Instituut
Hoofdstuk 11: 2 Nephi 17–24


Hoofdstuk 11

2 Nephi 17–24

Inleiding

Door een reeks opmerkelijke openbaringen kreeg Jesaja inzicht in de geboorte en de wederkomst van de Heiland, de omstandigheden op aarde in de laatste dagen, de vrede en vreugde in het millennium en de uiteindelijke nederlaag van de tegenstander. Deze openbaringen, opgeschreven volgens ‘de wijze van profeteren onder de Joden’ (2 Nephi 25:1), spraken ook over toekomstige gebeurtenissen in Jesaja’s tijd. Hoewel de openbaringen ons inzicht geven in de omstandigheden in Jesaja’s tijd, kunt u de aandacht van de cursisten het beste vestigen op hun hedendaagse belang. We kunnen er zeker van zijn dat ze boodschappen bevatten voor ons die in de laatste dagen leven — boodschappen van waarschuwing, vrede en hoop.

Enkele leerstellingen en beginselen

Onderwijsideeën

2 Nephi 17–24. Jesaja profeteert de geboorte en de wederkomst van de Heiland.

Vraag de cursisten 2 Nephi 17 op te slaan. Leg uit dat er in 2 Nephi 17–24 profetieën staan die Jesaja van de Heer kreeg. Die profetieën hadden betrekking op zowel de tijd van Jesaja als de laatste dagen. Om de cursisten dit denkbeeld duidelijk te maken, laat u ze het volgende lezen op pp. 85–86 in het cursistenboek: de inleiding van hoofdstuk 11, het overzicht en de achtergrond van 2 Nephi 17–24 en het citaat van ouderling Dallin H. Oaks.

Om de cursisten een idee te geven van de hedendaagse implicaties van Jesaja’s profetieën vraagt u hun de resumés van 2 Nephi 17–24 te lezen (u kunt de cursisten desgewenst laten weten dat de resumés aan het begin van de hoofdstukken in het Boek van Mormon door ouderling Bruce R. McConkie van het Quorum der Twaalf Apostelen zijn geschreven). Moedig hen aan passages te onderstrepen die verband houden met de profetieën over de geboorte en wederkomst van Jezus Christus. Vraag de cursisten minstens één idee uit elk hoofdstukresumé te halen en te vertellen wat ze hebben gevonden. Mogelijke antwoorden:

  1. Jezus Christus zal worden geboren (hoofdstuk 17).

  2. Hij zal een struikelblok voor de goddelozen zijn (hoofdstuk 18).

  3. Hij zal de Vredevorst zijn (hoofdstuk 19).

  4. De goddelozen worden bij de wederkomst vernietigd (hoofdstukken 20 en 23).

  5. De Heer zal een banier opheffen om Israël te vergaderen (hoofdstuk 21).

  6. In het millennium zullen alle mensen de Heer loven (hoofdstuk 22).

  7. Het vergaderde Israël zal rust en vrede hebben in het millennium (hoofdstuk 24).

Geef uw getuigenis van de geboorte en de wederkomst van de Heiland en van zijn grote werk in de laatste dagen.

2 Nephi 17–18; 19:1–7. Jezus Christus is geboren om als Vredevorst te regeren

Vraag de cursisten zoveel mogelijk beschrijvende titels van Jezus Christus op te noemen. Zet hun antwoorden op het bord. U kunt ze aanraden om de pagina’s  102–105 in de Gids bij de Schriften op te slaan om de vele titels en rollen van Jezus Christus te zien. Als de cursisten antwoord hebben gegeven, vraagt u ze 2 Nephi 17:14 te lezen. Voeg de titel Immanuël toe aan de lijst op het bord of omcirkel die als hij er al in staat. Vraag de cursisten of ze weten wat deze titel betekent. Als niemand het weet, vraagt u ze de definitie van het woord Immanuël in de Gids bij de Schriften op te zoeken of op p. 87 in het cursistenboek.

  • Wat betekent de titel Immanuël?

Het belang van deze profetie wordt in het Nieuwe Testament, in Matteüs 1:18–25, verklaard. Vraag de cursisten deze tekst te lezen.

  • Hoe is de profetie van Jesaja over Immanuël in vervulling gegaan?

  • Wanneer hebt u de Heer als Immanuël, ofwel ‘God met ons’, in uw leven ervaren?

2 Nephi 19:6–7 is een van de bekendste profetieën over de Heiland. Lees deze passage voor aan de klas. Merk op dat vers 6 vijf titels van Jezus Christus bevat.

Zet de vijf titels op het bord. Deel de klas op in vijf groepjes. Laat elk groepje zorgvuldig over een van de vijf titels nadenken. Vraag ze voorbeelden te bespreken waaruit blijkt hoe Jezus Christus deze rollen gedurende zijn aardse bediening heeft vervuld, hoe Hij die nu vervult en hoe Hij die in het millennium zal blijven vervullen. Laat elke groep een woordvoerder aanwijzen om hun conclusies aan de klas te presenteren.

  • Hoe kan onze kennis dat Jezus Christus deze rollen vervult van invloed zijn op onze levenswijze?

Laat de cursisten, als er nog tijd over is, vers 6 uit het hoofd leren.

Vertel de cursisten over de liefde die u voor de Heiland voelt en voor de zegeningen die u dagelijks dankzij Hem ontvangt. U kunt ook de cursisten de gelegenheid geven om hun gevoelens over dit onderwerp onder woorden te brengen.

2 Nephi 19:8–21; 20. De goddelozen zullen bij de wederkomst worden vernietigd

Laat de cursisten het resumé van 2 Nephi 20 (nogmaals) lezen. Dit hoofdstuk bevat Jesaja’s profetie dat Assyrië zou worden verwoest — een profetie die al in vervulling is gegaan. Toen Jesaja echter de verwoesting van Assyrië profeteerde, profeteerde hij ook de vernietiging van de goddelozen in de laatste dagen. Herinner de cursisten aan het belang van zinnebeelden voor een begrip van oude profetieën (zie hoofdstuk 10 in dit boek).

Leg uit dat het huis van Israël in de dagen van Jesaja over twee koninkrijken was verdeeld. De stammen van Juda en Benjamin, met de stad Jeruzalem als hoofdzetel, vormden een koninkrijk dat bekendstond als Juda. Jesaja maakte deel uit van dat koninkrijk. De andere tien stammen vormden een koninkrijk in het noorden, met de stad Sichem als hoofdzetel, die in Samaria lag. Ze werden bekend als het koninkrijk Israël. Ze waren ook bekend als Efraïm, de grootste groep onder hen. In diezelfde tijd nam het koninkrijk Assyrië in macht toe. (Zie Gids bij de Schriften, pp. 27–30 voor een globaal chronologisch overzicht van de geschiedenis van de koninkrijken Juda en Israël.)

Zet de volgende kopjes en tekstverwijzingen op het bord, maar zonder de genummerde antwoorden in elke kolom.

Koninkrijk van Israël

2 Nephi 19:8–10, 13, 17–20; 20:1–2

Assyrië

2 Nephi 20:5–15

  1. Hoogmoed (19:9–10)

  2. Niet de Heer zoeken (19:13)

  3. Huichelarij en slechte daden (19:17)

  4. Zelfzucht en hebzucht (19:19–20)

  5. De armen en behoeftigen wegzenden (20:2)

  1. Verlangen anderen te verdelgen (20:7)

  2. Afgoderij (20:11)

  3. Hoogmoed — ‘hovaardige ogen’ en pochen (20:12–14)

  4. Gods macht niet erkennen (20:15)

Deel de klas op in twee groepjes. Vraag het ene groepje in de verzen in de eerste kolom te zoeken naar de zonden van het koninkrijk van Israël. Vraag het andere groepje in de verzen in de tweede kolom te zoeken naar de zonden van de Assyriërs. Laat de cursisten na verloop van tijd hun antwoorden op het bord zetten. Mogelijke antwoorden staan hierboven.

Leg uit dat de tien stammen van Israël na meer dan tweehonderd jaar verdorvenheid door de Assyriërs werden veroverd. Die tien stammen werden bekend als de tien verloren stammen.

Ook de Assyriërs kregen te maken met de gevolgen van hun verdorvenheid. Hoewel zij een machtig volk waren, lukte het hen niet om een stabiel rijk op te bouwen, en zij werden uiteindelijk overwonnen door de Meden en Babyloniërs.

Vestig nogmaals de aandacht op het schema op het bord. Stel de volgende vragen om de cursisten begrip te geven van de hedendaagse betekenis van Jesaja’s profetische waarschuwingen:

  • In welke opzichten zijn deze overtredingen tegenwoordig zichtbaar?

  • Hoe kunnen we die goddeloze tendens weerstaan?

Maak de cursisten duidelijk wat de gevolgen van deze overtredingen in de laatste dagen zullen zijn door zes cursisten de volgende verzen te laten voorlezen: 2 Nephi 20:16, 17, 23, 26, 33, 34. Vraag de andere cursisten mee te lezen en woorden te noteren die de geprofeteerde oordelen beschrijven.

  • Welke soorten vernietiging heeft de Heer gelast voor de goddelozen in de laatste dagen? (Hongersnood, branden, plagen, vernietiging, verschrikking, worden omgehouwen, de val van koninkrijken.)

Vraag een cursist 2 Nephi 20:20–22 voor te lezen. Behandel daarna de volgende vragen.

  • Wat predikte Jesaja over het mijden van het kwaad en het ontkomen aan de komende oordelen?

  • Waarin heeft de Heer in onze tijd voorzien zodat wij op Hem kunnen steunen?

2 Nephi 21. Het rijsje, de tronk en de scheut van Isaï

Zie Leer en Verbonden 113 en p. 92 in het cursistenboek voor een nuttige toelichting op dit hoofdstuk.

2 Nephi 22. Het millennium is een duizendjarige periode van vrede en vreugde

Laat de cursisten het resumé van 2 Nephi 22 (nogmaals) lezen, waarin wordt uitgelegd dat het hoofdstuk over het millennium gaat. Het hoofdstuk bevat twee uitingen van dankbaarheid. Laat de cursisten 2 Nephi 22 lezen.

  • Wat zullen de rechtschapenen volgens de verzen 4–6 zeggen ten tijde van het millennium?

Leg uit dat de mensen, zelfs na de rampzalige gebeurtenissen die vooraf zullen gaan aan de wederkomst (zie LV 45:33, 39–42; 88:87–91; 133:49), de Heer zullen loven voor zijn goedheid en liefde (zie 2 Nephi 22:1–2; LV 133:40–52).

  • Wat zal de Heer volgens de verzen 1–2 doen dat de mensen ertoe zal brengen om Hem in het millennium te loven?

Geef uw getuigenis van de werkelijkheid van het naderende millennium en dat we uit kunnen kijken naar die tijd van vreugde.

2 Nephi 24. Satans opstand tegen God zal uiteindelijk mislukken

Zet het volgende schema op het bord, maar zonder de verklaringen in de tweede kolom:

2 Nephi 24

De Heer zal:

vers 1

Zich over zijn volk ontfermen.

vers 2

Zijn volk naar hun erflanden terugbrengen.

vers 3

Zijn volk rust geven van hun smart, vrees en knechtschap.

vers 5

De macht van de goddelozen breken.

Laat de cursisten 2 Nephi 24:1–8 lezen en zoeken naar zaken die de Heer in de laatste dagen voor zijn volk zal doen. Bespreek even later de verzen en vraag de cursisten wat ze te weten zijn gekomen. Zet de bevindingen van de cursisten op het bord. Mogelijke antwoorden staan hierboven.

Vraag de cursisten 2 Nephi 24:12–20 te lezen en te zoeken naar Lucifers uiteindelijke lot.

  • Wat zal er volgens Jesaja’s profetie met Satan gebeuren?

  • Welke houding leidde ertoe dat Satan de voorsterfelijke wereld werd uitgezet?

Verwoord uw dankbaarheid voor de kennis dat de Heer zal zegevieren en dat Satan het onderspit zal delven. U kunt ook de cursisten de gelegenheid geven om hun getuigenis te geven.