Instituut
Hoofdstuk 54: Moroni 7


Hoofdstuk 54

Moroni 7

Inleiding

Ouderling Dallin H. Oaks van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft verklaard dat rechtvaardige motieven ‘kracht en geldigheid geven aan de daden van de gelovige’ (Pure in Heart [1998], p. 16). Ook Mormon predikte dat het belangrijk is om te handelen met rechtvaardige bedoelingen. Hij predikte dat er een verschil is tussen goede werken met oprechte bedoelingen doen en plichtmatig onze taken verrichten. Door de leringen van Mormon kan het dieper tot de cursisten doordringen dat zij zich bij al hun handelingen moeten laten leiden door geloof, hoop en naastenliefde.

Enkele leerstellingen en beginselen

  • Onze bedoelingen zijn belangrijk voor God (zie Moroni 7:5–11).

  • Alles wat ons verlokt om het goede te doen, komt van God (zie Moroni 7:12–19).

  • Geloof in Christus draagt er toe bij dat wij ‘al het goede kun[nen] aangrijpen’ (zie Moroni 7:19–32).

  • ‘De naastenliefde vergaat nimmer’ (zie Moroni 7:44–48.)

Onderwijsideeën

Moroni 7:3–4. Volgelingen van Jezus Christus hebben een vredige wandel met anderen

Leg uit dat Moroni 7 de leringen van Moroni’s vader, Mormon, bevat. Vraag de cursisten Moroni 7:3–4 te lezen en die verzen te vergelijken met Leer en Verbonden 19:23.

  • Hoe wist Mormon dat de leden van de kerk in zijn tijd ‘vredige volgelingen van Christus’ waren?

Schrijf vredige wandel op het bord.

  • Wat betekent deze zinsnede voor u?

Vraag de cursisten voorbeelden te geven van kerkleden die zij vredig hebben zien wandelen met anderen.

Moroni 7:5–11. Onze bedoelingen zijn belangrijk voor God

Lees de volgende praktijksituatie voor: Twee mannen in een ouderlingenquorum zijn een hele dag bezig met het schoonmaken en repareren van een huis van een weduwe. De eerste man deed dat alleen maar omdat zijn quorumpresident hem dat gevraagd had. Hoewel de tweede man daar ook door de quorumpresident voor gevraagd was, deed hij deze werkzaamheden voornamelijk omdat hij iemand in nood zag en oprecht wilde helpen.

  • Waarom denkt u dat hun dienstbetoon, hoewel beide mannen evenveel werk hadden verricht, anders zal worden gewaardeerd door God en door henzelf?

  • Waarom zijn onze bedoelingen belangrijk?

Ter illustratie van dit beginsel kunt u het verhaal van president Marion G. Romney op p. 410 in het cursistenboek vertellen.

Vraag de cursisten Moroni 7:5–11 te lezen. Terwijl zij die verzen lezen, schrijft u Waarin onderwijst Mormon? op het bord. Als ze klaar zijn leidt u een discussie over deze vraag. Zorg ervoor dat een deel van de discussie zich concentreert op onze bedoelingen bij het geven van gaven en het doen van dienstbetoon.

  • Hoe houden 1 Samuël 16:7 en Leer en Verbonden 137:9 verband met Moroni 7:5–11? (De Heer ziet het hart aan en oordeelt ons niet alleen naar onze werken maar ook naar de verlangens van ons hart. De cursisten kunnen eventueel een kruisverwijzing van deze drie passages maken.)

Vraag de cursisten te denken aan die keren dat zij oprecht waren met gaven geven, dienen, bidden of de geboden gehoorzamen. Vraag ze dan die ervaringen te vergelijken met de keren dat ze zulke dingen deden zonder echt oprecht te zijn.

  • Waarom spelen onze bedoelingen een rol als we een gave geven of iemand een dienst doen?

Moroni 7:12–19. Alles wat ons verlokt om het goede te doen, komt van God

Vraag de cursisten Moroni 7:12–19 te lezen en elke keer de woorden goed en kwaad te markeren. Zet de volgende koppen op het bord: Het is van God en Het is van de duivel. Laat de cursisten daarna Moroni 7:13, 16–17 herlezen en kijken naar Mormons raad over hoe we kunnen weten of iets van God komt of van de duivel (merk op dat Moroni 7:16–17 een kerntekst is ). Zet de antwoorden van de cursisten op het bord, naar voorbeeld van het volgende schema:

Het is van God

Het is van de duivel

Nodigt uit en verlokt om voortdurend het goede te doen

Overreedt om kwaad te doen

Nodigt uit om God lief te hebben

Overreedt om niet in Christus te geloven

Nodigt uit om God te dienen

Overreedt God niet te dienen

Overreedt om in Christus te geloven

Overreedt om Christus te verloochenen

Bespreek met de cursisten hoe deze waarheden op hen van toepassing zijn. De volgende vragen kunnen daarbij nuttig zijn:

  • Hoe helpt het licht van Christus ons om rechtvaardig te oordelen en zorgvuldig onderzoek te doen naar wat goed is? (Om er zeker van te zijn dat de cursisten het licht van Christus begrijpen, kunt u ze vragen om de toelichting bij Moroni 7:12–19 op pp. 410–411 in het cursistenboek te lezen.)

  • Welke raad hebben we in de laatste algemene conferentie gekregen die ons overreedt om het goede te doen?

  • Op welke manieren hebben vrienden u geholpen om God lief te hebben en te dienen?

Om de cursisten eraan te herinneren dat God hun graag wil helpen, leest u het volgende citaat van ouderling Neil L. Andersen van het Quorum der Twaalf Apostelen voor:

‘Laten we beginnen met wat we weten. Al het goede komt van God; al het kwade komt van de duivel. [Zie Moroni 7:12.] Het zijn echter geen gelijkwaardige krachten die elkaar in het heelal bevechten. Aan het hoofd van al het goede staat Christus. (…)

‘De duivel, aan de andere kant, “overreedt [de mens] om kwaad te doen.” [Moroni 7:17.] ‘Hij is “uit de hemel” gevallen, en is “voor eeuwig ellendig” geworden [2 Nephi 2:18]. En “hij streeft ernaar dat alle mensen ongelukkig zullen zijn, net als hijzelf.” [2 Nephi 2:27.] Hij is een leugenaar en hij deugt niet. [Zie Leer en Verbonden 93:25; zie ook Gids bij de Schriften, ‘Duivel’, 39.]

‘De macht van de Heiland en de macht van de duivel zijn niet echt met elkaar te vergelijken. (…) Maar op deze aarde heeft het kwaad een invloedrijke positie gekregen, zodat wij tussen goed en kwaad kunnen kiezen’ (Liahona, mei 2005, p. 46).

  • Waarom is het belangrijk om te bedenken dat de macht van Christus groter is dan de macht van de duivel?

Moroni 7:19–32. Geloof in Christus draagt er toe bij dat wij ‘al het goede kun[nen] aangrijpen’

Leg uit dat de Schriften ons vaak iets leren door herhaling. Laat de cursisten Moroni 7:19–21 vluchtig doorlezen op raad die wordt herhaald. (De raad is ‘al het goede aangrijpen’.)

Om de cursisten duidelijk te maken wat ze kunnen leren uit de raad ‘al het goede aangrijpen’ schrijft u aangrijpen en aanraken op het bord. Vraag een cursist naar voren te komen. Leg een exemplaar van het Boek van Mormon voor de cursist neer. Vraag de cursisten het verschil tussen het goede aangrijpen en het goede aanraken te demonstreren.

  • Hoe houdt dit verband met de verzen die we net hebben bestudeerd? Wat denkt u dat het betekent om de Schriften ‘aan te grijpen’?

Moedig de cursisten aan om Mormons raad op te volgen en waarlijk ‘al het goede aan [te] grijpen’.

Vraag de cursisten Moroni 10:30 te lezen. Beklemtoon dat Moroni ons in dit vers aanspoort om ‘tot Christus te komen’ en ‘iedere goede gave aan te grijpen.’

Laat de cursisten een kruisverwijzing maken van Moroni 10:30 en Moroni 7:20. Vraag een cursist Moroni 7:20 voor te lezen. (U kunt eventueel uitleggen dat hoewel we de raad hebben gekregen om goede dingen aan te grijpen, we ook de waarschuwing hebben gekregen om het kwade niet eens aan te raken.)

  • Hoe helpt geloof in Jezus Christus ons om het goede aan te grijpen en het slechte te mijden?

Vraag een cursist Moroni 7:22–25 voor te lezen.

  • Waarom hadden we zonder Jezus Christus en zijn verzoening nooit het goede hebben kunnen ontvangen? (U kunt de cursisten, terwijl zij deze vraag bespreken, Alma 22:13–14 laten lezen.)

  • Hoe beïnvloedt deze waarheid uw gevoelens voor de Heiland en zijn verzoening?

Zet de volgende versnummers op het bord, maar zonder de woorden tussen de haakjes:

  • 22, 25 (engelen)

  • 23 (profeten)

  • 25 (Schriften en geloof)

  • 26 (gebed)

  • 28 (geloof)

  • 32 (de Heilige Geest)

Vraag de cursisten deze verzen in Moroni 7 te lezen en te zoeken naar zegeningen die de Heer verschaft, zodat we tot Hem kunnen komen en ‘al het goede [kunnen] aangrijpen’. Zet de antwoorden van de cursisten op het bord. Mogelijke antwoorden staan tussen haakjes in de voorgaande lijst.

  • Hoe hebben die zegeningen u geholpen om tot Christus te komen?

Moroni 7:27–39. De dag van wonderen is niet opgehouden

Vraag de cursisten wonderen op te noemen waarover ze in de Schriften hebben gelezen. U kunt hun antwoorden eventueel op het bord zetten.

  • Hoe zou u de vraag in Moroni 7:27 beantwoorden?

  • Van welke wonderen bent u zoal getuige geweest?

  • Welke redenen geeft Mormon in Moroni 7:31 waarom er engelen aan mensen verschijnen? (Om ze tot bekering te roepen, het werk van de verbonden van de Vader te doen, en de ‘uitverkoren vaten des Heren’ te onderwijzen.)

Leg uit dat Mormon in Moroni 7:32–34 specifieke wonderen opnoemt die ieder van ons kan ontvangen. Vraag de cursisten aan te geven om welke wonderen het gaat. (Antwoorden kunnen zijn: de leiding van de Heilige Geest, de vervulling van verbonden, de macht om iets te doen wat de Heer wil dat we doen, bekering, en eeuwig heil.)

  • Hoe zijn deze zegeningen wonderbaarlijk?

Laat de klas zich opsplitsen in koppels en Moroni 7:29–35 lezen. Laat ze op zoek gaan naar het proces dat de Heer gebruikt om het wonder van eeuwig heil aan ons te brengen. Laat de cursisten na verloop van tijd aan de rest van de klas vertellen wat ze te weten zijn gekomen. Vraag een cursist de antwoorden van de andere cursisten op het bord te zetten. Het kan er als volgt uitzien:

Engelen dienen de gelovigen — de uitverkoren vaten des Heren (zie vss. 29–31).

Deze mensen zijn bereid om aan anderen van Christus te getuigen (zie vs. 11).

De weg is bereid zodat het overige deel van de kinderen van onze hemelse Vader geloof kan hebben (zie vs. 32).

We bekeren ons, komen tot Christus, laten ons dopen, en hebben geloof, zodat we gered kunnen worden (zie vers 34).

  • Hoe kan uw getuigenis anderen helpen om in geloof toe te nemen?

Vraag de cursisten Moroni 7:38–39 te lezen en in het kort op te schrijven wat ze gaan doen om hun geloof in Christus te vergroten.

Moroni 7:44–48. ‘Naastenliefde vergaat nimmer’

Maak voorafgaand aan de les kopieën van het volgende evaluatieformulier:

Hoe vergaat het u op een schaal van 1–10 met het ontwikkelen van deze eigenschappen van naastenliefde?

(0 = Ik bezit deze eigenschap niet; 10 = Ik ben deze eigenschap goed aan het ontwikkelen)

Omcirkel het cijfer dat het beste weergeeft hoe u er voor staat.

Lankmoedigheid

0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10

Goedertieren

0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10

Niet afgunstig

0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10

Niet opgeblazen

0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10

Zoekt zichzelf niet

0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10

Wordt niet verbitterd

0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10

Rekent het kwade niet toe

0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10

Niet blij over ongerechtigheid

0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10

Blij met de waarheid

0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10

Verdraagt alle dingen

0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10

Gelooft alle dingen

0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10

Hoopt alle dingen

0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10

Doorstaat alle dingen

0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10

Laat de cursisten Moroni 7:44, 46 en 1 Korintiërs 13:13 lezen.

  • Welke waarde hechtten Mormon en de apostel Paulus aan naastenliefde?

Zet het woord naastenliefde op het bord. Vraag een cursist Moroni 7:45–47 voor te lezen (merk op dat vers 45 een kerntekst is ). Vraag de cursist na elke omschrijving van naastenliefde te pauzeren. Vraag een andere cursist om de omschrijving na elke pauze op het bord te schrijven. (Wijs erop dat de omschrijvingen op het evaluatieformulier staan.)

Terwijl de cursisten deze verzen samen bestuderen, kunt u ze verwijzen naar de citaten van ouderlingen Dallin H. Oaks en Jeffrey R. Holland op pp.414–415 in het cursistenboek. Het citaat van ouderling Oaks staat ook op de meegeleverde dvd A.

  • Waarom denkt u dat we niets zijn als we geen naastenliefde hebben?

Deel de evaluatieformulieren uit aan de cursisten en laat ze nagaan hoe zij ervoor staan met het ontwikkelen van naastenliefde. Leg er de nadruk op dat hun antwoord persoonlijk is. Ze hoeven het formulier niet in te leveren.

Lees en bespreek Moroni 7:48 met de cursisten. Beklemtoon dat Mormon ons heeft geleerd wat we moeten doen om ‘met die liefde’ te worden vervuld, ofwel naastenliefde te ontwikkelen.

Met vers 48 in gedachten moedigt u de cursisten aan de antwoorden op hun evaluatieformulier te bekijken en de eigenschappen te markeren waarin ze zich verder willen ontwikkelen. Vraag ze het formulier om te draaien en op te schrijven wat ze gaan doen om de reine liefde van Christus te krijgen en meer naastenliefde jegens anderen te betrachten.

Jezus Christus is het volmaakte voorbeeld van naastenliefde. Besluit deze les met het volgende citaat van ouderling Joseph B. Wirthlin (1917 2008) van het Quorum der Twaalf Apostelen:

‘Merk op dat naastenliefde alleen gegeven wordt aan hen die ernaar streven, alleen aan hen die er oprecht om bidden, alleen aan hen die discipelen van Christus zijn. Voordat wij met deze zuivere liefde kunnen worden vervuld, moeten we aan het begin beginnen met het eerste beginsel van het evangelie. We moeten ‘ten eerste, geloof in de Heer Jezus Christus’ hebben. [Geloofsartikelen 1:4.]’ (Conference Report, oktober 1998, 32; of Ensign, november 1998, p. 26).

Geef uw getuigenis van de invloed die naastenliefde op u heeft.