Bibliotheek
Les 79: Johannes 20


Les 79

Johannes 20

Inleiding

Op de zondag na de kruisiging ontdekt Maria Magdalena het lege graf. Ze licht Johannes en Petrus in, die vervolgens naar het lege graf rennen. De herrezen Christus verschijnt aan Maria Magdalena en later aan zijn discipelen.

Lessuggesties

Johannes 20:1–10

Maria Magdalena ontdekt het lege graf en licht Johannes en Petrus in, die vervolgens naar het lege graf rennen

Vraag de cursisten als voorbereiding op Johannes 20 om te denken aan de dood van een dierbare, of een dierbare van iemand die ze kennen.

  • Welke gevoelens ervaren we als een dierbare sterft?

Om voor de cursisten de context van Johannes 20 te verduidelijken, herinnert u ze eraan dat na Jezus’ dood op vrijdag rond 3 uur ’s middags, zijn lichaam later die dag in een graftombe gelegd werd. Men rolde een grote steen voor de ingang van het graf. De sabbatdag ving bij zonsondergang aan. (U moet misschien uitleggen dat het verbondsvolk van de Heer voor de opstanding van Jezus Christus de sabbatdag van zonsondergang op vrijdag tot zonsondergang op zaterdag heiligde.)

Laat een cursist het volgende citaat van ouderling Joseph B. Wirthlin van het Quorum der Twaalf Apostelen voorlezen. Vraag de klas zich in te beelden hoe Jezus’ discipelen zich op die tragische vrijdag gevoeld moeten hebben.

Afbeelding
Ouderling Joseph B. Wirthlin

‘Ik bedenk hoe duister die vrijdag was toen Christus aan het kruis werd gehangen.

‘Op die verschrikkelijke vrijdag beefde de aarde en werd het donker. De aarde werd geteisterd door verschrikkelijke stormen.

‘De slechte mensen die Hem het leven wilden benemen, verheugden zich. Nu Jezus er niet meer was, zouden zijn volgelingen zich vast wel verspreiden. Die dag hadden zij hun overwinning.

‘Die vrijdag werd de voorhang van de tempel in tweeën gescheurd.

‘Maria Magdalena en Maria, de moeder van Jezus, waren allebei overmand door verdriet en wanhoop. De buitengewone man die zij hadden liefgehad en geëerd, hing levenloos aan het kruis.

‘Die vrijdag waren de apostelen volkomen verslagen. Jezus, hun Heiland — de man die op het water had gelopen en de doden had opgewekt — was zelf overgeleverd aan de genade van slechte mensen. Ze keken hulpeloos toe terwijl Hij door zijn vijanden werd overwonnen.

‘Die vrijdag werd de Heiland van de mensheid vernederd en gewond, mishandeld en bespot.

‘Het was een vrijdag vol verschrikkelijk, verterend verdriet dat knaagde aan de ziel van hen die de Zoon van God hadden liefgehad en geëerd.

‘Ik denk dat die vrijdag van alle dagen sinds het begin van de wereldgeschiedenis de zwartste was.’ (‘De zondag komt’, Liahona, november 2006, 29–30.)

  • Als jij een van de discipelen was geweest die daar die vrijdag aanwezig waren, welke gevoelens of gedachten zou je dan gehad hebben?

Laat de cursisten antwoorden en lees deze aanvullende uitspraak van ouderling Wirthlin voor:

‘Maar het onheil van die droeve dag was niet blijvend.’ (‘De zondag komt’, 30.)

Laat de cursisten bij hun studie van Johannes 20 nagaan hoe ‘het onheil van die droeve dag niet blijvend [was]’.

Laat een cursist Johannes 20:1–2 voorlezen. Vraag de andere cursisten mee te lezen en vast te stellen wat Maria Magdalena ontdekte toen ze op zondag, de eerste dag van de week, ’s morgens vroeg bij het graf van Jezus aankwam.

  • Wat ontdekte Maria?

  • Wat deed Maria toen ze ontdekte dat de steen van de ingang van het graf weggerold was? Wat dacht ze?

Vraag enkele cursisten beurtelings een vers uit Johannes 20:3–10 voor te lezen. Vraag de klas mee te lezen en te letten op wat Petrus en Johannes (die in vers 3 ‘de andere discipel’ genoemd wordt) deden toen ze het nieuws vernamen.

  • Wat deden Petrus en Johannes toen ze het nieuws vernamen?

  • Wat deed Johannes volgens vers 8 toen Hij het lege graf zag? Wat geloofde hij?

U kunt uitleggen dat totdat Johannes in het lege graf keek, hij de uitspraken van de Heiland over zijn opstanding uit de doden op de derde dag niet volledig begrepen had. Toen Johannes het lege graf zag, herinnerde hij het zich en geloofde (zie Johannes 20:8–9).

Johannes 20:11–31

De herrezen Heiland verschijnt aan Maria Magdalena en later aan zijn discipelen

Laat een cursist Johannes 20:11–15 voorlezen. Vraag de klas mee te lezen en vast te stellen wie Maria aansprak toen Petrus en Johannes het graf verlaten hadden.

  • Wie spreekt er in de verzen 12–13 tot Maria?

  • Wie sprak er in vers 15 tot Maria? Wie dacht Maria dat Jezus was?

Laat een cursist Johannes 20:16–18 voorlezen. Laat de klas meelezen en vaststellen wat Jezus Maria opdroeg toen ze Hem herkende.

Laat een cursist het volgende citaat van ouderling Bruce R. McConkie van het Quorum der Twaalf Apostelen voorlezen om de zinsnede ‘Houd Mij niet vast’ (vers 17) te verduidelijken.

Afbeelding
Ouderling Bruce R. McConkie

‘In de King Jamesvertaling van de Bijbel staat dat Jezus zei: “Touch me not” [Raak Mij niet aan]. In de Bijbelvertaling van Joseph Smith staat “Hold me not” [Houd Mij niet]. In verschillende vertalingen vanuit het Grieks staat “Klamp u niet vast aan Mij” of “Houd Mij niet vast”. In sommige vertalingen staat “Klamp u niet meer vast aan Mij” of “Houd Mij niet meer vast”. Sommige vertalingen leiden dus tot de conclusie dat Maria Hem al vasthield. We hebben reden om aan te nemen dat de herrezen Heer tegen Maria wilde zeggen: “U kunt Mij niet hier houden, want Ik ga naar mijn Vader.”’ (The Mortal Messiah, 4 delen [1979–1981], deel 4, 264.)

  • Wat droeg Jezus Maria op in vers 17?

Laat de cursisten zich voorstellen dat ze een van de discipelen waren die Maria’s getuigenis hoorden. Laat ze de volgende vragen in hun aantekenschrift of Schriftendagboek beantwoorden:

  • Hoe zou je je gevoeld hebben als je naar Maria luisterde?

  • Zou je haar geloofd hebben? Waarom wel of waarom niet?

Geef ze voldoende tijd en vraag vervolgens enkele cursisten wat ze hebben opgeschreven. Herinner ze eraan dat sommige discipelen het moeilijk vonden om Maria te geloven (zie Markus 16:11).

Laat een cursist Johannes 20:19–20 voorlezen en vraag de klas om vast te stellen wat er die avond gebeurde.

  • Wat gebeurde er toen de discipelen ’s avonds samen waren?

  • Welke belangrijke leerstelling leerden Maria en de discipelen? (De strekking van de woorden van de cursisten dient de volgende leerstelling te omvatten: Jezus Christus overwon de dood door zijn opstanding.)

  • Hoe voelden de discipelen zich volgens vers 20 toen ze de herrezen Heer zagen?

Laat een cursist de volgende uitspraak van ouderling Joseph B. Wirthlin voorlezen:

Afbeelding
Ouderling Joseph B. Wirthlin

‘In een oogwenk droogde de tranenstroom in de ogen op. De lippen die gebeden van smart en rouw hadden gefluisterd, spraken nu verwonderd lof uit, want Jezus Christus, de Zoon van de levende God, stond voor hen als eersteling van de opstanding, het bewijs dat de dood slechts het begin van een nieuw, wonderlijk bestaan is.’ (‘De zondag komt’, 30.)

  • Hoe kan de kennis dat Jezus Christus opgestaan is ons troosten als we om een overleden dierbare rouwen? (Omdat Jezus Christus opgestaan is, zal iedereen die ooit op aarde geleefd heeft, opstaan [zie 1 Korinthe 15:20–22].)

Vat Johannes 20:21–23 samen met de uitleg dat nadat Jezus zijn discipelen de wonden in zijn handen en zij getoond had, Hij hen machtigde om zijn werk te doen en tegen hen zei: ‘Ontvang de Heilige Geest’ (vers 22).

Laat een cursist Johannes 20:24–25 voorlezen. Laat de klas meelezen en letten op de apostel die niet bij die heilige gebeurtenis aanwezig was.

  • Welke apostel was afwezig toen de andere discipelen de herrezen Heer zagen?

  • Wat had Thomas volgens vers 25 nodig om te geloven?

  • In welk opzicht verschilde de reactie van Thomas in dit vers van de reactie van Johannes in Johannes 20:8 die het lege graf zag?

  • Waarom was het voor Thomas moeilijk om te geloven?

Vraag enkele cursisten beurtelings een vers uit Johannes 20:26–29 voor te lezen. Vraag de klas te letten op wat Thomas meemaakte, acht dagen nadat hij gezegd had dat hij niet geloofde dat Jezus opgestaan was.

In plaats van de cursisten te laten voorlezen, kunt u de video ‘Blessed Are They That Have Not Seen, and Yet Have Believed’ (2:29) uit de reeks The Life of Jesus Christ Bible Videos tonen om de cursisten de ervaring van Thomas in deze verzen te laten visualiseren. De video staat op LDS.org.

  • Wat vroeg Jezus Thomas te doen nadat hij zijn handen en zij aangeraakt had? (Te geloven.)

  • Wat wilde Jezus volgens vers 29 dat Thomas begreep?

  • Welk beginsel halen we uit de leringen van de Heiland? (Laat de cursisten antwoorden en zet dit beginsel op het bord: We worden gezegend als we ervoor kiezen om in Jezus Christus te geloven, zelfs als we Hem niet kunnen zien.)

Deel de klas op in groepjes van twee of drie en geef ieder groepje een uitreikblad met de volgende vragen.

Afbeelding
handout, Choose to Believe

We worden gezegend als we ervoor kiezen om in Jezus Christus te geloven, zelfs als we Hem niet kunnen zien

Nieuwe Testament — boek voor de seminarieleerkracht — les 79

  1. Waarom kies je ervoor om in Jezus Christus te geloven hoewel je Hem niet met je eigen ogen gezien hebt?

  2. Wat kunnen we doen om te tonen dat we ervoor kiezen om in Jezus Christus te geloven?

  3. Welke zegeningen heb je ontvangen omdat je ervoor kiest om in Jezus Christus te geloven?

Laat de groepjes de vragen samen bespreken en hun antwoorden op het uitreikblad of in hun Schriftendagboek noteren. Vraag enkele cursisten na verloop van tijd hun antwoorden aan de klas te vertellen.

Leg uit dat hoewel Jezus gezegd heeft dat we gezegend zullen worden als we ervoor kiezen om in Hem te geloven, zelfs als we Hem niet kunnen zien, Hij ons getuigen geeft om ons geloof op te baseren.

Laat een cursist Johannes 20:30–31 voorlezen. Vraag de klas mee te lezen en na te gaan waarom Johannes over deze gebeurtenissen geschreven heeft.

  • Waarom heeft Johannes over deze gebeurtenissen geschreven? (U kunt uitleggen dat het woord leven in vers 31 naar het eeuwige leven verwijst.)

  • Welke waarheden over het getuigenis van apostelen en profeten halen we uit vers 31? (De strekking van de antwoorden van de cursisten dient de volgende waarheid te omvatten: apostelen en profeten getuigen van Jezus Christus zodat wij kunnen geloven dat Hij de Zoon van God is. Door ervoor te kiezen om in het getuigenis van Jezus Christus, gegeven door de apostelen en profeten, te geloven, kunnen we het eeuwige leven beërven. Dat geloof houdt wel in dat we zijn geboden en dat getuigenis proberen na te leven.)

  • Hoe heeft het getuigenis van profeten en apostelen je geloof in Jezus Christus versterkt?

Geef tot slot uw getuigenis van Jezus Christus. Moedig de cursisten aan om de waarheden die ze in Johannes 20 gevonden hebben toe te passen door te bepalen hoe ze hun geloof in Jezus Christus gaan tonen.

Toelichting en achtergrondinformatie

Johannes 20:11–18. De eerste getuige van de herrezen Christus

President James E. Faust van het Eerste Presidium heeft uitgelegd dat de eerste persoon aan wie Jezus als herrezen persoon verschenen is, erg belangrijk is.

‘Geen enkele vrouw behoort te twijfelen of de Heiland vrouwen waardeert. De rouwende Maria Magdalena was de eerste die het graf na de kruisiging bezocht. Toen ze zag dat de steen weggerold en het graf leeg was, rende ze naar Petrus en Johannes om hen in te lichten. De twee apostelen gingen kijken en verlieten het graf bedroefd. Maar Maria bleef. Ze had naast het kruis gestaan [zie Mattheüs 27:56; Markus 15:40; Johannes 19:25]. Ze was bij de begrafenis geweest [zie Mattheüs 27:61; Markus 15:47]. En nu stond ze huilend bij het lege graf [zie Johannes 20:11]. Daar kreeg ze de eer om als eerste sterveling de herrezen Heer te zien.’ (‘Woman, Why Weepest Thou?’ Ensign, november 1996, 54.)

Johannes 20:16–20. ‘De discipelen dan verblijdden zich toen zij de Heere zagen’

Ouderling Joseph B. Wirthlin van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft de wanhoop van Jezus Christus’ discipelen op de vrijdag van zijn kruisiging beschreven. Daarna voegde hij toe:

‘De wanhoop bleef niet, want op zondag verbrak de herrijzende Heer de banden des doods. Hij herrees uit het graf en verscheen als de heerlijke Overwinnaar, als de Heiland van alle mensen. […]

‘Ieder van ons krijgt zijn eigen vrijdag — die dag waarop het heelal in duigen lijkt te vallen en de scherven van onze wereld overal om ons heen liggen. Wij zullen allen die momenten meemaken waarop het lijkt alsof we kapot zijn en niet meer te repareren. We zullen allen onze vrijdag meemaken.

‘Maar ik getuig tot u in de naam van Degene die de dood heeft overwonnen: de zondag komt. In het duister van ons verdriet: de zondag komt.

‘Hoe wanhopig we ook zijn, hoeveel verdriet we ook hebben, de zondag komt. In dit leven of hierna, de zondag komt.

‘Ik getuig tot u dat de opstanding geen fabeltje is. We hebben het getuigenis van hen die Hem hebben gezien. Duizenden in de oude en de nieuwe wereld zagen de herrezen Heiland. Zij voelden de wonden in zijn handen, zijn voeten en zijn zijde. Zij stortten tranen van ongebreidelde vreugde toen ze Hem omhelsden.’ (‘De zondag komt’, Liahona, november 2006, 30.)

Johannes 20:22. ‘Hij [blies] op hen’

President Harold B. Lee heeft over dit citaat het volgende gezegd:

‘“Hij [blies] op hen en zei tegen hen: Ontvang de Heilige Geest” (Johannes 20:22). Dat was hoogstwaarschijnlijk de bevestiging en de instructie om de Heilige Geest te ontvangen, met andere woorden de doop met de Geest, door handoplegging, want dat was de procedure die zijn discipelen daarna volgden.’ (In Conference Report, april 1955, 18.)

Ook ouderling Bruce R. McConkie van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft gezegd dat de zinsnede ‘Jezus “blies […] op hen” […] waarschijnlijk betekent dat Hij hen de handen oplegde en hun het bevel “Ontvang de Heilige Geest” gaf.’ Ouderling McConkie zei verder dat deze gebeurtenis het verschil illustreert tussen de verlening van de gave van de Heilige Geest en die gave ook werkelijk genieten: ‘Ze ontvingen dus op dat ogenblik de gave van de Heilige Geest, maar genoten die gave nog niet. […] De gave van de Heilige Geest is het recht om dit lid van de Godheid altijd bij ons te hebben als we getrouw zijn. Die gave wordt na de doop door handoplegging verleend. Die gave biedt ons een aantal zegeningen als we ons aan de desbetreffende wet houden. Maar niet iedereen aan wie de gave verleend is, geniet of bezit de gave. De apostelen, bijvoorbeeld, genoten de gave pas op Pinksteren (Handelingen 2).’ (Doctrinal New Testament Commentary, 3 delen [1965–1973], deel 1, 857.)