Instituut
Hoofdstuk 53: Moroni 1–6


Hoofdstuk 53

Moroni 1–6

Inleiding

De eerste zes hoofdstukken van het boek Moroni gaan over de verordeningen en gebruiken van de kerk in de tijd van Moroni: doop, bevestiging en de gave van de Heilige Geest, verlening van het priesterschap en ordening tot ambten in het priesterschap, het avondmaal, het begeleiden van nieuwe leden, en het leiden van kerkdiensten. Sommige leerkrachten zullen wellicht geneigd zijn deze hoofdstukken over te slaan omdat de inhoud vertrouwd is voor actieve heiligen der laatste dagen. Maar Moroni nam deze leringen in zijn kroniek op omdat hij hoopte dat ze ‘in de toekomst van waarde zullen zijn voor mijn broeders, de Lamanieten’ (Moroni 1:4). U kunt uw cursisten duidelijk maken dat deze leringen voor iedereen van waarde zijn.

Enkele leerstellingen en beginselen

  • De priesterschapsverordeningen zijn van essentieel belang in het evangelie van Jezus Christus (zie Moroni 2–6).

  • We nemen aan het avondmaal deel om verbonden met de Heer te hernieuwen (zie Moroni 4–5).

  • Bekering leidt tot de doop (zie Moroni 6:1–3).

  • We moeten over elkaar waken en elkaar voeden met het woord van God (zie Moroni 6:4–9).

Onderwijsideeën

Moroni 1. ‘Ik, Moroni, wil de Christus niet verloochenen’

Vraag de cursisten vast te stellen hoe lang Moroni geleefd heeft na de laatste veldslag die in het Boek van Mormon is opgetekend. Verwijs ze naar Mormon 6 en vraag ze naar het jaartal onderaan het resumé van het hoofdstuk (385 n.C.) te kijken. Vraag ze daarna naar het jaartal in het resumé van Moroni 10 (421 n.C.) te kijken. (Moroni leefde nog minstens 36 jaar na de laatste veldslag.)

Vraag de cursisten Moroni 1 te lezen.

  • Wat zegt dit hoofdstuk ons over de laatste jaren van Moroni’s leven?

  • Hoe denkt u dat Moroni zijn geloof in deze moeilijke tijd heeft behouden?

Bespreek het volgende citaat van zuster Susan W. Tanner, voormalig algemeen jongevrouwenpresidente (ook beschikbaar op de meegeleverde dvd A):

‘Ik besef dat velen van ons soms het gevoel hebben dat we geen vrienden hebben en alleen in een goddeloze wereld zijn. Sommigen van ons hebben het gevoel dat we ‘nergens heen’ kunnen als we beproefd worden. Maar net als Moroni kunnen jij en ik niet alleen overleven, je kunt in deze zware tijden overwinnen en voor waarheid blijven staan. Wat deed hij toen hij voor een eenzame en vijandelijke wereld kwam te staan? Gehoorzaam aan de instructies van zijn vader voltooide hij de kroniek op de gouden platen. Hij raakte vertrouwd met de geschriften van de profeten. Maar bovenal wist hij zijn ontmoediging van zich af te gooien door te vertrouwen op de beloften van de Heer. Hij hield zich vast aan de verbonden die God met het huis van Israël had gesloten om het voor eeuwig te zegenen’ (‘Glad Tidings from Cumorah’, Liahona, mei 2005, p. 105).

Vraag de cursisten Moroni 1:3 nogmaals te lezen.

  • Welke woorden van Moroni in dit vers maken indruk op u?

  • Hoe kunnen we net zoals Moroni een sterk getuigenis en karakter ontwikkelen?

Moroni 2–6. De priesterschapsverordeningen zijn van essentieel belang in het evangelie van Jezus Christus

Deel de klas op in groepjes. Vraag de groepjes Moroni 2–6 en Leer en Verbonden 20:37–39, 46–60, 68–79, kort te bestuderen en te letten op overeenkomsten tussen de kerk in de dagen van Moroni en de kerk in de laatste dagen (u kunt de schriftteksten eventueel op het bord zetten). Na verloop van tijd vraagt u een van de groepjes een overeenkomst te noemen. Zet hun antwoord op het bord. Vraag daarna de andere groepjes één voor één een overeenkomst te noemen. Zet hun antwoorden op het bord. Ga zo van groep tot groep totdat geen van de groepjes meer overeenkomsten kan opnoemen.

  • Wat denkt u, nu u ziet dat dezelfde verordeningen en beginselen in de verschillende tijdperken van de wereldgeschiedenis in de kerk van de Heer zijn geweest?

  • Hoe zullen deze hoofdstukken van waarde voor Joseph Smith zijn geweest bij de herstelling van de kerk?

Maak de cursisten duidelijk welke belangrijke rol de priesterschapsverordeningen in de kerk van de Heer spelen. De volgende vragen kunnen daarbij nuttig zijn:

  • Waarom zijn verordeningen belangrijk voor de leden van De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen? Terwijl de cursisten deze vraag bespreken, kunt u hen vragen om het citaat van president Boyd K. Packer en ouderling Dallin H. Oaks op pp. 402–403 in het cursistenboek te lezen. Vraag ze minstens twee redenen te geven waarom verordeningen belangrijk zijn. De twee citaten van president Packer staan ook op de meegeleverde dvd B C.)

  • Waarom is priesterschapsgezag noodzakelijk om een verordening te verrichten?

  • Hoe draagt symboliek bij tot het heilige karakter van verordeningen?

Maak de cursisten duidelijk dat het voornaamste doel van het Boek van Mormon is ons tot Christus te laten komen. Moroni 2–6 gaan over verordeningen die ons tot Christus helpen komen.

Moroni 4–5. We nemen aan het avondmaal deel om verbonden met de Heer te hernieuwen

Moroni 4 en 5 bevatten de avondmaalsgebeden die de Heer aan zijn kerk in het oude Amerika heeft geopenbaard. De Heer heeft dezelfde gebeden ook in de laatste dagen geopenbaard (zie LV 20:77, 79). Leg uit dat ze meer dan een gebed zijn — ze maken deel uit van een heilige verordening. Bij sommige verordeningen zijn de officianten verplicht elke keer dezelfde woorden te gebruiken.

Geef iedere cursist een blaadje. Vraag de cursisten of ze het avondmaalsgebed voor het brood uit hun hoofd kunnen opschrijven zonder in hun Schriften te kijken. Laat ze hetzelfde voor het avondmaalsgebed voor het water te doen.

Lees de beide avondmaalsgebeden op zodat de cursisten hun versie kunnen nakijken. Vraag ze daarna de volgende vraag in stilte te overwegen:

  • Hoe is het gesteld met uw eerbied wanneer u deelneemt aan het avondmaal?

Als de cursisten de tijd hebben gekregen om over deze vraag na te denken, overweegt u op basis van de volgende vragen een bespreking te leiden:

  • Wat kunnen wij doen om ons voor te bereiden op onze deelname aan het avondmaal?

  • Hoe herinneren de avondmaalsgebeden ons aan onze doopverbonden?

Vraag de cursisten een kruisverwijzing te maken van Leer en Verbonden 20:37, Mosiah 18:8–10 en Moroni 4–5. Geef in overweging dat ze hun gedachten over de doop en het avondmaal in de kantlijn van hun Schriften zetten.

  • Hoe kan een waardige deelname aan het avondmaal onze verbondsrelatie met onze hemelse Vader en met Jezus Christus versterken?

Vraag de cursisten na te denken over de bespreking die ze zojuist over het avondmaal hebben gehad. Vraag ze één ding te vertellen wat ze uit de bespreking hebben geleerd.

Moroni 6:1–3. Bekering leidt tot de doop

Vraag een cursist Moroni 6:1 te lezen.

  • Wat denkt u dat het betekent als iemand vruchten voortbrengt waaruit blijkt dat hij of zij de doop waardig is?

Laat de cursisten Moroni 6:2–3 lezen om deze vraag te kunnen beantwoorden. Stimuleer ze om in hun Schriften te markeren wat Moroni de ‘vruchten’ noemde die aangaven dat mensen klaar waren om de waters van de doop in te gaan.

  • Welk verband bestaat er tussen bekering en innerlijke verandering?

  • Welk verband bestaat er tussen bekering en Christus tot het einde toe dienen?

Leg uit dat de basisvoorwaarden van lidmaatschap in de kerk altijd hetzelfde zijn geweest: geloof in Jezus Christus, bekering, en de bereidwilligheid om de naam van Jezus Christus op ons te nemen en Hem te dienen. Deze voorwaarden blijven van kracht voor ons, zelfs als we zijn gedoopt en bevestigd.

Vraag de cursisten te overdenken of zij hun geloof oefenen, zich van hun zonden bekeren, de naam van Jezus Christus op zich nemen, en ijverig dienen. U kunt ze in overweging geven hun gedachten op te schrijven.

Moroni 6:4–9. We moeten over elkaar waken en elkaar voeden met het woord van God

Leg uit dat Moroni in Moroni 6:4 zegt dat de kerkleden tot taak hebben om voor de nieuwe leden te zorgen.

Lees Moroni 6:4 met de cursisten. Vraag de cursisten vast te stellen wat de kerk in de tijd van Moroni deed om nieuwe leden bij te staan.

  • Wanneer mensen tot de kerk toetraden, werden zij volgens Moroni ‘onder het volk […] gerekend […] en hun naam werd opgeschreven.’ Waarom was het volgens Moroni 6:4 belangrijk dat de namen van de mensen werden opgeschreven?

  • Wat betekent het volgens u om iemand te voeden ‘door het goede woord Gods’? Hoe kunnen we elkaar helpen ‘op het rechte pad’ te blijven?

Lees het volgende citaat van president Gordon B. Hinckley (1910–2008), de vijftiende president van de kerk voor (ook beschikbaar op de meegeleverde dvd D):

‘Als een bekeerling zich heeft laten dopen, staan wij voor de taak hem te begeleiden en zijn getuigenis van de waarheid van dit werk te versterken. We kunnen hem niet door de voordeur binnenlaten en door de achterdeur weer laten verdwijnen. Lid worden van de kerk is een zeer ernstige zaak. Elke bekeerling neemt de naam van Christus op zich, wat een belofte inhoudt om zijn geboden na te leven. Maar lid worden van de kerk kan een hachelijke onderneming zijn. Als de bekeerling geen warme en sterke handen worden toegestoken, als hij geen liefde en zorg ondervindt, zal hij gaan twijfelen of hij de goede stap gedaan heeft. Als hij geen vriendschap en hartelijkheid ondervindt en niet goed begeleid wordt, kan hij wegvallen.

‘Zendingswerk heeft totaal geen zin als we de vruchten van ons werk niet vasthouden. Die twee moeten onafscheidelijk zijn. Die bekeerlingen zijn heel waardevol. Elke bekeerling is een zoon of dochter van God. Elke bekeerling brengt een grote en ernstige verantwoordelijkheid met zich mee. Het is onze absolute plicht te zorgen voor degenen die bij ons zijn gaan horen’ (‘Zoek de lammeren, hoed de schapen’, De Ster, juli 1999, pp. 121–122).

Herhaal president Hinckleys uitspraak dat ‘zendingswerk […] totaal geen zin [heeft] als we de vruchten van ons werk niet vasthouden.’

  • Wat betekent deze uitspraak voor u?

  • Waarom vinden sommige nieuwe leden het moeilijk om na hun doop en bevestiging actief en getrouw te blijven?

Bespreek het volgende citaat van president Hinckley (ook beschikbaar op de meegeleverde dvd E):

‘Elke bekeerling heeft drie dingen nodig:

‘1. Een vriend in de kerk tot wie hij zich steeds kan wenden, die naast hem loopt, die zijn vragen beantwoordt, die zijn problemen begrijpt.

‘2. Een taak. Actief zijn is het kenmerkende van deze kerk. Het is het proces waardoor we groeien. (…) Natuurlijk zal de bekeerling niet alles weten. Hij zal waarschijnlijk een paar fouten maken. Wat dan nog? We begaan allemaal fouten. Belangrijk is de groei die eruit voortvloeit. (…)

‘3. Iedere bekeerling moet “gevoed worden door het goede woord Gods” (Moroni 6:4)’ (‘Zoek de lammeren, hoed de schapen’, De Ster, juli 1999, p. 120).

  • Hoe helpen deze drie dingen iemand actief te blijven in de kerk?

  • Wat kunt u doen om deze drie dingen te bieden aan de nieuwe leden in uw wijk, hetzij pasgedoopten, hetzij mensen die in de wijk zijn komen wonen?

Als er cursisten zijn die als tiener of volwassene lid van de kerk is geworden, vraagt u ze naar hun ervaringen als nieuw lid. Moedig hen aan om te praten over de uitdagingen waar zij voor kwamen te staan en de begeleiding die zij kregen. U kunt de cursisten ook vragen het verhaal van president Gordon B. Hinckley op pp.405–406 in het cursistenboek te lezen (ook beschikbaar op de meegeleverde dvd F).

  • Wat kunnen we persoonlijk doen om nieuwe leden zo goed en soepel mogelijk bij de activiteiten van de kerk te betrekken?

Maak de cursisten duidelijk dat wij allemaal, of we nu bekeerling zijn of niet, geestelijk voeding nodig hebben en iemand die over ons waakt. Vraag een cursist Moroni 6:5–9 voor te lezen.

  • Waarom dienen we dikwijls tezamen te komen? Hoe hebben de diensten, lessen en activiteiten van de kerk u geholpen? En hoe hebt u anderen kracht zien opdoen door actief mee te doen in de kerk?

  • Hoe bent u gezegend door bijeenkomsten die werden ‘geleid naar de werkingen van de Geest en door de macht van de Heilige Geest’?

Geef uw getuigenis van de zegeningen die alle kerkleden deelachtig worden doordat wij elkaar op vriendschappelijke wijze helpen. Moedig de cursisten aan erop te letten hoe ze elkaar behulpzaam kunnen zijn om tot Christus te komen en ‘op het rechte pad’ te blijven. Moedig ze aan vooral na te denken over hoe zij nieuwe leden kunnen helpen.