Instituut
Hoofdstuk 7: 2 Nephi 1–3


Hoofdstuk 7

2 Nephi 1–3

Inleiding

Dit schriftuurblok gaat over een deel van Lehi’s laatste raad aan zijn kinderen vóór zijn dood. De beginselen die Lehi besprak zijn ook voor ons van belang. Hij sprak over de zegeningen die God aan de gehoorzamen belooft. Hij getuigde op zo’n manier van de schepping, de val van Adam en Eva en de verzoening van Jezus Christus dat het ons duidelijk wordt hoe ze verband met elkaar houden. Hij besprak ook een profetie die Jozef in Egypte had uitgesproken, waarin wordt getuigd van de roeping en bediening van de profeet Joseph Smith. Door deze leringen te bespreken kunt u de cursisten duidelijk maken hoe ze met hun leven verband houden.

Enkele leerstellingen en beginselen

  • De rechtschapenen in het land van belofte ontvangen zegeningen (zie 2 Nephi 1:5–12).

  • De schepping, de val en de verzoening zijn van essentieel belang in het verlossingsplan van onze hemelse Vader (zie 2 Nephi 2).

  • De herstelling van het evangelie is een vervulling van oude profetie (zie 2 Nephi 3).

Onderwijsideeën

2 Nephi 1:5–12. De rechtschapenen in het land van belofte ontvangen zegeningen

Schrijf Land van belofte op het bord. Begin uw bespreking met het stellen van een paar van de volgende vragen:

  • Waar denkt u aan als u de woorden ‘land van belofte’ hoort?

Vraag een cursist Hebreeën 11:8–9 voor te lezen.

  • Waar was het land van belofte voor Abraham?

Vraag een cursist 2 Nephi 1:5 voor te lezen.

  • Op welk continent is het land van belofte in deze profetie?

Maak de cursisten duidelijk dat de Heer voor zijn volk verschillende landen van belofte heeft aangewezen, afhankelijk van hun omstandigheden en behoeften.

Leg uit dat Lehi zijn kinderen vertelde over de zegeningen en vervloekingen die verband hielden met hun land van belofte. Zet een schema met twee kolommen op het bord. Zet boven de ene kolom Zegeningen en boven de andere kolom Vervloekingen. Vraag de cursisten 2 Nephi 1:7–12 te bestuderen en te zoeken naar zegeningen en vervloekingen om in het schema te zetten. Vraag de cursisten na een paar minuten wat hun bevindingen zijn. Zet die beknopt op het bord. De antwoorden van de cursisten kunnen veel weg hebben van die in het volgende schema:

Zegeningen

(2 Nephi 1:7–9)

Vervloekingen

(2 Nephi 1:10–12)

land van vrijheid (vs. 7)

de oordelen Gods zullen op hen rusten (zie vs. 10).

nooit in slavernij worden gebracht (vs. 7)

er komen andere natiën met de macht om hen de landen die zij bezitten te ontnemen (vs. 11)

een tijdlang voor andere natiën onbekend blijven (vs. 8)

verstrooid en geslagen (vs. 11)

op het oppervlak van dit land voorspoedig (…) zijn (vs. 9).

bloedvergieten (vs. 12)

niemand zal hun erfland wegnemen (vs. 9)

voor altijd veilig wonen (vs. 9)

Leg uit dat het in de laatste dagen noodzakelijk was dat er een natie zou worden gevestigd die toestond dat de zegeningen van het evangelie werden hersteld. Als het evangelie daar eenmaal was gevestigd, kon het koninkrijk Gods zich over de hele wereld verspreiden. Bespreek met de cursisten de zegeningen die verband houden met het land van belofte die ook van toepassing kunnen zijn op andere landen waar kerkleden wonen.

Vertel hoe het evangelie u persoonlijk en uw land tot zegen is.

2 Nephi 2. De schepping, de val en de verzoening zijn van essentieel belang in het verlossingsplan van onze hemelse Vader

Leg uit dat we dankzij de leringen van Lehi in hoofdstuk 2 meer te weten komen over het verband tussen de schepping, de val en de verzoening.

Schrijf Schepping — Val — Verzoening op het bord. Bespreek het volgende citaat van ouderling Russell M. Nelson van het Quorum der Twaalf Apostelen (ook beschikbaar op de meegeleverde dvd A). Ga na hoe de schepping, de val en de verzoening verband met elkaar houden.

‘De schepping was een vereiste in het plan, en daardoor waren zowel de val als de verzoening noodzakelijk. Dit zijn de drie fundamentele onderdelen van het plan. De schepping van een paradijselijke planeet werd door God tot stand gebracht. Het sterfelijk leven en de dood zijn door de val van Adam in de wereld gekomen. De onsterfelijkheid en de mogelijkheid van het eeuwige leven werden door de verzoening van Jezus Christus tot stand gebracht. De schepping, de val en de verzoening waren al lang voor de daadwerkelijke schepping gepland’ (Conference Report, april 2000, p. 105; of Ensign, mei 2000, p. 84).

Zet de volgende tekstverwijzingen op het bord:

Vraag de cursisten deze teksten te lezen en te vertellen welk aspect van het heilsplan er wordt besproken. Ga daarna over tot een bespreking van elk aspect van het plan, waarbij u de volgende suggesties kunt gebruiken:

De schepping (2 Nephi 2:11–16)

  • Wat zijn de doeleinden van de schepping, zoals uit deze tekst naar voren komt?

  • Waarom was de schepping een noodzakelijke stap vóór de val en de verzoening?

  • Wat zijn enkele voorbeelden van ‘een tegenstelling in alle dingen’? Waarom hebben we tegenstellingen nodig?

De val (2 Nephi 2:17–25)

  • Welke omstandigheden bestonden er vóór de val? Welke omstandigheden bestonden er na de val?

U zou deze omstandigheden tijdens de bespreking in twee kolommen op het bord kunnen zetten. In het volgende schema staan een paar voorbeelden:

Vóór de val

Na de val

Adam en Eva zouden geen kinderen hebben gehad.

Ze hadden kinderen.

Adam en Eva zouden geen vreugde of ellende hebben gekend.

Zij konden vreugde en ellende ervaren.

Ze zouden geen goed of kwaad hebben gedaan.

Zij konden goeddoen, en ze konden ook zondigen.

Ze zouden voor altijd in de hof van Eden zijn gebleven.

Ze werden uit de tegenwoordigheid van God en uit de hof van Eden verbannen. Ze werden zinnelijk en sterfelijk — onderhevig aan de lichamelijke dood (zie ook Mozes 6:48).

  • Waarom was de val noodzakelijk in het plan van geluk? (Zie Mozes 5:11–12.)

Veel mensen vinden dat de val van Adam en Eva een afschuwelijke vergissing was. Lees het volgende citaat van ouderling Bruce C. Hafen van de Zeventig aan de cursisten voor (ook beschikbaar op de meegeleverde dvd B):

‘De val was geen ramp. Het was geen vergissing of ongeluk. Het was een bewust gekozen onderdeel van het heilsplan. Wij zijn Gods geestelijke “nageslacht”, naar de aarde gestuurd, “onschuldig” aan Adams overtreding. Maar het plan van de Vader onderwerpt ons in deze gevallen wereld aan verleiding en ellende, wat de prijs is die we betalen om ware vreugde te kunnen begrijpen. Als we het bittere niet smaken, kunnen we onmogelijk het zoete begrijpen. Als de “volgende stap in [onze] ontwikkeling om meer op onze Vader te gaan lijken” hebben wij de discipline en ontwikkeling van het sterfelijk leven nodig. Maar groei brengt groeipijnen met zich mee. Het houdt ook in dat we leren van onze vergissingen, in een voortdurend proces dat mogelijk wordt gemaakt door de genade van de Heiland, die Hij zowel tijdens als “na alles, wat wij kunnen doen” aan ons verstrekt’ (Liahona, mei 2004, p. 97; in deze tekst citeert ouderling Hafen de volgende bronnen: Handelingen 17:28; LV 93:38; Jeffrey R. Holland, Christ and the New Covenant: The Messianic Message of the Book of Mormon [1997], p. 207; 2 Nephi 25:23 met cursivering toegevoegd).

Laat de cursisten 2 Nephi 2:25 uit het hoofd leren . Vraag of er cursisten zijn die deze tekst voor de klas willen opzeggen.

De verzoening (2 Nephi 2:6–10, 26–29)

  • Waarom was de verzoening volgens deze verzen noodzakelijk?

  • Wat moeten we volgens 2 Nephi 2:7 doen om in alle opzichten ons voordeel te doen met het offer dat Jezus Christus voor ons gebracht heeft? (Voor uitleg van de zinsnede ‘een gebroken hart en een verslagen geest’, raadpleegt u de informatie over 3 Nephi 9:19–20 op p. 310 in het cursistenboek.)

  • Wat kunnen wij doen om ‘deze dingen bekend te maken aan de bewoners der aarde’? (2 Nephi 2:8.)

Laat een cursist het derde geloofsartikel opzeggen of voorlezen. Herinner de cursisten eraan dat de verzoening voor alle mensen de gevolgen van de val ondervangt. We zullen allemaal opstaan — gered van de lichamelijke dood. We zullen allemaal worden gered van de geestelijke dood die de val teweeg heeft gebracht — we zullen in Gods tegenwoordigheid worden gebracht om te worden geoordeeld. (Zie Helaman 14:15–17.) Teneinde alle zegeningen van de verzoening te ontvangen — om de verhoging te ontvangen — moeten we ons bezighouden met onze individuele ‘val’, veroorzaakt door onze eigen zonden. Wij moeten ons kwalificeren voor alle zegeningen van de verzoening ‘door gehoorzaamheid aan de wetten en verordeningen van het evangelie’ (Geloofsartikelen 1:3).

Als er zangboeken beschikbaar zijn, kunt u overwegen ‘’k Sta spraak’loos’, lofzang 129, te zingen of te lezen.

Geef tot slot uw getuigenis van de liefde die onze hemelse Vader ons betoont door ons het heilsplan te geven.

2 Nephi 2:26–27. Het staat ons vrij te kiezen voor vrijheid en het eeuwige leven of slavernij en de dood

Vraag de cursisten 2 Nephi 2:26–27 te lezen.

  • Wat betekent het volgens u ‘om zelfstandig te handelen en niet om met [ons] te laten handelen’?

  • Waarom is keuzevrijheid een cruciaal element van het heilsplan?

  • Wat staat ons volgens vers 27 vrij om te kiezen?

Vraag de cursisten iemand te beschrijven (zonder namen te noemen) die in slavernij is vanwege onrechtvaardige keuzen? Vraag ze daarna iemand te beschrijven die vrij is vanwege rechtvaardige keuzes.

Geef uw getuigenis van de zegeningen die we krijgen als we onze keuzevrijheid goed gebruiken.

2 Nephi 3. De herstelling van het evangelie is een vervulling van oude profetie

De herstelling van het evangelie door de profeet Joseph Smith vervulde een profetie van de oudtestamentische profeet Jozef, de zoon van Jakob. Laat de cursisten 2 Nephi 3:6–18 voorlezen, waarbij ze bij toerbeurt een vers lezen. Vraag ze de vier Jozefs/Josephs aan te wijzen die worden genoemd.

Deel de klas op in groepjes. Vraag de cursisten in de verzen 6–18 de verschillende profetieën over de profeet Joseph Smith aan te geven. Als ze daarmee klaar zijn, kunt u ze hun lijstje eventueel laten vergelijken met de lijst op pp. 57–58 in het cursistenboek.

Lees het volgende citaat van ouderling M. Russell Ballard van het Quorum der Twaalf Apostelen voor:

‘De Heer ordende Joseph Smith sr., over wie in de Heilige Schrift wordt gesproken, in het voorsterfelijk bestaan om een van de aardse ouders van de profeet te zijn. Jozef van Egypte profeteerde dat de naam van de ziener die God in de laatste dagen zou opwekken om zijn werk te doen “Joseph [zou] zijn” (Bijbelvertaling van Joseph Smith, Genesis 50:33), en zijn naam zou “naar de naam van zijn vader zijn” (2 Nephi 3:15). De hemelse boodschapper Moroni moedigde de jonge Joseph aan om na een nacht van heilige instructie naar zijn vader te gaan. Joseph zei zelf dat deze boodschapper mij “gebood […] naar mijn vader te gaan en hem te vertellen van het visioen en de geboden die ik had ontvangen. Ik gehoorzaamde; ik keerde terug naar mijn vader op de akker en zette de gehele zaak voor hem uiteen. Hij antwoordde mij dat het van God was en zei mij heen te gaan en te doen wat de boodschapper had geboden” (Geschiedenis van Joseph Smith 1:49–50).’ (Conference Report, oktober 1991, p. 4; of Ensign, november 1991, pp. 5–6.)

Vraag een cursist 2 Nephi 3:12 voor te lezen. Vraag daarna hoe die profetie in vervulling is gegaan. Lees ter verdere verduidelijking van deze vraag het citaat van president Boyd K. Packer op p. 58 in het cursistenboek voor.

Vraag de cursisten 2 Nephi 3:15, 18, 24 te lezen. Ter verduidelijking van de belangrijke rol die de profeet Joseph Smith heeft gespeeld, kunt u bespreken wat er over hem op pp. 57–58 in het cursistenboek wordt gezegd.

Nodig de cursisten uit om hun getuigenis te geven van de herstelling van het evangelie door middel van de profeet Joseph Smith.