Seminarie
Les 154: Leer en Verbonden 138:1–24, 38–50


Les 154

Leer en Verbonden 138:1–24, 38–50

Inleiding

Op 3 oktober 1918, in het Beehive House in Salt Lake City (het huis waar president Brigham Young als president van de kerk had gewoond), ontvangt president Joseph F. Smith het visioen dat in Leer en Verbonden 138 staat. In dat visioen ziet president Smith dat de Heiland, tussen de tijd van zijn dood en opstanding, de rechtschapen geesten in het paradijs diende, die op de verlossing van de banden van de dood hadden gewacht. Dit is de eerste van twee lessen over Leer en Verbonden 138.

Lessuggesties

Leer en Verbonden 138:1–11

President Joseph F. Smith denkt over de Schriften en de verzoening van Jezus Christus na

Laat de cursisten over het heilsplan nadenken en wat er na de dood met de geest en het lichaam gebeurt.

  • Wat gebeurt er na de dood met onze geest en ons lichaam? Waar gaat onze geest naartoe?

  • Hoe ziet de geestenwereld er volgens jullie uit?

Leg uit dat president Joseph F. Smith, de zesde president van de kerk, een openbaring over de geestenwereld ontving. Vraag een cursist de inleiding tot Leer en Verbonden 138 voor te lezen. Laat de klas meelezen en opzoeken wat president Smith in de maanden vóór de algemene oktoberconferentie in 1918 meemaakte. Vraag ze naar hun bevindingen.

Vertel dat president Joseph F. Smith toen het verlies van zijn zoon, Hyrum Mack Smith, betreurde, die lid van het Quorum der Twaalf Apostelen was. Ouderling Smith was eerder dat jaar op 45-jarige leeftijd aan een acute blindedarmontsteking overleden.

Vraag een cursist Leer en Verbonden 138:1–4 voor te lezen. Laat de klas meelezen en de leerstelling opzoeken waar president Joseph F. Smith op 3 oktober 1918 alleen in zijn kamer over nadacht.

  • Over welke leerstelling dacht president Smith na? (Als de cursisten antwoord hebben gegeven, zet u deze leerstelling op het bord: Door de verzoening van Jezus Christus, en door gehoorzaamheid aan de beginselen van het evangelie, kunnen alle mensen worden verlost.)

Vraag een cursist Leer en Verbonden 138:5 voor te lezen. Laat de klas meelezen en opzoeken wat president Smith gebeurde toen hij over de verzoening nadacht.

  • Wat kwam er in de gedachten van president Smith toen hij over de verzoening van Jezus Christus nadacht?

Vraag de cursisten of ze ooit de ingeving hebben gekregen om bepaalde teksten te lezen als ze over een aspect van het evangelie nadachten. Laat ze daar iets over vertellen.

Vraag een cursist Leer en Verbonden 138:6–10 voor te lezen. Laat de klas meelezen en de leringen opzoeken waar president Smith aan moest denken. Vraag ze naar hun bevindingen. Leg dan uit dat president Smith een visioen kreeg waardoor wij beter kunnen begrijpen wat Petrus over de geestenwereld heeft gezegd.

Laat de cursisten Leer en Verbonden 138:11 doorlezen en opzoeken wat president Smith zag toen hij over de Schriften nadacht. Vraag de cursisten naar hun bevindingen.

Leg uit dat de cursisten, voordat ze meer over het visioen van president Smith leren, nota moeten nemen van de procedure voor het ontvangen van openbaring die hij beschreef: toen hij over de Schriften nadacht, dacht hij aan de verzoening en aan de liefde van onze hemelse Vader en Jezus Christus voor alle mensen. Door die gedachten werd hij aan de woorden van Petrus herinnerd. Toen hij vervolgens over de woorden van Petrus nadacht, ‘werden de ogen van [zijn] begrip geopend’, rustte de Heilige Geest op hem en zag hij de geestenwereld.

  • Hoe kunnen we ons volgens president Joseph F. Smith voorbereiden om openbaring te ontvangen? (De cursisten kunnen verschillende woorden gebruiken, maar moeten dit beginsel goed begrijpen: als we de Schriften bestuderen en overpeinzen, bereiden we ons voor om openbaring te ontvangen. U kunt de cursisten aanmoedigen om die definitie naast vers 11 in hun Schriften te noteren.)

  • Hoe kunnen we voor openbaring in aanmerking komen als we de Schriften bestuderen en overpeinzen?

Laat een cursist het volgende citaat van ouderling D. Todd Christofferson van het Quorum der Twaalf Apostelen voorlezen. (Geef de cursisten zo mogelijk een kopie van dat citaat zodat ze kunnen meelezen.) Laat de cursisten opletten hoe we volgens ouderling Christofferson de Schriften moeten bestuderen:

Afbeelding
Ouderling D. Todd Christofferson

‘Als ik “bestuderen” zeg, bedoel ik meer dan lezen. […] Ik zie soms dat jullie enkele teksten lezen, erover nadenken, ze zorgvuldig herlezen, de betekenis ervan overwegen, om begrip bidden, in gedachten vragen stellen, op inspiratie van de Geest wachten, en de indrukken en inzichten opschrijven zodat je ze kunt onthouden en meer kunt leren.’ (‘Als gij eenmaal tot bekering gekomen zijt’, Liahona, mei 2004, 11.)

  • Wanneer hebben jullie dat voorbeeld bij je Schriftstudie gevolgd? Wat voor invloed heeft die methode gehad?

Moedig de cursisten aan om een doel te stellen en volgens de manier van ouderling Christofferson over de Schriften na te denken.

Leer en Verbonden 138:12–24, 38–50

Joseph F. Smith ziet dat de rechtschapen doden op hun opstanding wachten

Deel de cursisten op in groepjes van twee. Laat ze de volgende vraag in hun groepje bespreken:

  • Welke toekomstige gebeurtenis kijken jullie het meest naar uit? Waarom?

Vraag enkele cursisten na verloop van tijd iets over hun bevindingen te vertellen. Leg uit dat toen president Joseph F. Smith in een visioen de geestenwereld zag, hij een grote groep geesten zag.

Laat een cursist Leer en Verbonden 138:12–13 voorlezen. Laat de klas meelezen en de beschrijving opzoeken van de geesten die daar waren.

  • Hoe beschreef president Smith de geesten die hij zag?

Laat de cursisten Leer en Verbonden 138:38–49 doorlezen en de namen opzoeken van sommige geesten die daar waren. (U kunt de cursisten aanmoedigen om deze namen in hun Schriften te markeren.) Vraag de cursisten welke namen ze hebben gevonden.

  • Waarop wachtten die geesten volgens vers 49? (Op hun bevrijding.)

Vraag een cursist Leer en Verbonden 138:14–16, 50 voor te lezen. Laat de klas meelezen en opzoeken waarom deze rechtvaardige geesten met vreugde en blijdschap vervuld waren.

  • Waarom waren die rechtvaardige geesten met vreugde en blijdschap vervuld? (‘Omdat de dag van hun bevrijding nabij was’ [vers 15]. Met andere woorden, ze wisten dat ze op korte termijn door de verzoening van Jezus Christus zouden herrijzen.)

  • Waarom zou de hereniging van hun lichaam en geest een bevrijding voor deze rechtvaardige geesten zijn geweest?

Laat een cursist Leer en Verbonden 138:17 voorlezen en laat de klas de zegeningen opzoeken die de rechtvaardigen ontvangen als hun lichaam en geest herenigd worden. U kunt de cursisten aansporen om hun bevindingen te markeren.

  • Wat kunnen we ontvangen als we zijn herrezen? (Een volheid van vreugde.)

  • Wat kunnen we van Leer en Verbonden 138:14–17, 50 over de bevrijding van de lichamelijke dood leren? (De cursisten kunnen verschillende leerstellingen en beginselen noemen, maar zorg ervoor dat ze deze twee leerstellingen goed begrijpen: door de genade van God de Vader en Jezus Christus worden we van de banden van de dood bevrijd, en door de opstanding kunnen we een volheid van vreugde ontvangen. U kunt deze leerstellingen op het bord zetten.)

Laat een cursist het volgende citaat van ouderling David A. Bednar van het Quorum der Twaalf Apostelen voorlezen. over de noodzaak en zegeningen van een stoffelijk lichaam. Laat de klas opletten waarom een stoffelijk lichaam zo belangrijk is in het plan van onze hemelse Vader om ons een volheid van vreugde te bieden.

Afbeelding
Ouderling David A. Bednar

‘Ons stoffelijk lichaam zorgt dat we ervaringen kunnen opdoen die we in ons voorsterfelijk bestaan nooit in die omvang of intensiteit konden hebben. Onze relaties met andere mensen, en ons vermogen om waarheid te herkennen en ernaar te leven, en gehoorzaam te zijn aan de beginselen en verordeningen van het evangelie van Jezus Christus, worden door ons stoffelijk lichaam versterkt. […]

‘Onze Vader heeft zijn plan ontwikkeld om zijn kinderen leiding te geven, hun geluk te bevorderen en ze veilig naar hun hemels huis te loodsen met een herrezen, verheerlijkt lichaam.’ (‘Wij geloven kuis te moeten zijn’, Liahona, mei 2013, 41, 43.)

  • Waarom hebben we een stoffelijk lichaam nodig om een volheid van vreugde te ontvangen?

Om iets aan de antwoorden van de cursisten toe te voegen, kunt u uitleggen dat een volheid van vreugde de vreugde is die onze hemelse Vader ervaart. Onze hemelse Vader heeft een tastbaar lichaam van vlees en beenderen (zie LV 130:22). Als ons lichaam en onze geest gescheiden worden, kunnen wij niet zoals Hij een volheid van vreugde ontvangen (zie LV 93:33–34). Als onze geest en ons lichaam onafscheidelijk verbonden zijn – als we zijn herrezen – kunnen we uiteindelijk net als onze hemelse Vader worden en een volheid van vreugde ontvangen.

Leg uit dat de rechtvaardigen in de geestenwereld op de komst van de Zoon van God wachtten om hen te bevrijden en hen tot hun ‘volmaakte gestalte’ te herstellen (LV 138:16–17). Laat de cursisten zich voorstellen wat er op aarde gebeurde toen deze rechtschapen geesten bijeen waren. Door zijn lijden in Gethsémané en aan het kruis bracht Jezus Christus voor alle kinderen van onze hemelse Vader de verzoening tot stand. Sommige rechtschapen geesten in de geestenwereld hadden al duizenden jaren op hun bevrijding gewacht. Het zoenoffer van Jezus Christus omvatte de verlossing van hun zonden en de bevrijding van de lichamelijke dood.

Vraag een cursist Leer en Verbonden 138:18–19 voor te lezen. Laat de klas meelezen en zich voorstellen hoe de gebeurtenis in deze verzen moet zijn geweest.

  • Hoe zou de verschijning van Jezus Christus in de geestenwereld zijn geweest voor de geesten die Hij bezocht?

  • Wat legde de Heiland aan die geesten uit?

  • Als jullie de Heiland in de geestenwereld hadden gehoord, hoe zou je dan hebben gereageerd op Hem die zojuist de verzoening voor jou tot stand had gebracht? (U kunt de cursisten over deze vraag laten nadenken, zonder die hardop te beantwoorden.)

Vraag een cursist Leer en Verbonden 138:23–24 voor te lezen. Laat de klas meelezen en opzoeken hoe de rechtschapen geesten op het bezoek van de Heiland reageerden. Vraag de cursisten naar hun bevindingen.

Wijs op de eerste leerstelling op het bord: Door de verzoening van Jezus Christus en door gehoorzaamheid aan de beginselen van het evangelie, kunnen alle mensen worden verlost. Leg uit dat als de cursisten verdergaan met hun studie van Leer en Verbonden 138 zij zullen leren dat onze hemelse Vader ervoor heeft gezorgd dat al zijn kinderen baat bij de verzoening van de Heiland kunnen hebben.

Toelichting en achtergrondinformatie

Leer en Verbonden 138. De persoonlijke context van president Joseph F. Smith

Tussen 1869 en 1918 heeft president Joseph F. Smith zelf het hartzeer en verdriet moeten ondergaan die met het overlijden van familieleden gepaard gaat. Hij heeft een vrouw en dertien kinderen moeten begraven, waarvan er negen als kind zijn overleden. President Smith heeft het volgende in een brief aan zijn vrouw Edna geschreven toen zijn eerstgeboren kind, Mercy Josephine, dat nog geen drie jaar oud was, overleed.

Afbeelding
President Joseph F. Smith

‘Ik durf bijna niet te schrijven, want mijn hart doet zo zeer, en mijn verstand is in de war. Als ik mor, moge God mij dan vergeven, want mijn ziel is diep bedroefd en mijn hart is gebroken. Ik ben troosteloos, mijn huis lijkt troosteloos en bijna somber, toch zijn mijn gezin en mijn baby daar. Toch voel ik dat de zachte, zoete en sterke band die me met thuis en de aarde verbindt, is gebroken. Mijn kindje, mijn eigen lieve kindje, Dodo, is er niet meer! Ik kan het bijna niet geloven en mijn hart vraagt zich af is het echt waar? Ik kijk tevergeefs, ik luister, geen enkel geluid, ik loop door de kamers, die allemaal leeg zijn, troosteloos en verlaten. Ik kijk op het tuinpad, rond het huis, hier en daar om een glimp op te vangen van een klein, gouden, zonnig hoofdje met roze wangen. Maar nee, helaas, geen geluid van kleine voetstappen. Geen kleine, donkere ogen die glimmen van liefde voor papa. Geen lief, nieuwsgierig stemmetje dat duizenden vragen stelt en leuke dingen vertelt en vrolijk babbelt. Geen zachte handjes om mijn nek, geen lieve, roze lipjes die mij met kinderlijke onschuld kussen, maar een leeg stoeltje. Haar speelgoed en kleding zijn opgeborgen, en er is alleen die ene troosteloze gedachte die zo zwaar op mijn hart drukt – ze is er niet meer, ze is weg! Maar komt ze niet terug? Ze kan me niet lang achterlaten, waar is ze? Ik ben bijna door het dolle heen. O, alleen God weet hoeveel ik van mijn meisje hield, dat zij het licht en de vreugde van mijn hart was.

Ik was de hele nacht op met haar, zoals elke nacht. En de ochtend dat zij stierf zei ik tegen haar: ‘Mijn kleine meisje heeft de hele nacht niet geslapen.’ Zij schudde haar hoofd en zei: ‘Maar vandaag slaap ik wel, papa.’ O, wat drukten die woorden op mijn hart. Ook al wilde ik het niet geloven, ik wist door een andere stem dat het de slaap van de dood betekende, en ze sliep inderdaad in. Het licht in mijn hart ging uit. Het beeld van de hemel dat in mijn hart was gegrift, was bijna vertrokken.’ (Joseph Fielding Smith, Life of Joseph F. Smith [1938], 455–456.)