft de Heer ons dan? (De cursisten moeten een beginsel als het volgende noemen: als we iets goeds voor anderen doen zonder iets terug te verwachten, zal onze beloning groot zijn en zullen we kinderen van de Allerhoogste zijn.)

Leg uit dat hoewel we allemaal kinderen van God zijn, zij die goede werken voor anderen verrichten hun goddelijk potentieel verwezenlijken omdat ze meer op onze hemelse Vader gaan lijken.

  • Waarom is deze belofte de beste beloning voor het liefhebben en helpen van anderen?

Laat een cursist Lukas 6:36–38 voorlezen. Laat de klas meelezen en voorbeelden opzoeken die Jezus gaf van manieren waarop we anderen kunnen helpen.

  • Welke voorbeelden gaf Jezus in de verzen 36–37 van manieren waarop we anderen kunnen helpen? (U kunt uitleggen dat zij die op deze wijzen goede werken verrichten, Gods genade en vergeving zullen ontvangen.)

Om ervoor te zorgen dat de cursisten vers 38 goed begrijpen, neemt u een emmer, mand of doos en verscheidene andere voorwerpen, zoals kleding, voedsel en flesjes water, mee naar de klas. Zorg ervoor dat u meer voorwerpen hebt dan in de emmer, mand of doos passen. Laat een cursist voor de klas komen en zoveel mogelijk voorwerpen in de emmer, mand of doos doen. Als de cursist daarmee klaar is, vraagt u hem of haar:

  • Hoe beschrijven de woorden ‘goede, vastgedrukte, geschudde, overlopende’ (vers 38) jouw inspanningen om deze emmer (of mand of doos) te vullen? (Bedank de cursist en laat hem of haar weer gaan zitten.)

  • Hoe beschrijven deze woorden de manier waarop onze hemelse Vader ons beloont als wij anderen helpen? (De cursisten kunnen andere woorden gebruiken, maar moeten deze waarheid begrijpen: als wij anderen overvloedig helpen, zal onze hemelse Vader ons overvloediger zegenen.)

  • Hoe kunnen we anderen overvloedig helpen?

Laat de cursisten over een moment nadenken waarop zij of iemand die ze kennen een ander overvloedig hebben geholpen. Laat de volgende vragen zien (of geef de cursisten er een kopie van), en laat de cursisten ze in hun aantekenschrift of Schriftendagboek (of op het uitreikblad) beantwoorden:

  • Hoe ben jij, of iemand die je kent, door de Heer gezegend omdat je iemand overvloedig hebt geholpen?

  • Hoe kun je anderen overvloediger helpen?

Na verloop van tijd kunt u enkele cursisten uitnodigen om te vertellen wat ze hebben opgeschreven. Moedig de cursisten aan om de hulp van de Heer in te roepen als ze proberen anderen overvloediger te helpen.

Lukas 7:1–10

Jezus geneest de slaaf van de hoofdman

Leg uit dat toen de Heiland de menigte had toegesproken, Hij naar Kapernaüm ging.

Vraag enkele cursisten beurtelings een vers uit Lukas 7:2–5 voor te lezen. Laat de klas meelezen en opzoeken wie de hulp van Jezus inriep toen Hij in Kapernaüm aankwam.

  • Wie riep de hulp van Jezus in?

Leg uit dat een hoofdman een Romeinse legerofficier was die vijftig tot honderd mannen aanvoerde.

  • Wat was het probleem van de hoofdman?

Bespreek dat de Joden over het algemeen een hekel aan hoofdmannen hadden omdat ze de Romeinse politieke en militaire macht over de Joden en hun land hadden. (Zie New Testament Student Manual [Church Educational System manual, 2014], 153.)

  • Wat voor persoon was de hoofdman?

Laat een cursist Lukas 7:6–8 voorlezen. Laat de klas meelezen en opzoeken hoe de hoofdman blijk gaf van zijn grote geloof in Jezus Christus.

  • Hoe gaf de hoofdman blijk van zijn grote geloof in Jezus Christus?

Laat een cursist Lukas 7:9–10 voorlezen. Laat de klas meelezen en opzoeken hoe het geloof van de hoofdman werd beloond. Vraag de cursisten naar hun bevindingen.

  • Welke beginselen kunnen wij van dit verslag leren? (De cursisten kunnen verschillende beginselen noemen, bijvoorbeeld: door geloof in Jezus Christus te oefenen, kunnen we anderen tot zegen zijn.)

Lukas 7:11–18

Jezus wekt de zoon van een weduwe op uit de dood

Leg uit dat de Heiland de dag na de genezing van de slaaf van de hoofdman nóg een wonder verrichtte.

Laat een cursist Lukas 7:11–12 voorlezen. Laat de klas meelezen en opzoeken wat er gebeurde toen Jezus en zijn discipelen de stad Naïn naderde.

In plaats van Lukas 7:11–12 te laten voorlezen, kunt u de video ‘The Widow of Nain’ (0:00–0:45) uit The Life of Jesus Christ Bible Videos laten zien, beschikbaar op LDS.org.

  • Wat zagen Jezus en zijn discipelen toen ze bij de stad aankwamen?

  • Waarom was de dood van deze jonge man volgens vers 12 vooral tragisch voor deze vrouw?

Bespreek dat deze vrouw niet alleen haar zoon verloor, maar dat ze eerder ook haar man al had verloren. Naast het grote verdriet dat ze gehad moet hebben, had ze wellicht ook niemand meer om haar financieel te steunen.

Laat een cursist Lukas 7:13–15 voorlezen, of laat de rest van de video (0:45–2:23) zien. Laat de klas opzoeken wat de Heiland deed toen Hij deze vrouw zag rouwen. (U kunt uitleggen dat een baar een doodskist is, of het karretje waarop de doodskist wordt geplaatst.)

  • Wat deed de Heiland voor deze vrouw?

  • Waarom genas Jezus volgens vers 13 de zoon van deze vrouw? (U kunt bespreken dat de weduwe Hem niet vroeg om haar zoon te genezen, maar dat Hij haar behoefte zag en die toen vervulde.)

  • Wat zouden jullie gevoeld hebben als je deze weduwe was en zag dat de Heiland je enige zoon uit de dood opwekte?

  • Welke waarheid kunnen we van dit verhaal leren over de manier waarop we het voorbeeld van de Heiland kunnen volgen? (De cursisten kunnen verschillende woorden gebruiken, maar zorg ervoor dat ze deze waarheid begrijpen: we kunnen het voorbeeld van Jezus Christus volgen door medeleven met anderen te hebben en in hun behoeften te voorzien.)

  • Hoe kunnen we in de behoeften van anderen voorzien als ze ons daar niet van op de hoogte stellen?

Leg uit dat als de cursisten naar het gezelschap van de Heilige Geest streven, ze ingevingen over de verborgen behoeften van anderen kunnen ontvangen. Daarnaast kunnen de cursisten nadenken over de raad die president Henry B. Eyring van het Eerste Presidium ooit heeft ontvangen: ‘Als je mensen ontmoet, behandel ze dan alsof ze ernstige problemen hebben, en dan zul je in ruim de helft van de gevallen gelijk hebben.’ (‘In de kracht des Heren’, Liahona, mei 2004, 16.)

Om ervoor te zorgen dat de cursisten de waarheid en het belang begrijpen van het beginsel dat ze hebben gevonden, laat u een cursist het volgende citaat van president Thomas S. Monson voorlezen:

Afbeelding
President Thomas S. Monson

‘Er zijn maar weinig verhalen van de Meester die me meer aangrijpen dan zijn voorbeeld van medeleven voor de rouwende weduwe bij Naïn. […]

‘Wat een macht, wat een liefde, wat een mededogen toonde onze Meester! Ook wij kunnen anderen tot zegen zijn als we zijn grote voorbeeld volgen. Er zijn overal mogelijkheden. Maar er zijn ogen nodig om het betreurenswaardige lot van anderen te zien, oren om de stille smeekbeden van gebroken harten te horen. Ja, en een ziel die vervuld is met mededogen, zodat we niet alleen van oog tot oog en van mond tot oor kunnen communiceren, maar — op de majestueuze wijze van de Heiland — ook van hart tot hart.’ (‘Meeting Life’s Challenges’, Ensign, november 1993, 71.)

  • Wanneer hebben jullie, of je familieleden, hulp en medeleven van anderen ontvangen, zelfs als je er niet om had gevraagd?

  • Hoe kunnen we de vaardigheid ontwikkelen om de onuitgesproken behoeften van anderen te herkennen?

Als u de video niet hebt laten zien, laat een cursist dan Lukas 7:16–17 voorlezen. Laat de andere cursisten meelezen en opzoeken hoe de mensen reageerden toen de Heiland de zoon van de weduwe uit de dood opwekte.

  • Hoe reageerden de mensen toen Jezus de zoon van de weduwe uit de dood opwekte?

Leg uit dat de mensen zeiden: ‘Een groot Profeet is onder ons opgestaan’ (vers 16) vanwege de overeenkomsten tussen de genezing van de zoon van de weduwe uit Naïn en gelegenheden waarbij de profeten Elia en Elisa uit het Oude Testament mensen uit de dood hadden opgewekt. (Zie 1 Koningen 17:17–24; 2 Koningen 4:17–22, 32–37; New Testament Student Manual, 154.)

Moedig tot slot de cursisten aan om open te staan voor mogelijkheden om in de onuitgesproken behoeften van anderen te voorzien. Moedig ze aan om overvloedig te dienen, zonder iets terug te verwachten.

Toelichting en achtergrondinformatie

Lukas 6:31–38. Waarom we anderen dienen

Ouderling Dallin H. Oaks van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft enkele mogelijke redenen genoemd waarom we dienen, en de reden waarom we moeten dienen:

‘Mensen dienen elkaar om verschillende redenen en sommige daarvan zijn beter dan andere. Waarschijnlijk werkt niemand onder ons voortdurend in alle hoedanigheden om maar één enkele reden. Omdat we allemaal onvolmaakt zijn, zijn we waarschijnlijk om verschillende redenen werkzaam, en met onze geestelijke groei kan onze motivatie van tijd tot tijd veranderen. Maar we moeten er allemaal naar streven om met de beste motivatie dienstbetoon te verrichten.

‘Wat zijn enkele redenen om dienstbetoon te verrichten? Ik wil graag zes redenen bespreken, van de minst goede tot de beste reden.

‘Sommige mensen dienen om een wereldlijke beloning te ontvangen. […]

‘Een andere reden voor dienstbetoon — die waarschijnlijk veel beter is dan de eerste, maar toch een wereldlijke beloning nastreeft — is de motivatie om een goede vriendschapsband te ontwikkelen. […]

‘Er zijn mensen die uit angst voor straf dienstbetoon verrichten. […]

‘Anderen verlenen hun diensten uit een soort plichtsgevoel of uit loyaliteit jegens vrienden, familie of bepaalde tradities. […]

‘Een betere reden is de hoop op een eeuwige beloning. […]

‘Het laatste motief dat ik wil bespreken, is volgens mij de allerbelangrijkste reden. In verband met dienstbetoon is het wat de Schriften “een weg, die dit alles nog overtreft” noemen (1 Korinthe 12:31).

‘“Naastenliefde is de reine liefde van Christus” (Moroni 7:47). […]

‘Dit beginsel — dat ons dienstbetoon moet voortkomen uit liefde voor God en onze medemens, in plaats van uit de zucht naar persoonlijk voordeel of enig ander onbelangrijk motief — is een hoge norm. De Heiland moet dat zo beschouwd hebben want Hij verbond zijn gebod voor onzelfzuchtige en volledige liefde rechtstreeks met het ideaal van volmaking.’ (‘Why Do We Serve?’ New Era, maart 1988, 6, 7; zie ook Dallin H. Oaks, ‘Why Do We Serve?’, Ensign, november 1984, 12–15.)