Instituut
Hoofdstuk 41: 3 Nephi 12–14


Hoofdstuk 41

3 Nephi 12–14

Inleiding

Dit schriftuurblok bevat een leerrede die de herrezen Christus bracht aan het volk van het land Overvloed. Deze leerrede, die heel veel lijkt op de Bergrede, opgetekend in Matteüs 5–7, bevat beginselen die een patroon zijn voor het volgen van de Heiland en het bereiken van volmaking in het hiernamaals. President Harold B. Lee (1899–1975), de elfde president van de kerk, heeft verklaard dat de Meester in deze leerrede ‘ons in zekere zin een openbaring over zijn eigen volmaakte karakter heeft gegeven, en ons al doende (…) van een blauwdruk voor ons eigen leven heeft voorzien’ (Decisions for Successful Living [1973], p. 56).

Zoals bij elk hoofdstuk in dit boek het geval is, bevat dit hoofdstuk meer stof dan in één les kan worden behandeld. Kies de onderwijsideeën die het beste aansluiten op de behoeften van uw cursisten.

Enkele leerstellingen en beginselen

Onderwijsideeën

3 Nephi 12:1–12. De zaligsprekingen zijn richtlijnen om gelukkig te worden

Leg uit dat de leringen in 3 Nephi 12:3–12 (en Matteüs 5:3–12) vaak de zaligsprekingen worden genoemd. Vraag de cursisten p. 317 in het cursistenboek op te slaan en de eerste alinea van de toelichting bij 3 Nephi 12:3–12 te lezen. Vraag ze de betekenis van het woord zaligspreking op te zoeken. Vraag ze waarom zij denken dat elke zaligspreking met het woord gezegend begint.

Geef de cursisten de tijd om afzonderlijk 3 Nephi 12:3–12 te analyseren. Geef in overweging om het cursistenboek te raadplegen voor inzicht in deze verzen. Vraag ze de eigenschappen of omstandigheden in deze verzen op te sommen die geluk kunnen brengen. Splits de klas daarna op in kleine groepjes en laat ze hun bevindingen aan elkaar vertellen, waarbij ze bespreken hoe de eigenschappen en omstandigheden in de verzen ons tot leidraad kunnen zijn. Laat een cursist uit elk groepje klassikaal samenvatten wat de bevindingen van het groepje waren. Zet de antwoorden van de cursisten op het bord. U kunt de klas vertellen dat volgens president Harold B. Lee vier van de zaligsprekingen te maken hebben met ons persoonlijke leven en onze relatie tot God, en de vier andere hebben te maken met onze relatie tot anderen (zie Decisions for Successful Living, pp. 54–62).

Laat de cursisten de tweede alinea van de toelichting bij 3 Nephi 12:3–12 lezen (p. 317 in het cursistenboek).

  • Hoe sluit elke zaligspreking aan op de voorgaande?

3 Nephi 12:13–16. We behoren ‘het zout der aarde’ en een licht voor anderen te zijn

Vraag een cursist 3 Nephi 12:13 voor te lezen. Laat een zoutvaatje zien. Vraag de cursisten het gebruik van zout te vergelijken met de invloed die heiligen der laatste dagen op anderen kunnen hebben.

Vraag een cursist Leer en Verbonden 101:39 voor te lezen. Vestig de aandacht van de cursisten op het verband tussen verbonden sluiten en het ‘zout der aarde’ zijn. Leg uit dat zout niet alleen smaak geeft aan voedsel, maar ook bederf tegengaat.

  • Hoe kunnen wij anderen, als we onze verbonden met de Heer nakomen, vrijwaren van geestelijk ‘bederf’?

Lees het citaat van ouderling Carlos E. Asay op p. 319 in het cursistenboek voor (staat ook op de meegeleverde dvd A). Vraag de cursisten wat ze volgens hen moeten doen om hun ‘kracht’ te behouden.

Vraag een cursist 3 Nephi 12:14 voor te lezen. Laat een zaklantaarn of lamp zien. Vraag de cursisten hoe heiligen der laatste dagen hun licht voor anderen kunnen laten schijnen.

Na de respons van de cursisten zet u een zaklantaarn of een niet-brandende kaars op tafel (denk eraan dat open vuur niet is toegestaan in kerkgebouwen). Vraag een cursist 3 Nephi 12:15 voor te lezen. Plaats iets, bv. een doos, over de zaklantaarn of niet-brandende kaars heen.

  • Wat zal er uiteindelijk met de vlam van de kaars gebeuren als de kaars wordt bedekt?

  • Hoe kunnen we bedoeld of onbedoeld ons licht verbergen?

Zie 3 Nephi 12:16.

  • Hoe kunnen we ons ‘licht zo laten schijnen’ zonder hoogmoedig te worden? (Zie ook 3 Nephi 18:24.)

3 Nephi 12:17–47. Jezus Christus is de Wetgever

Bereid voorafgaand aan de les vijf strookjes papier voor. Schrijf op elk van de strookjes een van de volgende schriftteksten en vragen:

  1. 3 Nephi 12:21–26. Hoe houdt toorn verband met schadelijke daden?

  2. 3 Nephi 12:27–30. Hoe houden onze gedachten verband met onze daden?

  3. 3 Nephi 12:33–37. In deze verzen leert de Heiland dat we ons altijd aan ons woord dienen te houden. Hoe kan een oneerlijk persoon oneerlijkheid uit zijn leven bannen?

  4. 3 Nephi 12:38–42. Wat kunnen de gevolgen zijn als iemand wraak neemt in reactie op andermans schadelijke woorden of daden?

  5. 3 Nephi 12:43–46. Hoe beïnvloedt het ons als we kwaad blijven op anderen?

Vraag een cursist 3 Nephi 12:19 voor te lezen.

  • Wie heeft de wet van Mozes gegeven?

Schrijf Jezus Christus is de Wetgever op het bord.

Leg uit dat de Heiland in 3 Nephi 12:21–47 aspecten van de wet van Mozes opnoemt zoals men die toentertijd begreep en daarna een hogere wet leert. Maak de cursisten duidelijk dat Hij, wanneer Hij bijvoorbeeld zegt: ‘Gij hebt gehoord dat er is gezegd’, of: ‘Er is geschreven’, een aspect van de wet van Mozes introduceert zoals men dat toen begreep. Als Hij zoiets zegt als: ‘Maar ik zeg u’, introduceert Hij een hogere wet.

Deel de klas op in vijf groepjes. Geef elk groepje een van de strookjes papier die u voorafgaand aan de les hebt gemaakt (zie bovenaan dit onderwijsidee). Vraag ze de schrifttekst samen te lezen en de bijbehorende vraag te bespreken. Sommigen van hen kunnen pp. 320–321 in het cursistenboek raadplegen. Vraag elk groepje een presentatie voor de klas voor te bereiden waarin ze:

  1. De schrifttekst voorlezen.

  2. De wet van Mozes in de tekst samenvatten.

  3. De vraag op het strookje beantwoorden.

  4. Aangeven wat we moeten doen om de hogere wet na te leven.

Geef in verband met vers 43 aan dat er in het Oude Testament geen versie van de wet van Mozes voorkomt, waarin mensen gezegd wordt hun naasten lief te hebben en hun vijanden te haten. (Dat was kennelijk iets dat na de tijd van Mozes in het huis van Israël is geslopen en nadien geaccepteerd werd als een filosofie die werd toegedicht aan de wet van Mozes.)

3 Nephi 12:48. We kunnen volmaakt worden

Laat een cursist 3 Nephi 12:48 voorlezen.

  • Hoe is het mogelijk dat we dit gebod onderhouden? (Verwijs de cursisten naar het citaat van president James E. Faust op p. 322 van het cursistenboek voor meer informatie.)

Vraag een cursist naar voren te komen. Leg uit dat in de volgende demonstratie de voorkant van het klaslokaal het punt voorstelt waar de cursist zich nu in zijn streven naar volmaaktheid bevindt en dat de achterkant van het lokaal volmaking voorstelt. Vraag de cursist een stap in de richting van de achterkant van het lokaal te nemen.

  • Is hij (of zij) al volmaakt?

  • Is de stap verspilde moeite omdat die hem (of haar) nog niet helemaal volmaakt heeft gemaakt?

  • Hoe zal hij (of zij) ooit de volmaaktheid bereiken?

Maak de cursisten duidelijk dat we stap voor stap voorwaarts moeten gaan als we ooit ons doel van volmaking willen bereiken. Ter samenvatting leest u de volgende uitspraak van de profeet Joseph Smith voor:

‘Als u een ladder opklimt, moet u onderaan beginnen en stap voor stap naar boven gaan totdat u de top bereikt; en dat geldt ook voor de beginselen van het evangelie — u moet met de eerste beginnen en doorgaan tot u alle beginselen van de verhoging hebt geleerd. Maar het zal nog lang duren nadat u door de sluier bent gegaan, voordat u ze hebt geleerd’ (History of the Church, 6:306–307).

Als u het gevoel hebt dat de cursisten meer bemoediging inzake het gebod van de Heiland om volmaakt te worden nodig hebben, kunt u hen het citaat van president Spencer W. Kimball op p. 322 in het cursistenboek laten lezen.

Tot besluit van deze bespreking maakt u de cursisten duidelijk dat we alleen volmaking kunnen bereiken als we geloof in Jezus Christus en zijn verzoening oefenen en tot Hem komen. Zelfs na alles wat we zelf hebben gedaan, zal dat niet genoeg zijn zonder de kracht van de verzoening. Terwijl u deze waarheid behandelt, kunt u de cursisten Moroni 10:32–33 en Leer en Verbonden 76:50–53, 69–70 laten lezen. Vraag de cursisten het verband uit te leggen tussen de genade van God en het bereiken van ons doel van volmaaktheid.

3 Nephi 13:1–6, 16–18. We dienen het evangelie om de juiste redenen na te leven

Zet de volgende tekstverwijzingen op het bord:

Vraag de cursisten elke tekst te lezen. Daarna zullen ze met elkaar praten over de betekenis van de teksten (wellicht wilt u uitleggen dat het woord aalmoes verwijst naar donaties, zoals geld of voedsel, om de armen te helpen.) Stel bij elke tekst de volgende vragen:

  • Welke waarschuwing gaf de Heiland over de manier waarop we aalmoezen geven (of de manier waarop we bidden of de manier waarop we vasten)?

  • Welke voorbeelden kunt u geven van hoe de armen op de juiste manier geholpen kunnen worden (of hoe er gebeden of gevast kan worden)?

Als u het gevoel hebt dat de cursisten willen doorpraten over de geboden om de juiste redenen onderhouden, kunt u ze vragen Moroni 7:6–9 en het citaat van ouderling Dallin H. Oaks op pp. 409–410 in het cursistenboek voor te lezen.

3 Nephi 13:7–13. De Heiland heeft ons de manier van bidden geleerd

Ter behandeling van de raad van de Heiland over hoe we moeten bidden, vraagt u de cursisten om de beurt een vers uit 3 Nephi 13:7–13 voor te lezen. Vraag de cursist na elk gelezen vers het beginsel of de beginselen uit dat vers in zijn of haar eigen woorden samen te vatten. Vraag daarna of misschien iemand anders opmerkingen of persoonlijke ervaringen heeft die verband houden met het vers.

3 Nephi 13:19–24. ‘Niemand kan twee heren dienen’

Zet het volgende citaat van president Marion G. Romney (1897–1988) van het Eerste Presidium op het bord (geciteerd uit ‘The Price of Peace’, Ensign, oktober 1983, p. 6):

‘Er zijn mensen die de Heer proberen te dienen zonder de duivel te ontstemmen.’ –Marion G. Romney

  • Wat denkt u dat deze uitspraak betekent?

  • In welke opzichten is deze uitspraak eender aan 3 Nephi 13:24?

Lees de volgende raad van president James E. Faust (1920–2007) voor:

‘Tegenwoordig proberen velen onder ons twee heren te dienen — de Heer en onze eigen zelfzuchtige belangen — zonder de duivel te ontstemmen. De invloed van God, onze eeuwige Vader, verzoekt ons dringend, overtuigt en inspireert ons om Hem te volgen. In tegenstelling tot de macht van Satan die ons ertoe aanzet Gods geboden niet te geloven en te negeren.

‘Ouderling [Marion G.] Romney [heeft verklaard]: “De gevolgen van de keuzes van de mens zijn van de alles-of-niets-soort. Aan de invloed van deze twee tegengestelde krachten valt niet te ontkomen. Of hij neemt de een of hij neemt de ander tot leidraad. Zijn van God gekregen keuzevrijheid stelt hem voor die keuze. Kiezen zal hij. Noch kan hij beiden tegelijkertijd dienen.”’ (‘Serving the Lord and Resisting the Devil’, Ensign, september 1995, pp. 2, 4; zie ook Conference Report, oktober 1962, p. 94).

3 Nephi 13:25–34. We behoren ‘eerst het koninkrijk van God en zijn gerechtigheid’ te zoeken

Leg uit dat de Heiland zijn aanwijzingen in 3 Nephi 13:25–34 tot zijn twaalf Nephitische discipelen richtte, die al hun tijd aan de kerk dienden te besteden. Alle leden van de kerk kunnen echter 3 Nephi 13:33 op hun leven toepassen.

Laat een cursist 3 Nephi 13:33 voorlezen.

  • Wat betekent dat voor u? (Laat verschillende cursisten antwoord geven.)

3 Nephi 14. Volgelingen van Jezus Christus horen en doen wat Hij zegt

Houd een steen in de ene hand en zand in de andere. Laat het zand door uw vingers glijden.

  • Op welke van deze twee materialen zou u liever uw huis bouwen? Waarom?

Laat een cursist na een korte bespreking 3 Nephi 14:24–27 voorlezen.

  • Welke twee dingen doen we volgens de Heiland als we wijs zijn?

  • Waarom zijn beide noodzakelijk als we het eeuwige leven willen beërven?

Zet het volgende op het bord:

De uitspraken van de Heiland in 3 Nephi 14

Zeg de cursisten alle acht teksten die u op het bord hebt gezet te lezen. Vertel ze dat elke tekst raad van de Heiland over bepaalde rechtschapen handelswijzen bevat. Als ze de tijd hebben gehad om de teksten te bestuderen, vraagt u hun de rechtschapen handelswijze vast te stellen die Jezus vergt van hen die Hem volgen. (De verzen 1–2: rechtvaardig oordelen; de verzen 3–5: zich concentreren op de eigen fouten in plaats van op andermans fouten; vers 6: respect tonen voor wat heilig is; de verzen 7–11: naar persoonlijke openbaring streven voor antwoord op vragen die we hebben; vers 12: anderen behandelen zoals wij zelf behandeld willen worden; de verzen 13–14: kiezen voor het evangeliepad, dat naar het eeuwige leven leidt; de verzen 15–20: ware profeten volgen; de verzen 21–23: Gods wil doen.)

Deel de klas op in acht groepjes. Draag elke groep op een korte presentatie te geven over een van de bovenstaande rechtschapen handelswijzen. De presentaties hoeven niet meer dan twee of drie minuten te duren. Elke presentatie kan onder andere bestaan uit:

  1. Aangeven welke rechtschapen handelswijze wordt besproken.

  2. Een tekst uit een van de standaardwerken die meer licht werpt op de besproken handelswijze.

  3. Een actueel voorbeeld over het belang van deze rechtschapen handelswijze.

  4. Een persoonlijk getuigenis over de rechtschapen handelswijze en de zegeningen die ons ten deel vallen als we die toepassen.

Terwijl de groepjes hun presentatie geven, zet u de rechtschapen handelswijzen op het bord. Als het niet praktisch is om die op het bord te zetten, maakt u vooraf een poster die u op dit punt in de les laat zien.

Vraag iedere cursist een van de rechtschapen handelswijze uit te kiezen om aan te werken. U kunt de cursisten de tijd geven om hun gedachten in een schrift op te schrijven over hoe zij zich erin willen verbeteren.

Ter afronding van het voorgaande onderwijsidee of de gehele les kunt u eventueel het slot van Jezus’ leerrede in 3 Nephi 14:24–27 voorlezen of, als deze verzen al een keer zijn voorgelezen, opnieuw voorlezen. Geef aan wat het volgens u betekent om op een vast fundament te bouwen. Moedig de cursisten aan de raad van de Heiland op te volgen door die te horen en te doen (zie vers 24). U kunt de cursisten ook vragen om ‘Ik ben een kind van God’ te zingen (lofzang 195), als herinnering aan waarom we de beginselen in deze leerrede willen naleven.

3 Nephi 14:6. We dienen zorgvuldig om te gaan met ‘hetgeen heilig is’

Vraag de cursisten wat de symboliek in 3 Nephi 14:6 betekent. Laat de cursisten een kruisverwijzing maken van 3 Nephi 14:6 en Leer en Verbonden 63:64. Leg uit dat ‘hetgeen heilig is’ (3 Nephi 14:6) alles van een bijzonder geestelijk karakter is, zoals een antwoord op gebed, een priesterschapszegen, persoonlijke openbaring, een heilige ervaring enzovoort.

  • Welk gevaar schuilt er in praten over heilige ervaringen met personen die ze niet kunnen of willen begrijpen?

  • Hoe kan de raad in Leer en Verbonden 63:64 verband houden met heilige ervaringen doorvertellen?

3 Nephi 14:12. De ‘gulden regel’

Lees 3 Nephi 14:12, die bekend is als de gulden regel.

  • Hoe weerspiegelt de gulden regel andere beginselen in de leerrede van de Heiland?

Geef de cursisten de gelegenheid ervaringen te vertellen wanneer zij baat hebben gehad bij dit beginsel.