Instituut
Hoofdstuk 15: Jakob 1–4


Hoofdstuk 15

Jakob 1–4

Inleiding

‘Nadat [hij] [z]ijn opdracht van de Heer had verkregen’ (Jakob 1:17), waarschuwde Jakob de Nephieten over de grote goddeloosheid die zich onder hen had verspreid: hoogmoed, verkeerd gebruik van rijkdom, en overtredingen van de wet van kuisheid. Na voor deze zonden te hebben gewaarschuwd, verzocht Jakob zijn volk dringend zich ‘met [de Vader] [te verzoenen] door de verzoening van Christus, zijn eniggeboren Zoon’ (Jakob 4:11).

Heden ten dage geven veel mensen zich over aan dezelfde verleidingen die Jakob de Nephieten smeekte te mijden. Doordat de cursisten de leringen van Jakob gaan begrijpen en toepassen, zullen zij de kracht krijgen om verleiding te weerstaan. Naarmate zij de Geest voelen getuigen van deze leringen, zullen zij meer bereid zijn om naar de normen van de Heer te leven.

Enkele leerstellingen en beginselen

Onderwijsideeën

Jakob 1:17–19; 2:1–11. De kerkleiders hebben de goddelijke plicht om tegen zonde te waarschuwen

Behandel het volgende citaat van president Harold B. Lee (1899–1973), de elfde president van de kerk (staat ook op de meegeleverde dvd A):

‘Ik herinner mij een opmerking van [ouderling] Charles A. Callis [van het Quorum der Twaalf] die hij eens maakte. (…) Hij zei: “Weet je, ik denk dat het belangrijkste dat wij als algemeen autoriteit waarschijnlijk behoren te prediken is bekering van zonde, maar dat niet alleen, want het is nog belangrijker dat we de hele kerk, en in het bijzonder de jonge mensen, leren hoe verschrikkelijk het is om te zondigen, en de ellende waarmee iemand te maken krijgt die voor zonde is gezwicht”’ (Conference Report, april 1956, p. 108).

Leg uit dat u vandaag een deel van de leerrede zult behandelen, waarin Jakob de Nephieten tot bekering riep. Lees Jakob 2:3–9 met de cursisten. Laat ze zoeken naar woorden en zinsneden die aangeven welke gevoelens Jakob die dag over zijn verantwoordelijkheid had.

  • Wat bezwaarde Jakobs ziel?

  • Waarom had Jakob het gevoel dat het belangrijk was dat hij de Nephieten met hun zonden confronteerde?

Laat de cursisten Jakob 1:17–19; 2:2–3, 9–11 lezen. U kunt ze ook vragen om de woorden van Jakob in 2 Nephi 9:48 te lezen. Moedig ze daarbij aan om te letten op redenen waarom Jakob bekering tot zijn volk predikte, ondanks de last die zijn plicht met zich meebracht. Vraag de cursisten die te markeren en deel de klas vervolgens op in koppels om te bespreken wat ze gevonden hebben. Als iedereen zijn of haar bevindingen aan een ander heeft verteld, vraagt u een paar cursisten die aan de hele klas te vertellen. Hun antwoorden kunnen onder andere bestaan uit:

  1. De Heer had het hem geboden (zie Jakob 1:17; 2:10–11).

  2. Het was een aspect van zijn ambt grootmaken (zie Jakob 1:18–19; 2:2).

  3. Hij wilde niet verantwoordelijk zijn voor de zonden van het volk (zie Jakob 1:19; 2:2).

  4. Hij voelde grote bezorgdheid over het welzijn van zijn volk (zie Jacob 2:3).

  • Wat is het dat indruk op u maakt aan Jakobs redenen om bekering te prediken? Waarom?

Herinner de cursisten dat priesterschapsleiders de Heiland vertegenwoordigen als zij mensen tot bekering roepen. Vraag de cursisten na te denken over hoe zij reageren wanneer zij een van hun plaatselijke of algemene kerkleiders voor zonde en de gevolgen horen waarschuwen.

Jakob 2:12–21. We behoren het koninkrijk Gods te zoeken voordat we rijkdommen zoeken

Schrijf een groot geldbedrag op het bord.

  • Wat zou u doen als u zoveel geld in één dag mocht opmaken?

Laat enkele cursisten daar iets over opschrijven.

Leg uit dat de profeten consequent hebben gewaarschuwd tegen de gevaren van rijkdom ten koste van rechtschapenheid. Jakob liet ook zo’n waarschuwing horen in zijn rede aan de Nephieten. Laat de cursisten Jakob 2:12–16 lezen.

  • Welke geestelijke gevaren bedreigen ons als we meer op rijkdom uit zijn dan op rechtschapenheid?

  • Waarom denkt u dat hoogmoed en misbruik van rijkdom ertoe kunnen leiden dat we andere mensen onheus behandelen? Hoe kan hoogmoed iemands ziel vernietigen?

U kunt als onderdeel van de bespreking het citaat van president David O. McKay op p. 121 in het cursistenboek voorlezen.

Laat de cursisten Jakob 2:17–20 lezen en een lijstje met richtlijnen opstellen aan de hand waarvan ze hun houding ten opzichte van rijkdom kunnen bepalen (merk op dat Jakob 2:18–19 een kerntekst is ). Als ze klaar zijn met hun lijstje, vraagt u hun dat voor te lezen. U kunt hun antwoorden eventueel op het bord zetten. Hun lijstjes kunnen er als volgt uitzien:

  • We behoren onze naaste als onze gelijke te zien (zie vers 17).

  • We behoren royaal te zijn met onze stoffelijke zegeningen (zie vers 17).

  • We behoren eerst het koninkrijk Gods te zoeken voordat we naar rijkdom streven (zie vers 18).

  • We behoren eerst hoop in Christus te verkrijgen voordat we naar rijkdom streven (zie vers 19).

  • We behoren goed te doen met onze rijkdom (zie vers 19).

  • We behoren anderen niet te vervolgen omdat ze minder hebben dan wij (zie vers 20; zie ook vers 13).

Herinner de cursisten aan de vraag die u aan het begin van dit onderwijsidee stelde: wat zou u doen als u zoveel geld in één dag mocht opmaken? Laat de cursisten nog eens naar hun antwoord kijken en overwegen of zij het op basis van Jakobs leringen willen veranderen. Vraag iedere cursist een korte stukje te schrijven waarin hij of zij zijn of haar houding ten opzichte van stoffelijke rijkdom samenvat.

Leg uit dat we waarschijnlijk nooit een som geld zullen krijgen om in één dag op te maken. In plaats daarvan vraagt de Heer ons om royaal te zijn met wat we hebben, of het nu veel of weinig is. Geef de cursisten in overweging na te denken over hoe zij de raad van Jakob kunnen opvolgen, zelfs als de Heer hun niet zegent met grote rijkdom.

Vraag de cursisten Jakob 2:20–21 te onderzoeken.

  • Hou zou deze leer ons gebruik van geld of andere materiële bezittingen kunnen beïnvloeden? Hoe kan deze leer van invloed zijn op hoe wij andere mensen behandelen?

Jakob 2:22–35; 3:1–14. De Heer schept behagen in kuisheid

Schrijf op het bord: Begint zonde te bedrijven en Begint in ongerechtigheid toe te nemen.

Vraag een cursist Jakob 2:5–8 en 2:23 voor te lezen. Om de cursisten duidelijk te maken wat Jakob bedoelde toen hij zei dat sommige mensen waren begonnen ‘zonde te bedrijven’ en ‘in ongerechtigheid toe te nemen’ behandelt u het volgende citaat van ouderling Dallin H. Oaks van het Quorum der Twaalf Apostelen. Maak de cursisten duidelijk wat ouderling Oaks onderwijst over het voortwoekerende karakter van onzedelijkheid.

‘In het tweede hoofdstuk van het boek dat zijn naam draagt, veroordeelt Jakob de mannen om hun “hoererij” (vss. 23, 28). (…) Wat waren die uiterst slechte “hoererijen”? Ongetwijfeld hadden sommige mannen zich al schuldig gemaakt aan slechte daden. Maar Jakob concentreert zich in zijn toespraak niet op slechte daden die men had gedaan, maar slechte daden die men overwoog.

‘Jakob begon zijn toespraak met de mannen te zeggen dat zij ‘tot nu toe […] gehoorzaam [waren] geweest aan het woord des Heren’ (Jakob 2:4). Vervolgens zei hij hun echter dat hij hun gedachten kende, dat zij begonnen ‘zonde te bedrijven, welke zonde [God] zeer gruwelijk toeschijnt’ (vs. 5). “Ik […] moet [tot u] getuigen van de goddeloosheid van uw hart’ (vs. 6), voegde hij daaraan toe. Jakob sprak net als Jezus toen Hij zei: ‘Een ieder, die een vrouw aanziet om haar te begeren, heeft in zijn hart reeds echtbreuk met haar gepleegd’ (Matteüs 5:28; zie ook 3 Nephi 12:28; LV 59:6; 63:16)’ (Liahona, mei 2005, pp. 87–88; cursivering in origineel).

Maak de cursisten duidelijk dat onrechtvaardige gedachten voorafgaan aan onrechtvaardige daden. Onzedelijkheid komt zelden voor tenzij iemand zichzelf toestaat geleidelijk in onrechtvaardigheid toe te nemen.

Vraag de cursisten Jakob 2:23–27 te lezen.

  • Hoe probeerden de Nephieten hun zonden te rechtvaardigen?

  • Waarom denkt u dat wij soms onze zonden proberen te rechtvaardigen?

Vraag een cursist kort de wet van kuisheid uit te leggen.

Leg uit dat Satan, hoewel we wellicht niet verleid worden om dezelfde zonden te bedrijven als waar deze Nephitische mannen toe werden verleid, misschien probeert ons op soortgelijke manieren te verleiden en ons ertoe probeert te brengen om zondige gedachten en daden te rechtvaardigen. Om de cursisten de wet van kuisheid duidelijk te maken en hoe die op ons leven van toepassing is, behandelt u de volgende citaten. (U kunt die eventueel op een poster, overheadtransparant of een uitreikblad zetten. Het citaat van ouderling Richard G. Scott staat ook op de meegeleverde dvd B.)

‘God [heeft] geboden dat het heilige voortplantingsvermogen alleen gebruikt mag worden tussen een man en een vrouw die wettig met elkaar gehuwd zijn’ (‘Het gezin: een proclamatie aan de wereld’, De Ster, januari 1996, p. 93).

‘Doe vóór het huwelijk niets wat de krachtige emoties oproept die alleen in het huwelijk geoorloofd zijn. Zoen niet hartstochtelijk, ga niet boven op elkaar liggen, raak de geslachtsdelen van een ander niet aan, met of zonder kleding. Laat een ander dat ook niet bij jou doen. Wek die emoties ook niet bij jezelf op’ (Voor de kracht van de jeugd [2001], p. 27).

‘Satan wil ons laten geloven dat, wanneer mensen er wederzijds mee instemmen, bepaalde niveaus van lichamelijk contact die tot doel hebben emoties krachtig te stimuleren, toelaatbaar zijn. Dat zou volgens hen geen kwaad kunnen als het maar binnen de perken wordt gehouden. Als getuige van Jezus Christus getuig ik tot u dat dit absoluut niet waar is.

‘Satan probeert vooral iemand te verleiden die een zuiver, rein leven leidt om aandacht te schenken aan tijdschriften, videobanden of films waarin het menselijk lichaam onbeschaamd in beeld komt. Hij wil driften stimuleren die tot handelingen leiden die al snel overgaan in intimiteiten en ontering’ (Richard G. Scott, Conference Report, oktober 1994, p. 51; of Ensign, november 1994, p. 38).

Als de cursisten het citaat van ouderling Scott hebben gelezen, kunt u ze eventueel het citaat van ouderling Scott op p. 123 in het cursistenboek laten lezen. Dit citaat staat ook op de meegeleverde dvd C.

  • Hoe probeert Satan ons volgens ouderling Richard G. Scott tot onkuisheid te verleiden?

  • Hoe vormt pornografie een bedreiging voor onze kuisheid?

Vraag een cursist Jakob 2:28 voor te lezen.

  • Waarom denkt u dat de Heer behagen schept in kuisheid?

Lees Jakob 2:31–35 en 3:10 voor. Laat de cursisten onderwijl de gevolgen van het overtreden van de wet van kuisheid markeren die zij tegenkomen in deze teksten. Vraag de cursisten wat ze hebben gemarkeerd. Maak de cursisten duidelijk dat seksuele onreinheid niet alleen schade toebrengt aan wie de zonde begaat, maar ook een verwoestende invloed heeft op familieleden.

  • Hoe kan iemands onkuise gedrag van invloed zijn op zijn of haar familie? (Afhankelijk van de gezinssituatie van de cursisten kunt u ze specifiek vragen hoe iemands seksuele onreinheid van invloed kan zijn op zijn of haar partner, kinderen, ouders, broers en zussen, of toekomstige partner en kinderen.)

Geef de cursisten een paar minuten de tijd om op te schrijven wat hun redenen zijn voor het naleven van de wet van kuisheid. Geef de cursisten in overweging om de Heer toe te zeggen dat ze dit gebod zullen blijven naleven, zodat ze in aanmerking komen voor de zegeningen die eruit voortvloeien. Getuig van het heilige karakter van de wet van kuisheid en de vreugde die naleving met zich meebrengt.

Jakob 4:1–15. ‘Waarom zouden wij niet spreken over de verzoening van Christus?’

Zet de volgende illustratie op het bord:

Soorten kennis

leuk om te weten

belangrijk om te weten

essentieel om te weten

Vraag de cursisten voorbeelden te geven van informatie die ‘leuk is om te weten’. (Antwoorden kunnen bestaan uit uitslagen van sportwedstrijden, grappige anekdotes, of interessante maar onbeduidende feiten.) Vraag ze daarna voorbeelden te geven van informatie die ‘belangrijk is om te weten’. (Antwoorden kunnen bestaan uit rekenkundige formules, belangrijke historische feiten, of invloedrijke actuele gebeurtenissen.)

Leg uit dat bepaalde informatie in ons streven naar de verhoging in het celestiale koninkrijk ‘essentieel is om te weten’. Vraag de cursisten Jakob 4:4–12 te lezen. Laat ze onder het lezen leerstellingen markeren die ‘essentieel zijn om te weten’. Vraag de cursisten na verloop van tijd te vertellen welke leerstellingen ze hebben gemarkeerd. Vraag ze waarom ze vinden dat die leerstellingen van essentieel belang zijn.

  • Wat leren we uit de verzen 8 en 10 over hoe we te weten kunnen komen wat voor ons van essentieel belang is om te weten?

Maak de cursisten zo nodig duidelijk dat de informatie die ze hebben opgenoemd verband houdt met de verzoening van Jezus Christus. Verwijs naar de illustratie op het bord terwijl u de volgende vragen bespreekt:

  • Waarom denkt u dat kennis over de verzoening van essentieel belang is?

  • Wat kunnen de gevolgen zijn als mensen niet inzien dat het van essentieel belang is om af te weten van het leven en de zending van Jezus Christus?

Jakob sprak over mensen die de kennis over Jezus Christus niet in het middelpunt van hun leven plaatsen. Lees Jakob 4:14.

  • Wat denkt u dat het ‘voorbijzien van het doel’ betekent?

Om meer inzicht in deze zinsnede te geven, kunt u een cursist vragen het citaat van ouderling Neal A. Maxwell van het Quorum der Twaalf Apostelen op p. 125 in het cursistenboek voor te lezen.

  • In welke opzichten zijn mensen verblind als ze het doel voorbijzien?

  • Wat was volgens Jakob het ‘doel’ dat de Joden weigerden te zien? (Zie Jakob 4:15.)

Plak een plaat van Jezus Christus naast de illustratie op het bord. Verzeker de cursisten dat de Heiland en zijn zoenoffer de kern vormen van het grote plan van geluk van onze hemelse Vader. Vraag hen Jakob 4:15–16 te lezen en te zoeken naar wat de gevolgen zijn als mensen Jezus Christus en de kernleer van zijn evangelie voorbijzien.

Besluit de les met het lezen van Jakob 4:12.

  • Hoe kunnen we zoal ‘spreken over de verzoening van Christus’? Wat denkt u dat het betekent om tot ‘een volmaakte kennis van [Christus] te geraken’?

  • Hoe wordt u gezegend door u te concentreren op de Heiland en de kracht van zijn verzoening?

Als u dat nog niet gedaan hebt, geeft u uw getuigenis van de verzoening van Jezus Christus.