Seminarie
Les 115: Leer en Verbonden 137


Les 115

Leer en Verbonden 137

Inleiding

De profeet Joseph Smith komt op 21 januari 1836 in de bovenkamer van de bijna voltooide Kirtlandtempel bijeen met zijn raadgevers in het Eerste Presidium, de bisschappen uit Kirtland en Missouri, zijn vader en zijn griffier. Deze mannen bedienen die dag verordeningen ter voorbereiding op de inwijding van de tempel. De profeet krijgt bij die gelegenheid een visioen van het celestiale koninkrijk. Hij hoort de Heer verklaren hoe Hij mensen zal oordelen die zonder kennis van het evangelie sterven. Warren Parrish, Joseph Smiths griffier in die tijd, tekent het visioen in het dagboek van de profeet op. Het verslag van dit visioen is later ten dele in de Leer en Verbonden als afdeling 137 opgenomen.

Lessuggesties

Leer en Verbonden 137:1–6

Joseph Smith ziet een visioen van het celestiale koninkrijk

Laat de cursisten over de volgende vragen nadenken. (U kunt de cursisten vragen hun antwoorden in hun aantekenschrift of Schriftendagboek te noteren.)

  • Welke mensen zijn voor jullie het belangrijkst? Waarom betekenen ze veel voor je?

Als de cursisten voldoende tijd hebben gehad om na te denken, vraagt u of enkelen hun antwoorden aan de klas willen vertellen.

  • Waarom zou het je goed doen als je weet dat de mensen van wie je houdt de kans krijgen om in het celestiale koninkrijk te wonen?

Leg uit dat Leer en Verbonden 137 Joseph Smiths beschrijving bevat van een visioen waarin hij het celestiale koninkrijk zag. Hij noemt enkele mensen die hij daar zag. Laat de cursisten in de inleiding van Leer en Verbonden 137 over de historische achtergrond van deze openbaring lezen.

Laat een cursist Leer en Verbonden 137:1–4 voorlezen. Laat de klas meelezen en letten op woorden en zinsneden die het celestiale koninkrijk beschrijven. Vraag de cursisten naar hun bevindingen.

Laat een cursist Leer en Verbonden 137:5–6 voorlezen. Laat de klas meelezen en nagaan wie Joseph Smith in het celestiale koninkrijk zag.

  • Wie zag Joseph Smith in het celestiale koninkrijk? (Onze hemelse Vader, Jezus Christus, Adam, Abraham, Josephs moeder en vader, en Josephs broer Alvin. Wijs erop dat Josephs vader en moeder op dat moment nog in leven waren. Zijn vader was ten tijde van dit visioen zelfs bij hem in de kamer. Daaruit blijkt dat dit visioen niet over de mensen ging die al in het celestiale koninkrijk waren, maar die er uiteindelijk zouden zijn.)

  • Waarom was Joseph volgens vers 6 verwonderd dat hij zijn broer Alvin in het toekomstige celestiale koninkrijk zag?

Laat een cursist het volgende citaat voorlezen om de cursisten duidelijk te maken wat dit visioen voor Joseph Smith persoonlijk betekende:

Joseph Smith hield van zijn oudste broer, Alvin, en bewonderde hem. Alvin hield ook van Joseph. Hij steunde Joseph in zijn voorbereidingen om de gouden platen van de engel Moroni in ontvangst te nemen. Alvin werd in november 1823 op 25-jarige leeftijd ernstig ziek. Alvin ging zienderogen achteruit en gaf Joseph op zijn sterfbed nog de volgende raad: ‘Ik wil dat je je best doet en alles doet wat je kunt om de kronieken te krijgen. Volg instructies nauwkeurig op en houd je aan elk gebod dat je gekregen hebt.’ (Geciteerd in Leringen van kerkpresidenten: Joseph Smith [2007], 433; zie ook De geschiedenis van de kerk in de volheid der tijden, 2e uitgave [lesboek kerkelijke onderwijsinstellingen], 2003], 41–42.)

Alvins dood deed de familie Smith veel verdriet. Een presbyteriaanse predikant in Palmyra (New York) leidde Alvins begrafenisdienst. ‘Daar Alvin niet tot de kerkgemeente van deze predikant had behoord, beweerde deze in zijn preek dat Alvin niet te redden was. Josephs jongere broer William vertelde daar later over: “[De predikant] suggereerde overduidelijk dat [Alvin] naar de hel gegaan was, want Alvin was geen kerklid. Maar hij was een goede jongen en het beviel mijn vader helemaal niet.”’ (Geciteerd in Leringen van kerkpresidenten: Joseph Smith, 433, 435.)

Afbeelding
Grafsteen van Alvin Smith

Grafsteen van Alvin Smith, de oudste broer van de profeet Joseph Smith.

Laat de cursisten denken aan de gevoelens die Joseph mogelijk had toen hij Alvin in het celestiale koninkrijk zag.

Leer en Verbonden 137:7–10

De Heer openbaart hoe Hij mensen oordeelt die zonder kennis van het evangelie sterven

Zet de volgende vraag op het bord: Waarom zou Alvin het celestiale koninkrijk mogen betreden terwijl hij zich op aarde niet had laten dopen?

Laat een cursist Leer en Verbonden 137:7–8 voorlezen. Laat de klas meelezen en opletten hoe de vraag op het bord hiermee te beantwoorden valt.

  • Welke antwoorden op de vraag op het bord openbaarde de Heer aan Joseph Smith? (De cursisten dienen het volgende aan te geven: allen die gestorven zijn zonder kennis van het evangelie, maar het aangenomen zouden hebben als ze het gehoord hadden, zullen het celestiale koninkrijk beërven.)

  • Hoe kan deze leerstelling troost bieden aan wie dierbaren hebben die zonder kennis van het evangelie overleden zijn?

Leg uit dat de Heer Leer en Verbonden 137:7–8 openbaarde voordat Hij het beginsel van doop voor de doden openbaarde. De cursisten maken in volgende lessen kennis met openbaringen over dopen voor de doden.

Laat een cursist Leer en Verbonden 137:9 voorlezen. Laat de klas opletten hoe de Heer alle mensen volgens Hem zal oordelen.

  • Hoe zal de Heer ons volgens vers 9 oordelen? (De strekking van de antwoorden van de cursisten dient het volgende beginsel te omvatten: de Heer zal ons naar onze werken en naar de verlangens van ons hart oordelen. Zet dit beginsel op het bord.)

  • Waarom zijn onze verlangens en onze werken allebei van belang?

Lees de volgende voorbeelden voor. Laat de cursisten na elk voorbeeld de volgende vraag beantwoorden:

  • Hoe illustreert dit voorbeeld het belang van onze verlangens en van onze werken?

  1. Een lid van de kerk heeft het rechtvaardige verlangen om in de tempel te trouwen. Dit lid sterft na een leven van trouw dienstbetoon in de kerk zonder de gelegenheid om in de tempel aan een partner verzegeld te worden.

  2. Een jongeman houdt zich trouw aan zijn doopverbonden en vervult zijn plichten als Aäronisch-priesterschapsdrager. Hij wil heel graag op zending, maar kan dat door een lichamelijke beperking niet.

  3. Een jongevrouw koestert wrok jegens een andere jongevrouw. Ze doet zich aardig voor, maar hoopt stiekem dat de andere jongevrouw iets ergs overkomt.

  4. Een jongeman heeft wellustige gedachten. Hij vraagt de Heer niet om hulp met het overwinnen van zijn ongepaste gedachten en gevoelens.

Als onderdeel van deze bespreking kunt u het volgende citaat van ouderling Dallin H. Oaks van het Quorum der Twaalf Apostelen voorlezen:

Afbeelding
Ouderling Dallin H. Oaks

‘Zullen wij volgens de wet van God schuldeloos bevonden worden als we niet meer doen dan slechte daden vermijden? Als we nu eens slechte gedachten en verlangens koesteren?

‘Zullen haatdragende gevoelens op de dag van het oordeel onopgemerkt blijven? Jaloezie? Begeerte? […]

‘Onze antwoorden op die vragen illustreren het zogeheten slechte nieuws: dat we kunnen zondigen zonder uitdrukkelijk te handelen, gewoonweg door onze gevoelens en de verlangens van ons hart.

‘Maar er is ook goed nieuws. Volgens de wet van God kunnen we beloond worden voor rechtschapenheid, zelfs als we niet in staat zijn iets te doen wat normaliter aan die zegeningen voorafgaat.

Als iemand iets voor mijn schoonvader wilde doen, maar daar door omstandigheden niet toe in staat was, zei hij: ‘Dank u. Ik zal de goede intentie als het werk beschouwen.” Zo geloof ik ook dat onze Vader in de hemel de oprechte verlangens van ons hart meetelt als iets echt onmogelijk voor ons is.’ (‘The Desires of Our Hearts’, Ensign, juni 1986, 66.)

  • Wat doet het jullie dat je weet dat je naar je werken en de verlangens van je hart geoordeeld wordt?

Laat een cursist Leer en Verbonden 137:10 voorlezen. Laat de klas opletten wat de Heer nog meer zei over wie het celestiale koninkrijk zullen beërven.

  • Wie worden er volgens vers 10 in het celestiale koninkrijk behouden? (De cursisten dienen de volgende leerstelling te noemen: alle kinderen die sterven voordat ze de jaren van verantwoordelijkheid hebben bereikt, worden in het celestiale koninkrijk behouden.)

Vertel de cursisten dat Joseph en Emma Smith ten tijde van deze openbaring al vier van hun kinderen verloren hadden, onder wie één geadopteerd kind. Later stierven er nog twee van hun kinderen op erg jonge leeftijd.

Afbeelding
grafsteen van baby Alvin Smith

Grafsteen van Alvin Smith, het zoontje van Joseph en Emma Smith.

Laat de cursisten overdenken hoe vers 10 troost kan bieden aan gezinnen die een kind verloren hebben. Geef ze eventueel de tijd om na te denken over wat zij of hun familieleden meegemaakt hebben en hoe ze troost uit dit vers putten.

  • Wat zijn jullie in Leer en Verbonden 137 te weten gekomen over de kans die de Heer aan iedereen geeft om in het celestiale koninkrijk te wonen?

Getuig van de beginselen die vandaag besproken zijn. U kunt de cursisten ook de gelegenheid geven om te getuigen.

Toelichting en achtergrondinformatie

Leer en Verbonden 137:9. Geoordeeld naar onze werken en onze verlangens

Ouderling Dallin H. Oaks van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft twee kanttekeningen bij Leer en Verbonden 137:9 geplaatst:

Afbeelding
Ouderling Dallin H. Oaks

‘Ten eerste moeten we bedenken dat verlangen alleen de plaats van handelen in kan nemen als dit laatste absoluut onmogelijk is. Als we niet al het mogelijke in het werk stellen om te doen wat ons geboden is, kunnen we onszelf wel misleiden, maar de rechtvaardige Rechter niet.

‘Wil verlangen de plaats van handelen innemen, dan mag dit verlangen niet oppervlakkig, impulsief of van voorbijgaande aard zijn. Het moet een diep, doorvoeld verlangen zijn. De verlangens van ons hart moeten zo oprecht zijn dat ze goddelijk genoemd kunnen worden. Alleen dan zijn er zegeningen aan verbonden.

‘Ten tweede moeten we niet veronderstellen dat de verlangens van ons hart de plaats van de verordeningen van het evangelie in kunnen nemen. Denk aan de woorden van de Heer over twee noodzakelijke evangelieverordeningen: “Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Als iemand niet geboren wordt uit water en Geest, kan hij het Koninkrijk van God niet binnengaan.” (Johannes 3:5.) En over de drie graden in de celestiale heerlijkheid staat in de hedendaagse openbaringen: “Om de hoogste te verwerven, moet een mens tot deze orde van het priesterschap toetreden [namelijk het nieuw en eeuwigdurend huwelijksverbond].” (LV 131:2.) In die verzen noch elders in de Schriften komt tot uiting dat er op deze geboden een uitzondering bestaat.

‘God heeft ons echter in zijn gerechtigheid en genade toegestaan om die essentiële verordeningen plaatsvervangend te verrichten voor wie ze in dit leven niet ondergaan hebben. Zodoende wordt iemand in de geestenwereld die dit verlangen heeft op gelijke voet geplaatst met iemand die de verordeningen zelf verricht heeft. Op die manier worden, door de liefdevolle diensten van sterfelijke plaatsvervangers, de geesten van wie ons voorgegaan zijn ook voor de verlangens van hun hart beloond.’ (‘The Desires of Our Hearts’, Ensign, juni 1986, 67.)

Leer en Verbonden 137:10. Het heil van kleine kinderen die sterven

Ouderling Shayne M. Bowen van de Zeventig heeft iets verteld wat de kracht van Leer en Verbonden 137:10 illustreert:

Afbeelding
Ouderling Shayne M. Bowen

‘Toen wij als jonge zendelingen in Chili dienden, ontmoetten mijn collega en ik een gezin met vijf kinderen in de plaatselijke gemeente. De moeder kwam iedere week met haar vijf kinderen naar de kerk. We gingen ervan uit dat ze al lang lid van de kerk waren. Na enkele weken kwamen we erachter dat ze nog niet gedoopt waren.

We gingen onmiddellijk naar hen toe en vroegen of we hun thuis mochten bezoeken om hen les te geven. […]

‘Zuster Ramirez ging als een sneltrein door de lessen heen. Ze wilde graag alles leren wat wij onderwezen. Op een avond spraken we over de kinderdoop en legden uit dat kleine kinderen onschuldig zijn en geen doop nodig hebben. We vroegen haar om in het boek Moroni te lezen: […]

Maar kleine kinderen zijn levend in Christus, ja, vanaf de grondlegging van de wereld; zo niet, dan is God een partijdig God, en ook een veranderlijk God en een aannemer des persoons; want hoevele kleine kinderen zijn er niet zonder de doop gestorven! [Moroni 8:12.]

‘Toen ze deze tekst gelezen had, begon zuster Ramirez hard te huilen. Mijn collega en ik raakten in de war. Ik vroeg: “Zuster Ramirez, hebben wij iets gezegd of gedaan dat u gekwetst heeft?”

‘Zij zei: “O nee, elder, jullie hebben niets verkeerd gedaan. Zes jaar geleden heb ik een baby gekregen, een jongetje. Hij stierf voordat we hem konden laten dopen. Onze priester zei tegen ons dat hij eeuwig in het vagevuur zou verblijven omdat hij niet gedoopt was. Zes jaar lang heb ik dat verdriet en dat schuldgevoel gehad. Nu ik deze tekst lees, weet ik door de macht van de Heilige Geest dat dit waar is. Er valt een last van me af en deze tranen zijn tranen van vreugde.’ […]

‘Na zes jaar ondragelijk verdriet en pijn bracht de ware leer, geopenbaard door een liefhebbende Vader in de hemel aan een levende profeet, deze gekwelde vrouw zoete vrede. Het spreekt voor zich dat zuster Ramirez en haar kinderen die acht jaar en ouder waren, zich lieten dopen.’ (Zie ‘Want Ik leef en gij zult leven’, Liahona, november 2012, 15–16.)