Bibliotheek
Les 67: Johannes 8:1–30


Les 67

Johannes 8:1–30

Inleiding

Als de Heiland in Jeruzalem is voor het Loofhuttenfeest brengen enkele schriftgeleerden en Farizeeën een vrouw bij Hem die op overspel betrapt is. Ze vragen Hem of ze gestenigd moet worden. Hij beschaamt de aanklagers en is barmhartig jegens de vrouw. Jezus zegt ook dat de Vader van Hem getuigt.

Lessuggesties

Johannes 8:1–11

Een overspelige vrouw wordt voor de Heiland gebracht

Laat de cursisten nadenken over situaties waarin ze met mensen omgegaan zijn wier uiterlijk of gedrag niet in overeenstemming met de normen van de Heer was.

  • Wat doen we soms als we met mensen omgaan wier uiterlijk of gedrag niet in overeenstemming met de normen van de Heer is? (De cursisten antwoorden misschien dat we in de verleiding kunnen komen om ze te veroordelen of onvriendelijk te behandelen.)

Zet de volgende vraag op het bord:

Wat behoren we te doen als we met mensen omgaan wier uiterlijk of gedrag niet in overeenstemming met de normen van de Heer is?

Spoor de cursisten bij hun studie van Johannes 8:1–11 aan om te zoeken naar waarheden die deze vraag beantwoorden.

Leg uit dat Jezus Christus na het Loofhuttenfeest een tijd in Jeruzalem bleef en de mensen in de tempel onderwees (zie Johannes 8:1–2).

Laat een cursist Johannes 8:3–6 voorlezen. Laat de klas meelezen en vaststellen wat er gebeurde toen Jezus de mensen onderwees.

  • Wat gebeurde er toen Jezus de mensen onderwees?

  • Welke vraag stelden de schriftgeleerden en Farizeeën de Heiland?

  • Wat was volgens vers 6 het doel van de schriftgeleerden en Farizeeën? (Ze wilden Jezus publiekelijk in opspraak brengen en een reden krijgen om Hem aan te klagen, omdat ze Hem wilden gevangennemen en doden [zie Johannes 7:1, 32].)

Leg uit dat als Jezus gezegd had dat ze de vrouw moesten stenigen, Hij een straf zou hebben voorgesteld die onder de Joden niet populair en door de Romeinse wet verboden was. Als Jezus gezegd had dat ze de vrouw niet mochten stenigen, zou Hij ervan beschuldigd worden de wet van Mozes te veronachtzamen of geen respect te tonen voor de gevestigde oude gebruiken. (Zie Bruce R. McConkie, Doctrinal New Testament Commentary, 3 delen [1965–1973], deel 1, 450–451.)

Laat een cursist Johannes 8:7–8 voorlezen. Laat de klas meelezen en op de reactie van de Heiland letten.

  • Hoe reageerde Jezus in vers 7?

  • Wat wilde de Heiland dat deze mannen beseften toen Hij zei: ‘Wie van u zonder zonde is, laat die als eerste de steen op haar werpen’ (vers 7)?

Laat een cursist Johannes 8:9 voorlezen. Laat de klas meelezen en vaststellen wat er gebeurde toen de Farizeeën en schriftgeleerden over de uitspraak van de Heiland nadachten.

  • Wat betekent ‘in hun geweten overtuigd’?

  • Wat erkenden de mannen door weg te gaan?

  • Hoe kunnen we volgens dit verslag vermijden dat we anderen veroordelen? (De strekking van de antwoorden van de cursisten dient dit beginsel te omvatten: door onze eigen onvolmaaktheden te erkennen, vermijden we dat we anderen veroordelen. Zet dit beginsel onder de vraag op het bord.)

  • Hoe vermijden we dat we anderen veroordelen door onze eigen onvolmaaktheden te erkennen?

Herinner de cursisten eraan dat deze vrouw overspel, een zeer ernstige zonde, gepleegd had (zie Alma 39:3–5).

  • Hoe zou deze vrouw zich gevoeld hebben toen men Jezus en een grote menigte over haar zonde inlichtte?

Laat een cursist Johannes 8:10–11 voorlezen. Laat de cursist ook het volgende uit de Bijbelvertaling van Joseph Smith van vers 11 voorlezen: ‘En de vrouw verheerlijkte God vanaf dat moment, en geloofde in zijn naam.’ Laat de klas meelezen en vaststellen wat de Heiland tegen de vrouw zei.

  • Hoe betoonde de Heiland deze vrouw liefde en barmhartigheid?

  • Welke instructies gaf de Heiland de vrouw?

Laat een cursist de volgende uitspraak van president Spencer W. Kimball voorlezen om te verduidelijken dat de Heiland de zonde van de vrouw niet door de vingers zag:

Afbeelding
President Spencer W. Kimball

‘Hij droeg haar op: “Ga heen en zondig niet meer.” Hij adviseerde de zondige vrouw om heen te gaan, haar goddeloze leven achter zich te laten, niet meer te zondigen en haar leven te veranderen. Hij zei in feite: “Ga, vrouw, en begin aan uw bekeringsproces.” En Hij reikte haar de eerste stap aan: ze moest haar overtredingen de rug toekeren.’ (The Miracle of Forgiveness [1969], 165.)

  • Wat kunnen we uit de verzen 10–11 over de Heiland leren? (De strekking van de woorden van de cursisten dient de volgende waarheid te omvatten: de Heiland toont zijn barmhartigheid door ons de kans te geven om ons te bekeren. Zet die waarheid op het bord.)

  • Wat hebben we aan die waarheid als we zondigen?

  • Hoe kunnen de twee waarheden die we gevonden hebben ons helpen om gepast te reageren als we met mensen omgaan wier uiterlijk of gedrag niet in overeenstemming met de geboden en normen van de Heer is?

  • Welke invloed had de barmhartigheid van de Heiland volgens de Bijbelvertaling van Joseph Smith van vers 11 op de vrouw?

Laat de cursisten in hun aantekenschrift of Schriftendagboek opschrijven wat ze voor de Heiland voelen vanwege zijn barmhartigheid en het feit dat Hij ons de kans geeft om ons te bekeren.

Johannes 8:12–30

Jezus onderwijst dat zijn Vader van Hem getuigt

Laat de cursisten hun ogen sluiten en een eenvoudige tekening van een bepaald voorwerp maken. Vraag ze vervolgens hun ogen open te doen en hun tekening met die van hun buur te vergelijken.

  • Noem enkele dingen die beter gaan als je licht hebt.

Vraag een cursist Johannes 8:12 voor te lezen. Vraag de klas mee te lezen en vast te stellen wat Jezus over Zichzelf zei.

  • Hoe noemde Jezus Zichzelf? (Zet deze leerstelling op het bord: Jezus Christus is het Licht der wereld.)

Herinner de cursisten eraan dat Jezus dit tijdens het Loofhuttenfeest zei. Elke avond van het acht dagen durende feest werden enorme kandelaars, menora’s genoemd, op de binnenplaats van de tempel aangestoken. Zo werden de vele mensen die voor het feest in Jeruzalem waren van licht voorzien.

  • Hoe gaf Jezus Christus licht aan de overspelige vrouw en de mannen die haar aanklaagden?

  • Welk beginsel halen we uit de woorden van de Heiland in vers 12? (De strekking van de woorden van de cursisten dient het volgende beginsel te omvatten: Als we de Heiland volgen, vermijden we geestelijke duisternis en zijn we van zijn licht vervuld.)

  • Hoe helpt de Heiland je om geestelijke duisternis te vermijden?

Leg uit dat er in verschillende oudtestamentische profetieën opgetekend is dat de Messias een licht voor alle volken zou zijn (zie Jesaja 49:6; 60:1–3). Toen Jezus Zichzelf het Licht der wereld noemde, verklaarde Hij dus dat Hij de Messias was.

Laat een cursist Johannes 8:13 voorlezen. Vraag de klas mee te lezen en te letten op de reactie van de Farizeeën op de uitspraak van de Heiland.

  • Hoe reageerden de Farizeeën op de uitspraak van de Heiland?

  • Waarom zeiden ze dat Jezus’ getuigenis niet waar was? (Omdat Hij van Zichzelf getuigd had.)

Leg uit dat Jezus de Farizeeën eraan herinnerde dat er in de wet van Mozes stond dat het getuigenis van twee mensen waar is (zie Johannes 8:17; Deuteronomium 17:6). Laat een cursist Johannes 8:18 voorlezen. Vraag de klas mee te lezen en vast te stellen wie ook getuigde dat Jezus de beloofde Messias was.

  • Wie was volgens de Heiland in vers 18 een tweede getuige van zijn goddelijkheid? (U kunt beklemtonen dat Jezus door deze uitspraak bevestigde dat zijn Vader en Hij twee afzonderlijke personen zijn.)

Laat een cursist Johannes 8:19 voorlezen. Vraag de klas vast te stellen wat de Farizeeën niet begrepen betreffende Jezus en zijn Vader.

  • Waarom kenden de Farizeeën de Vader volgens vers 10 niet? (De Farizeeën kenden de Vader niet omdat ze Jezus niet kenden en niet wisten wie Hij echt was.)

  • Wat kunnen we dus doen om onze hemelse Vader te leren kennen? (De strekking van de woorden van de cursisten dient het volgende beginsel te omvatten: door over Jezus Christus te leren, leren we de Vader kennen. Zet dit beginsel met de woorden van de cursisten op het bord.)

Laat een cursist het volgende citaat van ouderling Jeffrey R. Holland van het Quorum der Twaalf Apostelen voorlezen om dit beginsel te verduidelijken:

Afbeelding
Ouderling Jeffrey R. Holland

‘Door alles wat [Jezus] heeft gezegd en gedaan, met inbegrip van en in het bijzonder zijn lijden en zoenoffer, [heeft Hij] ons laten zien wie en wat God, onze eeuwige Vader, is, en dat Hij zich in ieder land en in iedere bedeling volledig aan zijn kinderen toewijdt. In woord en daad probeerde Jezus de ware aard van zijn Vader, onze hemelse Vader, te openbaren en duidelijk te maken. […]

‘Toen Hij de hongerigen voedde, de zieken genas, schijnheiligheid bestrafte en het geloof verdedigde, liet Hij ons de weg naar de Vader zien, die “barmhartig en genadig, niet gauw boos, lankmoedig en vol goedheid is”. Gedurende zijn leven en vooral bij zijn dood leek Jezus te verklaren: “Ik laat u Gods barmhartigheid zien, en de mijne.”’ (‘De grootheid Gods’, Liahona, november 2003, 70, 72.)

  • Wat leren we volgens ouderling Holland over onze hemelse Vader als we over Jezus Christus leren?

Vat Johannes 8:21–24 samen met de uitleg dat de Heiland de Farizeeën waarschuwde dat ze in hun zonden zouden sterven als ze niet in Hem geloofden.

Laat een cursist Johannes 8:25–30 voorlezen. Vraag de klas te letten op andere waarheden over Zichzelf en onze hemelse Vader waarin Jezus de Farizeeën onderwees. U kunt de cursisten aansporen om hun bevindingen te markeren.

  • In welke andere waarheden over Zichzelf en onze hemelse Vader onderwees Jezus Christus?

  • Hoe verduidelijken de leringen van de Heiland in deze verzen de relatie tussen de Heiland en onze hemelse Vader?

Laat de cursisten gedurende enkele minuten nadenken over de verhalen uit het Nieuwe Testament die ze dit jaar bestudeerd hebben en die de woorden en handelingen van Jezus Christus bevatten (zoals het verhaal van de overspelige vrouw). U kunt platen uit het Evangelieplatenboek tonen ([2009]; zie ook LDS.org), die gebeurtenissen uit de aardse bediening van de Heiland afbeelden. Laat enkele cursisten het verhaal waar ze aan dachten, samenvatten en de klas vertellen wat ze daaruit over onze Vader in de hemel leren.

Geef tot slot uw getuigenis van onze hemelse Vader en Jezus Christus.

Toelichting en achtergrondinformatie

Johannes 8:7. ‘Wie van u zonder zonde is, laat die als eerste de steen op haar werpen.’

President Dieter F. Uchtdorf van het Eerste Presidium heeft ons deze zelfevaluatie gegeven, waarmee we kunnen nagaan of we soms stenen werpen:

‘Geliefde broeders en zusters, denk bij wijze van zelfevaluatie eens na over de volgende vragen:

‘Koestert u een wrok tegen iemand anders?

‘Roddelt u, zelfs als wat u zegt misschien wel waar is?

‘Sluit u anderen buiten, stoot u ze af, of straft u ze voor iets dat ze hebben gedaan?

‘Bent u stiekem afgunstig op iemand?

‘Wilt u iemand kwetsen of schaden?

‘Als u een van deze vragen met ja hebt beantwoord, dan doet u er goed aan om de eerder genoemde toespraak van twee woorden toe te passen: stop ermee!

‘In een wereld vol beschuldigingen en onvriendelijkheid is het makkelijk om stenen te zoeken en te gooien. Maar laten we eerst denken aan de woorden van Hem die onze Meester en ons Voorbeeld is: “Wie van u zonder zonde is, laat die als eerste de steen […] werpen.”

‘Broeders en zusters, laten we onze stenen neerleggen.’ (‘De barmhartigen krijgen barmhartigheid’, Liahona, mei 2012, 76.)