Seminarie
Les 109: Leer en Verbonden 104


Les 109

Leer en Verbonden 104

Inleiding

In het voorjaar van 1834 heeft de kerk financiële problemen. Geldinzamelingsacties leveren niets op. In maart 1832 richten de leiders van de kerk in Ohio een organisatie met de naam de Verenigde Firma op. Het doel is de commerciële ondernemingen van de kerk op zo’n manier te beheren dat ze de vestiging van Zion en het zorgen voor de armen ten goede komen (zie LV 78). Joseph Smith en enkele anderen komen in april 1832 met de leiders van de kerk in Missouri samen. Ze richten een tak van de Verenigde Firma in Jackson County op (zie LV 82). Deze twee takken – de ene in Ohio, de andere in Missouri – zijn twee jaar lang actief. In een vergadering op 10 april 1834 besluiten de leden van de firma de organisatie op te heffen. Joseph Smith ontvangt echter twee weken later de openbaring dat de firma in plaats daarvan moet worden gereorganiseerd. ‘De eigendommen moesten in de vorm van rentmeesterschappen onder de leden van de orde worden verdeeld’ (inleiding van LV 104). Op aanwijzing van Joseph Smith wordt de term ‘Verenigde Firma’ in deze openbaring later door ‘verenigde orde’ vervangen. De Heer geeft de leiders van de kerk ook raad over hun schulden. Hij leert de leden van de kerk hoe ze voor de armen moeten zorgen.

Lessuggesties

Leer en Verbonden 104:1–18

De Heer geeft instructies inzake de verenigde orde

Plaats een zwaar voorwerp (zoals een dik boek of een grote steen) vooraan in het klaslokaal. Vraag een cursist om het voorwerp met één vinger op te tillen. Dit moet moeilijk of onmogelijk zijn, maar laat de cursist het proberen. Sta de cursist vervolgens toe de hulp van andere cursisten in te roepen. De cursisten die meehelpen, moeten beloven dat ze blijven helpen tot het voorwerp opgetild is. Zij mogen ook maar één vinger gebruiken. Laat de eerste cursist nog meer medecursisten uitnodigen totdat ze het voorwerp kunnen optillen.

  • Wat was er nodig om het zware voorwerp op te tillen? (Mogelijke antwoorden: teamwork, eenheid enzovoort.)

Leg uit dat financiële problemen in de begintijd een zware last voor de kerk vormden. De Heer droeg de leiders van de kerk in maart en april 1832 op de Verenigde Firma op te richten. De leden van de firma sloten een verbond om samen te werken en verantwoordelijk te zijn voor de handels- en uitgeversondernemingen van de kerk. Daarmee wilden ze de schuld van de kerk verminderen, voor de armen zorgen en het werk van de Heer bevorderen. Oorspronkelijk heette deze organisatie de Verenigde Firma (zie de inleiding van afdeling 78, 82 en 104 van de Leer en Verbonden [uitgave 2015]). Vanwege schulden moesten de leiders van de kerk in het voorjaar van 1834 opheffing van de firma overwegen. De profeet Joseph Smith ontving op 23 april 1834 de openbaring in Leer en Verbonden 104. Daarin openbaarde de Heer wat er met de Verenigde Firma en haar eigendommen moest gebeuren.

Laat een cursist de inleiding van Leer en Verbonden 104 voorlezen. Laat de klas meelezen en opletten wat de leiders van de kerk in opdracht van de Heer met de Verenigde Firma moesten doen. (Leg uit dat Joseph Smith later aangaf dat de term ‘Verenigde Firma’ in de gepubliceerde openbaring door ‘verenigde orde’ vervangen moest worden.) Vraag de cursisten naar hun bevindingen.

Laat een cursist Leer en Verbonden 104:1–4 voorlezen. Laat de klas meelezen en naar een van de redenen voor de problemen van de verenigde orde zoeken. 

  • Wat hadden sommige leiders vanwege hebzucht verbroken?

Herinner de cursisten aan het voorbeeld in het begin van de les. Vraag wat er gebeurd zou zijn als sommige cursisten beloofd hadden te helpen maar dan van gedachte veranderden terwijl ze het voorwerp aan het optillen waren.

Vat Leer en Verbonden 104:5–10 samen. Leg uit dat de Heer besloot dat wie het verbond inzake de verenigde orde verbraken, vervloekt en van de kerk afgesneden zouden worden (zie ook LV 78:11–12; 82:11–21).

Laat de cursisten Leer en Verbonden 104:11–13 doorlezen en opletten wat ieder lid van de verenigde orde volgens de Heer moest ontvangen. Vraag de cursisten naar hun bevindingen. Leg zo nodig uit dat een rentmeester verantwoordelijk voor eigendom van iemand anders is.

  • Waarom stelde de Heer volgens de verzen 12–13 ieder lid van de verenigde orde als rentmeester verantwoordelijk?

Laat een cursist Leer en Verbonden 104:14 voorlezen. Laat de klas meelezen en opletten wie werkelijk eigenaar van het eigendom van de verenigde orde was.

  • Wie was de werkelijke eigenaar van het eigendom dat aan de leden van de verenigde orde gegeven zou worden? (Nadat de cursisten geantwoord hebben, schrijft u het volgende op het bord: De Heer heeft de aarde geschapen en alles erop is van Hem.)

  • Welke invloed heeft dit op hoe je met je bezittingen omspringt?

Laat de cursisten Leer en Verbonden 104:15–18 doorlezen. Vraag hoe de Heer zijn rentmeesters de dingen van de aarde wilde laten gebruiken.

  • Hoe wil de Heer dat er voor zijn heiligen gezorgd wordt?

  • Wat betekent ‘opdat de armen verhoogd zullen worden, doordat de rijken verlaagd worden’?

Laat ter verduidelijking het volgende citaat van ouderling Joseph B. Wirthlin van het Quorum der Twaalf Apostelen voorlezen:

Afbeelding
Ouderling Joseph B. Wirthlin

‘De wijze van de Heer bestaat uit mensen helpen om zichzelf te helpen. De armen worden verhoogd omdat ze werken voor de tijdelijke hulp die ze krijgen. Zij leren juiste beginselen en kunnen zich zo van armoede tot zelfredzaamheid opwerken. De rijken worden verlaagd omdat ze zich nederig opstellen en royaal aan de hulpbehoevenden geven.’ (‘Inspired Church Welfare’, Ensign, mei 1999, 77.)

  • Wat staat er in de verzen 17–18 over onze plicht om anderen te helpen? (Het volgende beginsel is mogelijk als antwoord: we horen anderen te helpen met wat de Heer ons gegeven heeft. Zet dit beginsel op het bord.)

Wijs de cursisten erop dat ‘de armen en behoeftigen’ niet alleen mensen zijn die financiële hulp nodig hebben. Ook wie geestelijke, emotionele, mentale en sociale hulp nodig hebben, vallen daaronder. Zo is onze overvloed ook niet tot geld of materiële bezittingen beperkt. Onze overvloed houdt tevens onze tijd, talenten, kennis, vaardigheden en ons getuigenis in.

  • Waarom is het belangrijk dat we met onze overvloed anderen helpen?

  • Hoe kunnen we anderen op de wijze van de Heer van dienst zijn?

Laat de cursisten overdenken hoe ze de armen en behoeftigen tot steun zijn. Vraag ze een doel op te schrijven hoe ze een hulpbehoevende gaan helpen met wat de Heer ze gegeven heeft.

Leer en Verbonden 104:19–77

De Heer geeft instructies inzake de verenigde orde, rentmeesterschappen en de schatkamer

Vat Leer en Verbonden 104:19–53 samen. Leg uit dat de Heer instructies over het rentmeesterschap van de leden van de verenigde orde gaf. Schrijf het volgende op het bord: Leer en Verbonden 104:23, 25, 31, 33, 35, 38, 42, 46. Laat de cursisten deze verzen doorlezen en letten op een patroon in de beloften die de Heer aan ieder lid van de orde gaf. Vraag de cursisten naar hun bevindingen.

Vraag de cursisten welke woorden of zinsneden in deze verzen herhaald worden. Wijs erop dat de zinsnede ‘voor zoverre’ ‘zolang’ of ‘op voorwaarde dat’ betekent.

  • Hoe blijkt uit die zinsnede dat onze gehoorzaamheid van invloed is op de zegeningen die we ontvangen?

Schrijf op het bord: Voor zoverre wij nederig en getrouw zijn, zal de Heer …

Vraag de cursisten hoe ze dit beginsel zouden aanvullen. (Maak het beginsel op het bord met hun woorden af. Bijvoorbeeld: Voor zoverre wij nederig en getrouw zijn, zal de Heer onze zegeningen vermenigvuldigen.)

  • Wanneer heb je gemerkt dat iemand gezegend werd omdat hij of zij de door God gegeven taken trouw vervulde?

Laat de cursisten overdenken hoe zij de taken die de Heer hun geeft trouw kunnen vervullen.

Vat Leer en Verbonden 104:54–77 samen. Leg uit dat de Heer instructies gaf voor het oprichten van schatkamers om het geld te bewaren dat voor de kerk gebruikt zou worden. Denk bijvoorbeeld aan het drukken van de Schriften.

Leer en Verbonden 104:78–86

De Heer geeft de kerkleiders instructies inzake de schulden van de verenigde orde

Laat de cursisten nadenken of ze ooit iets te doen kregen wat ze onmogelijk leek. Laat een paar cursisten daarover vertellen.

Leg uit dat de verenigde orde bij het uitvoeren van de opdrachten van de Heer een grote schuld had opgelopen. Een aantal gebeurtenissen had ervoor gezorgd dat de orde haar leningen niet kon afbetalen. Een bende vernielde bijvoorbeeld de drukpers in Jackson County (Missouri). Dat droeg bij tot aanhoudende financiële problemen. Ook verhinderden benden de heiligen ervan het voorraadhuis in Independence te gebruiken.

Laat een cursist Leer en Verbonden 104:78 voorlezen. Laat de klas meelezen en letten op de instructie van de Heer aangaande de schulden van de kerk.

  • Wat droeg de Heer de leden van de verenigde orde op?

Wijs erop dat de schulden afbetalen misschien onmogelijk leek, maar dat de Heer instructies gaf om te helpen. Teken twee kolommen op het bord en schrijf er ALS en DAN boven. Laat een cursist Leer en Verbonden 104:80–82 voorlezen. Laat de helft van de klas meelezen en opletten wat de Heer de leden van de orde opdroeg zodat ze op zijn hulp bij de afbetaling van hun schulden konden rekenen. Laat de andere helft meelezen en letten op de beloofde hulp van de Heer bij het afbetalen van hun schulden. Laat de eerste groep hun antwoorden op het bord onder ‘ALS’ zetten. Laat de tweede groep hun antwoorden onder ‘DAN’ noteren.

  • Welk beginsel leren we uit Leer en Verbonden 104:80–82? (De strekking van de antwoorden van de cursisten dient het volgende te omvatten: als we nederig en getrouw zijn en de Heer om hulp vragen, helpt Hij ons te doen wat Hij van ons vraagt.)

  • Welke moeilijke opdrachten geeft de Heer de leden van de kerk in deze tijd? Welke rol spelen nederigheid, getrouwheid en gebed in het volbrengen van wat de Heer van jullie vraagt?

  • Ken je iemand uit de Schriften die een goed voorbeeld van het beginsel in de verzen 80–82 is? Ken je iemand die daar in deze tijd een goed voorbeeld van is?

Laat de cursisten in hun Schriftendagboek of aantekenschrift noteren hoe ze nederiger, getrouwer of gebedsvoller kunnen worden. De Heer kan ze dan helpen om te volbrengen wat Hij van ze vraagt.

Toelichting en achtergrondinformatie

Leer en Verbonden 104:15–18. Onze plicht om voor de armen en behoeftigen te zorgen

President Marion G. Romney van het eerste Presidium heeft het volgende gezegd over de zegeningen die we ontvangen als we voor de armen en behoeftigen zorgen:

Afbeelding
President Marion G. Romney

‘De Heer zou de [president van de kerk] eenvoudigweg kunnen vertellen waar er olie of kostbaar metaal ontgonnen kan worden. Dan zouden we die laten ontginnen en in rijkdom zwemmen – en in rijkdom rechtstreeks naar de hel zwemmen. Nee, de Heer heeft ons niet echt nodig om voor de armen te zorgen, maar wij hebben die ervaring nodig. Want alleen door leren voor elkaar te zorgen, ontwikkelen we de nodige christelijke liefde en instelling om tot Hem terug te keren.’ (‘Living Welfare Principles’, Ensign, november 1981, 92.)

Leer en Verbonden 104:16. De wijze van de Heer om voor de heiligen te zorgen

President Dieter F. Uchtdorf van het Eerste Presidium heeft het volgende gezegd over de wijze van de Heer om voor de heiligen te zorgen:

Afbeelding
President Dieter F. Uchtdorf

‘Er zijn in de wereld veel goede mensen en organisaties die proberen te voorzien in de dringende behoeften van de armen en behoeftigen overal. Wij zijn hier dankbaar voor, maar de wijze waarop de Heer voor de behoeftigen zorgt, verschilt van de wijze waarop de wereld dit doet. De Heer heeft gezegd: “Het moet wél gebeuren op mijn eigen wijze” [LV 104:16]. Hij is niet alleen geïnteresseerd in onze onmiddellijke behoeften; Hij is ook bezorgd om onze eeuwige vooruitgang. Daarom heeft de wijze van de Heer altijd niet alleen zorg voor de armen omvat, maar ook zelfredzaamheid en dienstbaarheid.’ (‘Op ’s Heren eigen wijze’, Liahona, november 2011, 54.)

Afbeelding
President Marion G. Romney

President Marion G. Romney van het Eerste Presidium heeft het volgende gezegd over het hogere doel van de wijze van de Heer: ‘De hoofdzaak van hulp aan de armen door de kerk is niet hun behoeften tijdelijk verlichten, maar hun eeuwig heil tot stand brengen.’ (‘The Role of Bishops in Welfare Services’, Ensign, november 1977, 81.)