Instituut
Hoofdstuk 22: Mosiah 25–29


Hoofdstuk 22

Mosiah 25–29

Inleiding

Tijdens deze periode in de geschiedenis van het Boek van Mormon werd de profeet Alma geconfronteerd met grote problemen in de kerk. Velen van het opkomende geslacht waren niet tot het evangelie bekeerd en wilden de woorden van de profeten niet geloven. Alma de jonge en de vier zoons van koning Mosiah bevonden zich onder de ongelovigen en zij gingen rond om de kerk van God te vernietigen. Dankzij vurig gebed ontving Alma openbaring van de Heer over hoe hij moest omgaan met de mensen die zich van de kerk hadden afgescheiden. In deze les kunt u de cursisten duidelijk maken welke verandering bekering tot stand brengt. De cursisten zullen inzien dat mensen die zich hebben bekeerd hun leven lang getrouw dienen.

Enkele leerstellingen en beginselen

  • De kerkelijke discipline kan zondaars helpen bij hun bekering, zodat zij weer als volwaardig lid erkend worden (zie Mosiah 26).

  • Door de verzoening kunnen we wedergeboren worden (zie Mosiah 27).

  • Bekering vergroot ons verlangen om het evangelie uit te dragen (zie Mosiah 27:32–37; 28:1–8).

  • Burgers hebben de plicht om rechtvaardige wetten en leiders te handhaven (zie Mosiah 29).

Onderwijsideeën

Mosiah 26:1–4. Het opkomende geslacht

Leg uit dat de geloofsovertuiging van het volk dat de redevoering van koning Benjamin hoorde niet gedeeld werd door veel van hun kinderen. Laat de cursisten Mosiah 5:1–5 en Mosiah 26:1–4 lezen, en de gevoelens van het volk in de tijd van koning Benjamin vergelijken met de gevoelens van velen van het opkomend geslacht die in de tijd van Mosiah, de zoon van koning Benjamin, leefden.

  • Waarom verhardden velen in het opkomend geslacht volgens Mosiah 26:3 hun hart?

  • Hoe kunt u de volgende generatie een getuigenis van het evangelie zoals u dat hebt helpen ontwikkelen?

Mosiah 26. De kerkelijke discipline kan zondaars helpen bij hun bekering, zodat zij weer als volwaardig lid erkend worden

Deze les gaat over kerkelijke disciplinaire raden, een onderwerp dat tot lastige vragen kan leiden. Let erop dat u de bespreking binnen de grenzen houdt die in dit boek en in het cursistenboek zijn aangegeven. U kunt de cursist doorverwijzen naar de korte passage, ‘Kerkelijke disciplinaire raden’ op pp. 37–38 in Trouw aan het geloof: evangeliewijzer. Als cursisten vragen hebben die buiten het bestek van dit goedgekeurde materiaal vallen, legt u beleefd uit dat dit een heilig en gevoelig onderwerp is, waarvoor deze klas niet de plek is om diepgaand te bespreken. Geef hen in overweging om met hun priesterschapsleider te praten.

Zet het volgende op het bord:

Bedreven zonde — vers 6

berecht — de verzen 12, 29

terechtgewezen — vers 6

bekeerden — vers 35

getuigen tegen hen — vers 9

onder het volk gerekend — vers 35

op allerlei ongerechtigheden betrapt — vers 11

niet onder het volk gerekend — vers 36

Vraag de cursisten de woorden op het bord in Mosiah 26 te lokaliseren. Vraag de cursisten waar dit hoofdstuk over gaat. Zie erop toe dat ze begrijpen dat Alma kerkelijk gezag had en dat Mosiah, als koning, regeringsgezag had. Koning Mosiah legde uit dat hij zou optreden tegen misdaden in het land, maar dat Alma moest optreden tegen ernstige overtredingen onder de leden van de kerk.

Schrijf kerkelijke discipline op het bord.

  • Wat houdt het woord discipline in?

Lees het volgende citaat van ouderling Theodore M. Burton (1907–1989) voor, die werkzaam is geweest als lid van de Zeventig:

‘Het doet mij verdriet als ik hoor hoe sommige leden en soms zelfs onze plaatselijke leiders omgaan met mensen die vanwege overtredingen discipline krijgen opgelegd. Ik besef dat er een tendens is om het woord discipline gelijk te stellen aan straffen, maar er is een verschil tussen beide woorden. In het Engels (…) komen de woorden discipline en discipel van dezelfde oorsprong. Een discipel is een leerling, iemand die onderwijs krijgt. We moeten er ten aanzien van overtreders aan denken dat zij meer dan wat ook onderwijs nodig hebben’ (Conference Report, oktober 1985, pp. 81–82; of Ensign, november 1985, p. 65).

  • Wat is volgens ouderling Burton het doel van kerkelijke discipline?

Vraag een cursist Mosiah 26:6, 9–13 voor te lezen.

  • Waarom was ‘de geest van Alma […] verontrust’?

  • Hoe leerde Alma hoe hij mensen moest berechten?

Vraag een cursist Mosiah 26:28–32 voor te lezen.

  • Welke twee gevallen van belijden en vergeven noemt de Heer in vers 29?

  • Wat leren we uit deze verzen over welke doelen de Heer voor ogen heeft met kerkelijke discipline?

  • Welke zegeningen krijgen zij die zich volledig bekeren?

  • Hoe kunnen wij de kerkelijke discipline als een daad van liefde zien?

Wijs erop dat de Heer in vers 32 uitlegt dat wie zich niet bekeren niet onder de leden van de kerk worden gerekend. Dat betekent echter niet dat de leiders en leden van de kerk moeten ophouden met hen te dienen en lief te hebben.

Om de cursisten meer inzicht te geven in de kerkelijke discipline kunt u ze vragen het citaat van ouderling Theodore M. Burton op p. 171 in het cursistenboek te lezen.

Getuig dat de Heiland bereid is om ons, als we ons bekeren, te vergeven, en dat we waardig moeten zijn om de zegeningen van het lidmaatschap in zijn kerk te genieten.

Mosiah 27. Door de verzoening kunnen we wedergeboren worden

Dit onderwijsidee laat zien hoe ons geloof in Jezus Christus de genezende kracht van de verzoening in ons leven activeert. Het concentreert zich op de verandering van hart die Alma de jonge en de zoons van Mosiah doormaakten. Het concentreert zich niet op alle gebeurtenissen en ervaringen die tot hun bekering leidden. Als sommige cursisten onbekend zijn met die aspecten van het verhaal kunt u aan andere cursist vragen om die in het kort te vertellen.

Teken een hartje (♥) op het bord. Schrijf het woord verandering in het midden van het hart. Vraag de cursisten wat het betekent om een verandering van hart te hebben.

Laat de cursisten Mosiah 27:8–10, 32–37 lezen. Vraag ze het gedrag van Alma de jonge en de vier zoons van Mosiah vóór en na hun verandering van hart met elkaar te vergelijken.

  • In welke opzichten waren deze vijf mannen veranderd?

  • Welk bewijs vinden we in de verzen 32–37 dat hun verandering oprecht en blijvend was?

Lees Mosiah 27:24–29 met de cursisten.

  • Welke woorden in deze verzen omschrijven ‘wedergeboren’ worden?

  • Hoe verandert de naleving van het evangelie ons karakter?

  • Hoe gaf Alma aan dat bekering niet eenvoudig is?

Hoewel de verandering die Alma en de zoons van Mosiah doormaakten snel ging, maakt u de cursisten duidelijk dat het proces dat tot de wedergeboorte leidt voor de meesten van ons niet plotsklaps plaatsvindt.

Vraag een cursist Alma 5:46 voor te lezen.

  • Wat maakte volgens Alma nog meer deel uit van zijn bekering?

Lees met de cursisten de uitleg van president Ezra Taft Benson op p. 171 in het cursistenboek.

  • Wat heeft president Benson over het bekeringsproces gezegd?

Maak de cursisten duidelijk dat de verandering van iemand die wordt wedergeboren het directe gevolg is van het toepassen van de verzoening van Jezus Christus. Laat de cursisten hun gevoelens onder woorden brengen over een verandering van hart doormaken.

Mosiah 27:32–37; 28:1–8. Bekering vergroot ons verlangen om het evangelie uit te dragen

Vraag de cursisten te denken aan een keer waarin ze iemand over een mooi plekje, goed nieuws of een geweldige ervaring wilden vertellen.

  • Waarom willen we anderen graag over goede dingen vertellen?

Zet het volgende schema op het bord. Laat de cursisten het schema overnemen op een blaadje en het individueel of in koppels afmaken.

Wat was de ervaring?

Wie had die ervaring?

Waarnaar verlangden zij na de ervaring?

1 Nephi 8:2–12

Enos 1:1–9, 19

Mosiah 28:1–4

  • Hoe komen deze ervaringen overeen?

Schrijf LV 88:81 onder het schema op het bord. Laat een cursist dat vers voorlezen.

  • In Mosiah 28:3–4 lezen we de motieven die de zoons van Mosiah hadden om op zending te gaan. Hoe kunnen die motieven ons helpen om het gebod in Leer en Verbonden 88:81 na te leven?

  • Wat voor verschil maakt het om met deze motieven te dienen?

Moedig de cursisten aan om aan manieren te denken waarop we het evangelie kunnen uitdragen.

Mosiah 29. Burgers hebben de plicht om rechtvaardige wetten en leiders te handhaven

Deel de klas op in drie groepjes. Alle groepjes bestuderen Mosiah 29:1–36, maar elk groepje zal zich op een ander aspect concentreren. Vraag het eerste groepje op zoek te gaan naar informatie over rechtvaardige koningen, het tweede groepje naar informatie over onrechtvaardige koningen, en het laatste groepje naar informatie over rechters. Als de groepjes genoeg tijd hebben gehad, vraagt u een cursist uit elk groepje verslag te doen aan de hele klas. U kunt hun mededelingen beknopt weergeven op het bord, bijvoorbeeld zoals hieronder weergegeven:

Drie soorten regeerders

Rechtvaardige koningen

Onrechtvaardige koningen

Rechters

(Cursist antwoordt)

(Cursist antwoordt)

(Cursist antwoordt)

Vat deze oefening samen door de volgende vragen te stellen:

  • Wat kan men verwachten van rechtvaardige koningen?

  • Wat gebeurt er met een volk als er een onrechtvaardige koning aan de macht is?

  • Welke regels die verband hielden met de regering van rechters beschermden de rechten van het volk?

Laat een cursist Mosiah 29:27 voorlezen.

  • Wanneer kan een regeringsvorm op basis van de stem van het volk mislukken?

  • Wat is volgens dit vers het uiteindelijke resultaat van die mislukking?

Leg uit dat bij de regeringsvorm beschreven in Mosiah 29 de verantwoordelijkheid om goede wetten en rechtvaardige leiders te kiezen bij het volk ligt (zie LV 98:10). U kunt verwijzen naar de citaten van ouderling Neal A. Maxwell en president Boyd K. Packer op p. 174 in het cursistenboek. Het citaat van ouderling Maxwell staat ook op de meegeleverde dvd. A.

Sluit de les af met het voorlezen van Spreuken 29:2.

Geef getuigenis van deze waarheid en overweeg er voorbeelden van te geven die u gezien of gehoord hebt. Moedig de cursisten aan constructief deel te nemen aan de politiek.