Bibliotheek
Les 102: Romeinen 12–16


Les 102

Romeinen 12–16

Inleiding

Paulus leert de Romeinse kerkleden om hun lichaam als levend offer aan God aan te bieden en de geboden van God te gehoorzamen. Paulus leert de heiligen ook hoe ze vrede konden bevorderen als er door persoonlijke voorkeur geschillen ontstaan. Tot besluit van zijn brief waarschuwt Paulus voor diegenen die proberen te misleiden.

Lessuggesties

Romeinen 12–13

Paulus leert de Romeinse kerkleden om hun lichaam als levend offer aan God aan te bieden en de geboden van God te gehoorzamen

Neem twee verschillende vormen en een glas water mee naar de klas. Toon het water en een van de vormen.

  • Hoe zal het water zich gedragen als ik het in deze vorm giet? (Het zal zich aanpassen aan de vorm.)

Giet het water in de vorm. Giet het water dan in de tweede vorm en wijs erop dat het water zich opnieuw aanpast aan de vorm.

Leg uit dat in deze proef het water een mens voorstelt en dat de vormen verschillende, wereldse geloven en gebruiken voorstellen.

  • Welk gevaar schuilt er in zich voortdurend aan wereldse geloven en gebruiken aanpassen?

Laat een cursist Romeinen 12:1–2 voorlezen. Vraag de klas waartoe Paulus de Romeinse kerkleden aanspoorde.

  • Waartoe spoorde Paulus deze kerkleden aan?

Leg uit dat Paulus door de kerkleden te smeken hun lichaam als ‘een levend offer’(vers 1) te geven, een vergelijking met het oudtestamentische gebruik van dierenoffers trok. Deze dieren werden als offer aan God gewijd.

  • Wat bedoelde Paulus toen hij schreef ‘om uw lichamen aan God te wijden als een levend offer’ (vers 1)? (Kerkleden horen zich volledig aan God te wijden door zondige verlangens te verzaken.)

  • Wat verlangt God van ons als we ons op de aansporing van Paulus in verzen 1–2 baseren? (Help de cursisten om de volgende waarheid te ontdekken: God verwacht van ons dat wij ons leven aan Hem wijden en ons niet aan de wereld aanpassen. Zet deze waarheid op het bord.)

Paulus heeft in Romeinen 12–13 de kerkleden veel beginselen geleerd die hen helpen om hun leven aan God te wijden en hen ervan weerhouden zich aan de wereld aan te passen. Verdeel de cursisten in groepjes van drie zodat ze sommige van deze beginselen samen kunnen verkennen. Geef iedere cursist een blad dat de volgende aanwijzingen bovenaan heeft. (Voor de les omcirkelt u een van de drie Schriftverwijzingen op elk blad. Zorg ervoor dat iedere cursist in elke groep een blad ontvangt waarop een andere Schriftverwijzing omcirkeld is.)

Afbeelding
uitreikblad

Nieuwe Testament — boek voor de seminarieleerkracht — les 102

Romeinen 12:9–16

Romeinen 12:17–21

Romeinen 13:8–13

  1. Lees de passage die bovenaan het blad is omcirkeld.

  2. Kies een van de leringen van Paulus uit in de verzen die je leest en schrijf die in de ruimte hieronder op. Schrijf ook op hoe we door deze lering na te leven beter in staat zijn ons leven aan God te wijden, en hoe het ons ervan weerhoudt ons aan de wereld aan te passen. (Als je niet de eerste bent om dit blad te ontvangen, voeg dan je gedachten toe aan wat de eerdere schrijvers hebben genoteerd of schrijf over een andere lering uit de omcirkelde verzen.)

Deel de cursisten mee dat zij drie minuten hebben om de opdracht op het blad te voltooien. Na drie minuten laat u hen hun blad aan de volgende cursist in hun groep doorgeven. Doe dit nogmaals, zodat iedere cursist alle drie de passages leest en hun opmerkingen toevoegt. Zorg ervoor dat iedere cursist zijn eigen blad terugkrijgt.

Gun de cursisten de tijd om de opmerkingen op hun blad aandachtig te bekijken. Laat meerdere cursisten vertellen wat ze geleerd hebben over manieren om hun leven aan God te wijden en zich ervan te weerhouden zich aan de wereld aan te passen.

Laat een cursist Romeinen 13:14 voorlezen. Vraag de klas wat Paulus de heiligen aanraadde te doen.

  • Wat wil Paulus volgens jou met de zinsnede ‘bekleed u met de Heere Jezus Christus’ zeggen?

  • Hoe dragen de leringen die we in Romeinen 12–13 bestudeerd hebben ertoe bij dat we meer zoals Jezus Christus worden? (Pas na de antwoorden van de cursisten wat u al op het bord had geschreven als volgt aan: als we ons leven aan God wijden en we ons niet aan de wereld aanpassen, kunnen we meer zoals Jezus Christus worden.)

  • Hoe geeft de Heiland een voorbeeld van je leven aan God wijden en je niet aan de wereld aanpassen?

  • Hoe kunnen we voorkomen dat we ons aan de normen van de wereld aanpassen? (U kunt hier enkele voorbeelden geven zoals sabbatheiliging, kledingstijl of meningen over culturele en sociale kwesties die met evangeliebeginselen in strijd zijn.)

Vraag de cursisten te denken aan iemand van wie zij weten dat hij of zij streeft om zijn of haar leven aan God te wijden en zich ervan weerhoudt zich aan de wereld aan te passen.

  • Aan wie moest je denken? Waarom?

  • Hoe is deze persoon meer zoals de Heiland geworden?

Laat de cursisten in hun Schriftendagboek of aantekenschrift een manier schrijven om hun leven aan God te wijden en te voorkomen dat ze zich aan de wereld aanpassen. Moedig ze aan om het toe te passen.

Romeinen 14:1–15:3

Paulus raadt kerkleden aan om geschillen op het gebied van persoonlijke voorkeur te vermijden

Stel de volgende vragen. Laat de cursisten hun hand opsteken als ze de vraag met ja zouden beantwoorden. U kunt de vragen aanpassen om nauwer aan te sluiten op de cultuur waarin u leeft. Als u dit doet, kies dan voorbeelden die gebaseerd zijn op persoonlijke voorkeur en niet op zaken van gehoorzaamheid aan duidelijk omschreven geboden. Het antwoord op al deze vragen hoort ‘Ja!’ te zijn.

  • Is het aanvaardbaar voor een heilige der laatste dagen om (1) een vegetarisch dieet te volgen? (2) chocolade te eten? (3) korte broeken in het openbaar te dragen? (4) technologie op de Sabbat te gebruiken? (5) deel te nemen aan vieringen van feestdagen die op andere godsdienstige of culturele tradities zijn gebaseerd?

Leg uit dat hoewel sommig gedrag duidelijk vereist of verboden wordt door de geboden van de Heer, ander gedrag aan de voorkeur of het oordeel van de kerkleden zelf wordt overgelaten. Het gaat dan om bijvoorbeeld keuzes op gebieden zoals vermaak, kleding, voeding, sabbatheiliging en gezinsregels. De Heer heeft normen en geboden gegeven om onze keuzes in sommige van deze zaken te sturen, zoals het dragen van korte broeken die fatsoenlijk zijn, maar andere beslissingen worden aan onze persoonlijke voorkeur overgelaten. Leden baseren beslissingen op deze gebieden soms op inspiratie voor hun eigen situatie of behoefte.

Laat de cursisten bij hun studie van Romeinen 14:1–15:3 opzoeken wat Paulus ons leert over manieren om in de kerk met kwesties van persoonlijke voorkeur om te gaan.

Vat Romeinen 14:1–5 samen met de uitleg dat een kwestie van persoonlijke voorkeur waar kerkleden in de tijd van Paulus mee worstelden iemands eetgewoonten betrof. Sommigen stelden geen beperkingen aan hun eetgewoonten. Anderen onthielden zich van vlees en aten enkel groenten als voortzetting van de voedingswetten onder de wet van Mozes, al waren deze beperkingen niet langer vereist. Sommige kerkleden kozen ervoor om de Joodse gewoonten, gebruiken en feestdagen te handhaven.

  • Welke problemen denkt u dat er in de kerk ontstonden toen de leden verschillende, persoonlijke beslissingen in deze kwesties namen?

Laat de cursisten Romeinen 14:3 in stilte lezen en opletten waar de persoonlijke voedingsvoorkeur sommige kerkleden toe dreef.

  • Welke problemen ondervonden de kerkleden? (Sommige kerkleden minachtten en oordeelden de leden die een andere keuze hadden gemaakt.)

  • Waarom was dat het geval volgens jou?

Zet de volgende tekstverwijzing op het bord: Romeinen 14:10–13, 15, 21. Vraag enkele cursisten beurtelings een of meer van deze verzen voor te lezen. Vraag de klas wat de kerkleden volgens Paulus in deze kwestie van persoonlijke voorkeur moesten nalaten. Vraag de cursist die vers 15 gaat voorlezen ook het uittreksel van de Bijbelvertaling van Joseph Smith van Romeinen 14:15 voor te lezen. [‘Maar als uw broeder om wat u eet bedroefd wordt, dan wandelt u niet meer naar de liefde als u eet. Richt door uw eten niet hem te gronde voor wie Christus gestorven is.’]

  • Wat moeten we volgens de lering van Paulus in vers 13 nalaten in kwesties waarvoor geen gebod is gegeven? (In de antwoorden van de cursisten dient het volgende naar voren te komen: bij zaken waarvoor er geen specifiek gebod bestaat, horen we niet over de keuzes van anderen te oordelen.)

  • Waarom is het een probleem als de kerkleden op andere kerkleden neerkijken of hen veroordelen omdat ze andere keuzes maken in kwesties waarvoor er geen gebod bestaat dat een bepaald gedrag vereist of verbiedt?

Wijs op de zinsnede ‘aanstoot of reden tot struikelen te geven’ in vers 13. Leg uit dat dit verwijst naar iemand zodanig beïnvloeden dat hij geestelijk struikelt of faalt in zijn inspanningen om in Jezus Christus te geloven en zijn evangelie na te leven.

  • Hoe kunnen kerkleden die bepaalde voedselsoorten eten anderen zo beïnvloeden dat ze geestelijk struikelen of falen?

  • Welke raad gaf Paulus aan kerkleden als hun voedselkeuze een ander geestelijk kon schaden? (Paulus raadde de heiligen aan rekening te houden met de gevolgen van hun persoonlijke gebruiken voor anderen, en bereid te zijn handelingen na te laten die anderen geestelijk kunnen laten struikelen.)

  • Wat leren we uit de aanwijzingen van Paulus voor onze daden in kwesties waar geen gebod voor bestaat? (Help de cursisten om het volgende te ontdekken: in zaken waarvoor geen gebod bestaat, moeten we rekening houden met de manier waarop onze keuzes anderen beïnvloeden. Noot: een soortgelijke waarheid wordt uitgebreider bij de behandeling van 1 Korinthe 8 besproken.)

Laat een cursist Romeinen 14:19 voorlezen. Vraag de klas waartoe Paulus de kerkleden als streefdoel aanmoedigde.

  • Hoe kunnen de kerkleden meer onderlinge vrede ervaren en elkaar opbouwen door de raad van Paulus betreffende kwesties van persoonlijke voorkeur op te volgen?

Herinner de cursisten aan de kwesties van persoonlijke voorkeur die eerder opgesomd zijn. Laat de cursisten beschrijven hoe kerkleden de raad van Paulus in zulke kwesties kunnen opvolgen.

Romeinen 15:4–16:27

Paulus besluit zijn brief aan de Romeinen

Leg uit dat Paulus tegen het einde van zijn brief nog bijkomende raad aan de Romeinse kerkleden gaf. Laat een cursist Romeinen 15:4 voorlezen. Vraag de klas wat volgens Paulus de reden was waarom de Schriften geschreven zijn.

  • Welke reden waarom de Schriften geschreven zijn staat er in vers 4? (In de antwoorden van de cursisten dient het volgende naar voren te komen: de Schriften zijn geschreven om ons tot lering te zijn en ons hoop te geven.)

Leg uit dat Paulus vervolgens deze waarheid toelicht door verschillende Schriftteksten uit het Oude Testament aan te halen om de heiligen te verzekeren dat zendingswerk onder de andere volken in overeenstemming met het plan van God was (zie Romeinen 15:9–12).

Vat het overblijfsel van Romeinen 15–16 samen met de uitleg dat Paulus zijn brief besloot met zijn inspanningen te beschrijven om het evangelie te verkondigen. Hij waarschuwde ook voor wie scheidingen veroorzaken, valse leerstellingen onderwijzen en anderen proberen te misleiden (zie Romeinen 16:17–18).

Geef tot slot uw getuigenis van de waarheden die in deze les besproken zijn.

Toelichting en achtergrondinformatie

Romeinen 12:1. ‘Uw lichamen aan God […] wijden als een levend offer’

President Russell M. Nelson van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft gezegd over het soort offer dat wij aan God kunnen aanbieden:

‘Ons is geboden om nog steeds offers te brengen, zij het niet door het vergieten van dierenbloed. We bereiken ons hoogste gevoel van opoffering door onszelf te heiligen. Dat doen we door onze gehoorzaamheid aan Gods geboden. De wetten van gehoorzaamheid en offerande zijn dus onverbrekelijk met elkaar verweven. […] Onderhouden we die en andere geboden, dan gebeurt er iets geweldigs met ons. We worden gedisciplineerd! We worden discipelen! We worden heiliger — we gaan meer op onze Heer lijken!’(‘Lessons from Eve’, Ensign, november 1987, 88.)

Romeinen 13:1–7. ‘Zich onderwerpen aan de gezagsdragers die over hem gesteld zijn’

De Bijbelvertaling van Joseph Smith van Romeinen 13:1–7 laat zien dat de uitspraken van Paulus in deze verzen niet enkel op de burgerautoriteiten slaan, maar ook op de kerkautoriteiten. Bijvoorbeeld: in de Bijbelvertaling van Joseph Smith (BJS) van Romeinen 13:1, voegde Joseph Smith de woorden ‘in de kerk’ toe: ‘Want er is geen gezag in de kerk dan van God.’

In de BJS van Romeinen 13:4 is ‘zwaard’ vervangen door ‘roede’. En in de BJS van Romeinen 13:6 is ‘belastingen’ vervangen door ‘uw heilige gaven’.

De raad van Paulus om ‘zich [te] onderwerpen aan de gezagsdragers die over hem gesteld zijn’ (Romeinen 13:1) geeft het beginsel van het twaalfde geloofsartikel weer: ‘Wij geloven onderdanig te moeten zijn aan koningen, presidenten, heersers en magistraten, door het gehoorzamen, eerbiedigen en hooghouden van de wet.’ Door de burgeroverheid als ‘door God ingesteld’ en ‘dienaars van God’ (Romeinen 13:1, 6) te beschrijven, erkende Paulus dat diegenen die machtsposities bekleden verantwoording aan God zijn verschuldigd, en dat zij enkel de macht hebben die God hen toelaat (zie Johannes 19:11). Paulus herinnerde de heiligen er ook aan dat zij door goede werken te doen niet bang hoefden te zijn voor de leiders aan wie zij onderworpen waren. Integendeel, want door ‘het goede’ te doen, zouden de heiligen lof van de leiders ontvangen (zie Romeinen 13:2–4).

Romeinen 14:1–15:3. Zaken waarvoor geen gebod is gegeven

Ouderling Dallin H. Oaks van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft gezegd dat kerkleiders en -leerkrachten geen gedetailleerde regels voor bepaalde kwesties geven maar in evangelieleerstellingen en -beginselen onderwijzen. Hij zei vervolgens:

‘Leerkrachten […] dienen zich er over het algemeen van te onthouden in concrete regels of toepassingen ervan te onderwijzen. Bijvoorbeeld: zij dienen geen regels te geven om een volledige tiende vast te stellen, en ook geen lijst met geboden en verboden voor de sabbatheiliging te geven. […] Heeft een leerkracht eenmaal in de leer en de bijbehorende beginselen onderwezen, dan is het uitwerken van die concrete toepassingen of regels over het algemeen de verantwoordelijkheid van het individu of het gezin.’ (‘Gospel Teaching’, Ensign, november 1999, 79.)

President Dieter F. Uchtdorf waarschuwde voor de gevaren van persoonlijke uitweidingen van evangeliebeginselen die dan de verwachtingen van anderen worden:

‘Soms maken goedbedoelde uitweidingen van goddelijke beginselen — vaak afkomstig uit ongeïnspireerde bronnen — de zaken alleen maar ingewikkelder. Zo worden de zuivere goddelijke waarheden aangelengd met menselijke inzichten. Iemands goede idee — waar hij of zij misschien baat bij heeft gehad — gaat een eigen leven leiden en wordt een vereiste. En geleidelijk aan kunnen eeuwige beginselen verloren gaan in het labyrint van “goede ideeën”.’ (‘De liefde Gods’, Liahona, november 2009, 21.)