Instituut
Hoofdstuk 18: Mosiah 1–3


Hoofdstuk 18

Mosiah 1–3

Inleiding

Het volk van Zarahemla, bekend geworden als de Nephieten, werd jarenlang geleid door een rechtvaardige koning, Benjamin genaamd. Toen koning Benjamin oud begon te worden, droeg hij zijn zoon Mosiah op het volk bijeen te roepen. Hij zei dat hij in zijn laatste redevoering een nieuwe koning zou benoemen. Ook zou hij het volk ‘een naam [geven] die nooit [zou] worden uitgewist, behalve door overtreding’ (Mosiah 1:12). In het begin van zijn redevoering maakte koning Benjamin bekend dat zijn zoon Mosiah koning zou worden. In zijn redevoering getuigde hij veelvuldig van de Heiland om zijn volk voor te bereiden op de naam die hij hun zou geven.

De leerstof concentreert zich op koning Benjamins getuigenis van de Heiland, zoals in Mosiah 2–3 staat opgetekend. Het biedt u de kans om de cursisten te herinneren aan de heilszegeningen die door Jezus Christus en de verzoening binnen ons bereik komen. U kunt ze duidelijk maken dat de verzoening de gevolgen van de val ondervangt en onze menselijke zwakheden compenseert, en dat nederigheid en dankbaarheid van essentieel belang zijn bij het nakomen van de verbonden die wij met God hebben gesloten. In de volgende les zult u Mosiah 4–6 behandelen, waarin koning Benjamin zijn volk, zoals beloofd, de naam geeft.

Enkele leerstellingen en beginselen

  • Wij zijn God rekenschap verschuldigd voor hoe wij anderen dienen (zie Mosiah 2:1–18).

  • We staan eeuwig bij God in de schuld (zie Mosiah 2:19–41).

  • Het heil komt alleen in en door Jezus Christus (zie Mosiah 3).

Onderwijsideeën

Woorden van Mormon 1:12–18; Mosiah 1. Koning Benjamin was een rechtvaardig leider

Laat een plaat van koning Benjamin op de toren zien. (U kunt daarvoor het Evangelieplatenboek [2009], nr. 74, of de plaat op p. 73 gebruiken.) Vraag de cursisten wat ze op de plaat zien.

Leg uit dat Woorden van Mormon 1:12–18 en Mosiah 1 achtergrondinformatie geven over de redevoering van koning King Benjamin. Vraag iedere student de nummers 1 t/m 5 op een blaadje te zetten, zodat u hun deze achtergrondinformatie kunt geven. U leest vervolgens de vijf onderstaande beweringen voor, maar zonder de informatie tussen de haakjes. Vraag de cursisten Goed of Fout achter elke stelling te schrijven. Als de cursisten hun antwoorden hebben opgeschreven, laat u hen de corresponderende teksten lezen en bespreken of de beweringen goed of fout zijn.

  1. Koning Benjamin vocht met het zwaard van Laban tegen de Lamanieten. (Goed; zie Woorden van Mormon 1:13; zie ook Omni 1:24.)

  2. Benjamin was als koning alom geliefd en het volk aanvaardde zijn raad. (Fout; zie Woorden van Mormon 1:16; zie echter ook Mosiah 1:1.)

  3. Koning Benjamin wist zonder enige hulp rechtschapenheid onder de Nephieten te stichten. (Fout; zie Woorden van Mormon 1:17–18.)

  4. Koning Benjamin leerde zijn zoons de taal van zijn vaders, zodat zij de Schriften konden onderzoeken en de verborgenheden Gods konden leren. (Goed; zie Mosiah 1:2–4.)

  5. Koning Benjamin riep het volk om politieke en spirituele redenen bijeen. (Goed; zie Mosiah 1:10–11.)

Leg uit dat we meer waardering voor de leringen en het getuigenis van koning Benjamin krijgen als het ons duidelijk wordt hoe hij vrede en rechtschapenheid tot stand bracht.

Mosiah 2:1–18. Wij zijn God rekenschap verschuldigd voor hoe wij anderen dienen

Leg uit dat de Nephieten rondom de tempel in Zarahemla bijeenkwamen om koning Benjamin te horen spreken. Zij sloegen hun tenten op met de ingang naar de tempel toe gekeerd, zodat zij Benjamins woorden konden horen. De koning liet een toren bouwen zodat meer mensen hem konden horen. Ook liet hij zijn woorden opschrijven voor de mensen die te veraf waren om hem te kunnen horen. (Zie Mosiah 2:1–8.)

Schrijf Wij zijn God rekenschap verschuldigd voor hoe wij anderen dienen op het bord.

Lees Mosiah 2:9–18 met de cursisten. Misschien wilt u nadruk leggen op Mosiah 2:17 . Laat de cursisten bewijzen opzoeken dat koning Benjamin geloofde dat wij rekenschap verschuldigd zijn voor hoe wij anderen dienen.

  • Om welke redenen diende koning Benjamin?

  • In welke opzichten is uw dienstbetoon aan anderen ook dienstbetoon aan God?

Bespreek het volgende citaat van president Marion G. Romney (1897–1988) van het Eerste Presidium (ook beschikbaar op de meegeleverde dvd A):

‘Door anderen te dienen en op te beuren (…) ervaren we de enige en blijvende vorm van geluk. Dienstbetoon is niet iets wat we op aarde doorstaan om het recht op een leven in het celestiale koninkrijk te verdienen. Dienstbetoon is de kern van een verheven leven in het celestiale koninkrijk.

‘Waarom moet ons geboden worden om elkaar te dienen, hoewel we weten dat onze Vader in de hemel vervulling vindt in dienstbetoon, en hoewel we weten dat we willen zijn waar Hij is en wie Hij is? O, hoe heerlijk de dag dat dit alles vanzelfsprekend zal zijn wegens de reinheid van ons hart. Dan zal het gebod overbodig zijn, omdat we ondervonden hebben dat we alleen echt gelukkig kunnen zijn, wanneer we onbaatzuchtig dienen’ (Conference Report, oktober 1982, p. 135; of Ensign, november 1982, p. 93).

  • Denk aan een moment dat u voelde dat u iemand moest helpen. Hoe voelde u zich toen u gehoor gaf aan dat gevoel?

  • Denk na over president Romneys uitspraak dat ‘we alleen echt gelukkig kunnen zijn, wanneer we onbaatzuchtig dienen’. Waarom zou dat waar is?

Mosiah 2:19–41. We staan eeuwig bij God in de schuld

Vraag de cursisten vijf of zes zegeningen op te schrijven waarvoor zij in het bijzonder dankbaar zijn? Als de cursisten hun lijstje hebben opgesteld, vraagt u ze Mosiah 2:19–24 te lezen. Laat ze nagaan of er iets op hun lijstje voorkomt waar we volgens koning Benjamin dankbaar voor behoren te zijn. Laat iedere cursist aan een andere cursist vertellen wat we uit deze verzen over dankbaarheid kunnen leren.

  • Hoe kunnen we zoal onze dank aan de Heer kenbaar maken?

Vraag de cursisten in vers 22 te zoeken naar beloofde zegeningen. Vraag ze wat de Heer van ons eist, zodat we die zegeningen kunnen ontvangen.

  • Welke zegeningen hebt u of uw familie ontvangen als gevolg van gehoorzaamheid aan de geboden?

Breng een voorwerp mee naar de klas waarop een laag stof zit. Haal uw vinger over het voorwerp en laat uw vinger aan de klas zien.

  • Wat is waardevoller — de stof op mijn vinger of ik?

Laat de cursisten deze vraag bespreken en laat ze dan Mosiah 2:25–26 lezen. Vraag de cursisten uit te leggen wat koning Benjamin volgens hen bedoelde toen hij zei dat hij en zijn volk zelfs niet ‘zoveel [waren] als het stof der aarde’.

Zet de volgende tekstverwijzingen op het bord:

Geef de cursisten de tijd om deze teksten te lezen en te markeren. Leg uit dat in de ene tekst staat dat we minder zijn dan ‘het stof der aarde’, terwijl er in de andere tekst staat dat we ‘bijna goddelijk gemaakt’ zijn.

  • Hoe kunnen beide teksten waar zijn?

Vraag een cursist Mosiah 2:34 voor te lezen. Vraag alle cursisten te luisteren of ze een zinsnede horen die ons iets zegt over onze relatie tot onze hemelse Vader.

  • Wat houdt het in om bij iemand in de schuld te staan?

  • Wat heeft God ons gegeven?

  • Waarom is het belangrijk om te weten dat u eeuwig bij God in de schuld staat?

Vraag een cursist Mosiah 2:36–41 voor te lezen. Vraag de cursisten mee te lezen en te letten op de verschillen tussen mensen die de geboden van God onderhouden en mensen die dat niet doen.

  • Welk lot wacht de mensen die de geboden niet onderhouden en die zich niet bekeren?

  • En welke zegeningen krijgen de mensen die de geboden wel onderhouden?

  • Hoe kan dankbaarheid jegens onze hemelse Vader ertoe bijdragen dat we de geboden onderhouden? Hoe kan ondankbaarheid tot ongehoorzaamheid leiden?

Moedig de cursisten aan om over hun schuld aan de Heer na te denken.

Mosiah 3. Het heil komt alleen in en door Jezus Christus

Lees het volgende citaat van president Henry B. Eyring van het Eerste Presidium voor:

‘Wat wij nodig hebben, is geloof in [Jezus Christus] en liefde voor Hem. Wij moeten weten dat Hij leeft en wie Hij is. Dan zullen wij Hem liefhebben’ (Liahona, mei 2006, p. 16).

  • Waarom zullen we de Heiland meer liefhebben als we Hem leren kennen?

Leg uit dat in Mosiah 3 de woorden staan die de engel tot koning Benjamin sprak. Maak de cursisten duidelijk dat de Nephieten door openbaring ruim honderd jaar vóór zijn geboorte belangrijke details over het leven van de Heiland en het doel van zijn zending te weten kwamen. Evenzo kunnen wij, door de geest van openbaring, ruim tweeduizend jaar later te weten komen dat de boodschap van de engel waar is. Door een bevestiging van de Geest leren wij de Heiland kennen en liefhebben, en ontwikkelen we meer geloof in Hem.

Deel de klas op in vijf groepjes. Geef elk groepje een van de volgende schriftuurblokken:

Laat de groepjes hun schriftuurblok bestuderen en profetieën over de bediening en verzoening van de Heiland opzoeken, alsmede verklaringen over hoe het heil door de naam van Christus beschikbaar is. Als de cursisten voldoende tijd hebben gekregen om dit in hun groepje te bespreken, laat u ze aan de hele klas verslag uitbrengen.

Afhankelijk van de behoeften van de cursisten, kunt u een of meerdere van de volgende vragen stellen:

  • Waarom is het heil, van wat u in dit hoofdstuk hebt gelezen, alleen beschikbaar in en door Jezus Christus?

  • Lees op p. 144 in het cursistenboek de uitleg van de zinsnede ‘de natuurlijke mens’. Waarom is geloof in Christus en zijn verzoening de enige manier voor ons om de natuurlijke mens te overwinnen en een heilige te worden?

  • In vers 19 lezen we dat we ‘als een kind’ moeten worden. Wat betekent dat voor u?

  • Hoe getuigt dit hoofdstuk dat we Jezus Christus nodig hebben?

Nodig de cursisten uit om hun getuigenis van de zegeningen van de verzoening te geven. Overweeg zelf ook uw getuigenis te geven.

Afbeelding
De toespraak van koning Benjamin