Seminarie
Les 81: Leer en Verbonden 76:81–119


Les 81

Leer en Verbonden 76:81–119

Inleiding

Deze les gaat over het visioen van de telestiale heerlijkheid aan Joseph Smith en Sidney Rigdon, zoals in Leer en Verbonden 76 staat. Joseph Smith en Sidney Rigdon beschrijven wat ze hebben geleerd over de mensen die het telestiale koninkrijk beërven en over de gevolgen als we het getuigenis van Jezus Christus verwerpen. Ze beschrijven ook in hoeverre het telestiale koninkrijk van de andere koninkrijken van heerlijkheid afwijkt.

Lessuggesties

Leer en Verbonden 76:81–112

De Heer geeft Joseph Smith en Sidney Rigdon een visioen van het telestiale koninkrijk.

Laat de cursisten zich voorstellen dat een vriend(in) die lid van een andere christelijke kerk is, tegen ze zegt: ‘Onze dominee heeft gezegd dat we na de dood naar de hemel of de hel gaan. Ik denk niet dat ik goed genoeg ben om naar de hemel te gaan, maar ik ben ook niet zo slecht dat ik naar de hel zou moeten gaan. Wat leren jullie in de kerk over de hemel en de hel?’

  • Hoe zou je die vraag beantwoorden?

Laat het diagram uit les 78 zien, ‘Leer en Verbonden 76: overzicht van het visioen’ (of laat de cursisten hun eigen exemplaar van het diagram opzoeken). Terwijl de cursisten de rest van Leer en Verbonden 76 bespreken, moedigt u ze aan om beginselen op te zoeken waar hun vriend(in) iets aan kan hebben.

Laat een cursist Leer en Verbonden 76:81–83, 101, 103 voorlezen. Laat de klas meelezen en woorden en zinsneden opzoeken die de mensen beschrijven die het telestiale koninkrijk zullen beërven.

  • Welke woorden en zinsneden in deze verzen beschrijven de mensen die het telestiale koninkrijk zullen beërven? (Het kan nodig zijn om uit te leggen dat een tovenaar iemand is die aan activiteiten deelneemt om de invloed van boze geesten uit te nodigen. Een hoereerder is iemand die zich aan seksuele zonden overgeeft.)

  • Sommige mensen zullen volgens de verzen 82 en 101 het telestiale koninkrijk beërven omdat ze de grote zegeningen niet accepteren die hun zijn aangeboden. Wat zijn de zegeningen die ze niet accepteren? (Zij verwerpen moedwillig het getuigenis van Jezus Christus en het evangelie. Omdat zij de Heiland en zijn evangelie verwerpen, weigeren zij zich van hun zonden te bekeren en door de verzoening gereinigd te worden. Terwijl de cursisten deze vraag bespreken, kunt u ze eraan herinneren wat ze in de vorige les hebben geleerd over kloekmoedig in het getuigenis van Jezus zijn. Leg uit dat de heerlijkheid die wij beërven, afhankelijk is van de manier waarop wij dat getuigenis aanvaarden. [Zie LV 76:50–51, 69, 78–79, 81–82, 101.])

  • In welke opzichten verschillen de mensen die het telestiale koninkrijk beërven volgens vers 83 van de zonen van het verderf? (Zij begaan niet de onvergeeflijke zonde tegen de Heilige Geest [zie LV 76:35].)

Vraag de cursisten Leer en Verbonden 76:84–85 en 104–106 door te lezen. Laat ze opzoeken wat er met de goddelozen zal gebeuren voordat zij de telestiale heerlijkheid kunnen ontvangen.

  • Wat zal er met de goddelozen gebeuren voordat zij verlost worden en het telestiale koninkrijk kunnen beërven? (Zorg ervoor dat de cursisten het volgende beginsel vinden: wie het telestiale koninkrijk beërven, moeten eerst in de hel lijden voordat ze door de Heiland verlost worden. Zet dit beginsel eventueel op het bord.)

Om de cursisten de betekenis van het woord hel duidelijk te maken, legt u uit dat het woord in de Schriften minimaal twee betekenissen heeft. Ten eerste is de hel het deel van de geestenwereld waar de goddelozen vertoeven, en is het een letterlijke maar tijdelijke toestand van geestelijke kwelling en pijn. Ten tweede wordt het woord hel soms in de Schriften gebruikt als een permanente toestand van kwelling en pijn voor de zonen van het verderf. (Zie Bible Dictionary, ‘Hell’; Gids bij de Schriften, ‘Hel’ scriptures.lds.org.)

  • Welke woorden in de verzen 84–85 en 104–106 beschrijven het leed dat de goddelozen na hun dood zullen ondergaan? (U moet wellicht uitleggen dat het ‘eeuwige vuur’ in vers 105 een figuurlijke uitdrukking is die op het leed slaat dat de goddelozen zullen ervaren die het telestiale koninkrijk beërven. Het betekent niet dat hun lijden nooit zal ophouden. Zie LV 19:4–12.)

Leg uit dat de helse omstandigheden die de mensen ervaren die het telestiale koninkrijk beërven, tijdelijk zijn. Omdat deze mensen zich niet wilden bekeren en de zegeningen van de verzoening niet wilden toepassen, zullen ze gedurende het millennium in de hel blijven, en door hun lijden voor hun zonden betalen.

  • Welke zinsneden in de verzen 85 en 106 geven aan dat de hel een tijdelijke conditie is voor de mensen die het telestiale koninkrijk beërven?

Laat een cursist de volgende uitspraak van president Joseph Fielding Smith voorlezen. Laat de klas op de gevolgen van het leed letten dat de goddelozen in de hel moeten doorstaan:

Afbeelding
President Joseph Fielding Smith

‘Dat leed zal een reiniging of zuivering zijn, en de goddelozen zullen erdoor in een toestand komen waarin ze door de verzoening van Jezus Christus onsterfelijk kunnen worden. Hun geest en lichaam zullen herenigd worden, en zij zullen in het telestiale koninkrijk vertoeven. Maar deze opstanding zal pas aan het eind van de wereld plaatsvinden.’ (Doctrines of Salvation, samengesteld door Bruce R. McConkie, 3 delen [1954–1956], deel 2, 298.)

Vat Leer en Verbonden 76:106–108 samen door uit te leggen dat de goddelozen voor hun zonden zullen lijden totdat Jezus Christus zijn werk voltooit en het koninkrijk van God op aarde aan zijn Vader overdraagt. Dan zal Christus met heerlijkheid bekroond worden.

Laat een cursist Leer en Verbonden 76:109–111 voorlezen. Laat vervolgens een andere cursist Leer en Verbonden 137:9 voorlezen. Laat de klas meelezen en opzoeken wat er zal gebeuren als zij die het telestiale koninkrijk beërven voor de troon van God komen te staan om geoordeeld te worden.

  • Wat zal er volgens Leer en Verbonden 76:110 gebeuren als deze mensen voor de troon van God worden gebracht om geoordeeld te worden? (Ze zullen neerknielen en Jezus Christus als hun Heiland erkennen.)

  • Waarop zal de Heer volgens Leer en Verbonden 76:111 en 137:9 zijn oordeel baseren?

Leg uit dat hoewel vers 111 betrekking heeft op de mensen die het telestiale koninkrijk beërven, het beginsel in dit vers op iedereen van toepassing is.

  • Waardoor zal volgens vers 111 bepaald worden welk koninkrijk van heerlijkheid wij zullen beërven? (De cursisten moeten de volgende leerstelling noemen: het koninkrijk van heerlijkheid dat wij zullen beërven, wordt bepaald door ons gedrag en de verlangens van ons hart in dit leven. Zet deze leerstelling eventueel op het bord.)

  • Hoe kan die leer onze keuzen beïnvloeden?

Vraag de cursisten Leer en Verbonden 76:86–89, 98, 112 door te lezen en woorden en zinsneden op te zoeken die beschrijven hoe de onsterfelijkheid eruitziet voor de mensen die het telestiale koninkrijk beërven. Vraag de cursisten naar hun bevindingen.

  • Hoe geven deze woorden en zinsneden blijk van de liefde en barmhartigheid van Jezus Christus?

Vraag enkele cursisten beurtelings een vers uit Leer en Verbonden 76:91–98 voor te lezen. Laat de klas meelezen en opzoeken hoe de koninkrijken van heerlijkheid met elkaar vergeleken kunnen worden.

  • In welke opzichten verschilt de heerlijkheid van het celestiale koninkrijk van de heerlijkheid van de terrestriale en telestiale koninkrijken? (De strekking van de antwoorden van de cursisten dient het volgende beginsel te omvatten: de heerlijkheid van het celestiale koninkrijk overtreft de heerlijkheid van het terrestriale en telestiale koninkrijk.)

  • Welke zegeningen krijgen de mensen die verhoging in het celestiale koninkrijk ontvangen volgens de verzen 92–95? Hoe zijn die zegeningen te vergelijken met de zegeningen die de mensen ontvangen die het telestiale koninkrijk beërven?

Leer en Verbonden 76:113–119

Joseph Smith en Sidney Rigdon leggen uit hoe anderen de kennis kunnen ontvangen die zij hebben ontvangen

Vat Leer en Verbonden 76:113–119 samen door uit te leggen dat toen ze dit visioen hadden beschreven, Joseph Smith en Sidney Rigdon zeiden dat de Heer hen had geboden om niet alles op te schrijven wat ze hadden gezien. Ze legden ook uit wat wij moeten doen om de verborgenheden van Gods koninkrijk te begrijpen.

Laat een cursist Leer en Verbonden 76:116–118 voorlezen. Laat de klas meelezen en opzoeken hoe wij de verborgenheden van Gods koninkrijk kunnen zien en begrijpen.

  • Wat moeten wij volgens deze verzen doen om de verborgenheden van Gods koninkrijk te zien en te begrijpen? (Zie ook LV 76:5–10.)

Om ertoe bij te dragen dat de cursisten de leerstellingen kunnen uitleggen die ze door hun studie van Leer en Verbonden 76 en ervan kunnen getuigen, herinnert u ze aan de vraag die ze aan het begin van de les hebben besproken: ‘Wat leren jullie in de kerk over de hemel en de hel?’ Deel de cursisten op in groepjes van twee en laat ze een samenvatting maken van de manier waarop ze die vraag kunnen beantwoorden. Zeg dat elk groepje na enkele minuten de kans krijgt om hun antwoorden aan een ander groepje te vertellen.

Om de cursisten met hun voorbereiding te helpen, deelt u de volgende vragen uit of zet u ze vóór de les op het bord:

Wat heeft de Heer in Leer en Verbonden 76 over de hemel en de hel geopenbaard?

Wat zijn de verschillen tussen de koninkrijken van heerlijkheid?

Wat zijn de verschillen in de keuzen van hen die deze koninkrijken beërven en hen die geen koninkrijk van heerlijkheid beërven?

Welk beginsel heb je over de Heiland en zijn rol aangaande ons eeuwig heil geleerd?

Moedig de cursisten aan over die vragen na te denken als ze zich voorbereiden om uit te leggen wat de kerk over de hemel en de hel zegt. Vraag de cursisten om bij hun uitleg minimaal twee tekstverwijzingen uit Leer en Verbonden 76 te gebruiken.

Laat elk groepje na enige tijd met een ander groepje samenwerken. Laat het ene groepje de andere twee cursisten over hun samenvatting vertellen. Als het eerste groepje dat gedaan heeft, laat u het andere groepje dat doen. Als de cursisten daarmee klaar zijn, kunt u ze aan de klas laten uitleggen wat ze geleerd hebben.

Om ertoe bij te dragen dat de cursisten het geleerde ook gaan toepassen, zet u de volgende onvolledige zinnen op het bord. Laat de cursisten ze in hun aantekenschrift of Schriftendagboek afmaken:

Als gevolg van wat ik door mijn studie van de koninkrijken van heerlijkheid in Leer en Verbonden 76 geleerd heb:

Weet ik dat …

Wil ik dat …

Zal ik …

Als de cursisten voldoende tijd hebben gehad om dat te doen, moedigt u ze aan zich af te vragen of ze door hun keuzen voor het celestiale koninkrijk in aanmerking komen. Moedig ze ook aan om de hulp van de Heer in te roepen zodat ze de nodige veranderingen kunnen aanbrengen. U kunt uw getuigenis geven van de beginselen die u uit Leer en Verbonden 76 hebt geleerd.

Toelichting en achtergrondinformatie

Leer en Verbonden 76:84. Hel

In de Gids bij de Schriften wordt uitgelegd hoe het woord hel in de Schriften wordt gebruikt:

‘Hedendaagse openbaring hecht aan het woord hel minstens twee betekenissen. In de eerste plaats is het de tijdelijke verblijfplaats in de geestenwereld van hen die in het sterfelijk leven ongehoorzaam zijn geweest. In deze betekenis komt er aan de hel een eind. De geesten die daar verblijven, zullen in het evangelie worden onderwezen. Na hun bekering zullen zij uit de doden worden opgewekt tot een graad van heerlijkheid waarvoor zij zich waardig hebben betoond. Wie zich niet bekeren, maar geen zonen van het verderf zijn, zullen gedurende het hele millennium in de hel blijven. Na deze duizendjarige kwelling zullen zij worden opgewekt tot een telestiale heerlijkheid (Leer en Verbonden 76:81–86; 88:100–101).

‘In de tweede plaats is het de permanente verblijfplaats van hen die niet door de verzoening van Jezus Christus worden verlost. In deze betekenis is de hel blijvend en bestemd voor hen die ‘vuil blijven’ (LV 88:35, 102). Dit is het oord waar Satan, zijn engelen en de zonen van het verderf – zij die de Zoon verloochenen nadat de Vader Hem heeft geopenbaard – voor eeuwig zullen wonen (LV 76:43–46).’ (Gids bij de Schriften, ‘Hel’, scriptures.lds.org.)

Ouderling Bruce R. McConkie heeft het volgende over de hel gezegd:

Afbeelding
Ouderling Bruce R. McConkie

‘Het deel van de geestenwereld dat door goddeloze geesten bewoond wordt, die op de uiteindelijke dag van hun opstanding wachten, wordt de hel genoemd. Tussen hun dood en opstanding worden deze goddeloze zielen in de buitenste duisternis geworpen, in de plaats waar de dood heerst, in de onderwereld van goddeloze geesten die in de hel wachten. Daar lijden zij het leed van de vervloekten; daar woelen ze rond in de wraak van het eeuwig vuur; daar is geween, geweeklaag en tandengeknars; daar wordt de vurige gramschap van de verbolgenheid Gods over de goddelozen uitgestort. (Zie Alma 40:11–14; LV 76:103–106.) […]

‘Na hun opstanding zal het grootste deel van hen die in de hel geleden hebben, naar het telestiale koninkrijk worden gebracht. De rest van hen, de zonen van het verderf, zullen voor eeuwig met de duivel en zijn engelen worden uitgeworpen. […]

‘Daarom komt er voor alle erfgenamen van enige vorm van heil, behalve de zonen van het verderf (LV 76:44), een einde aan de hel.’ (Mormon Doctrine, 2e uitgave [1966], 349, 350, 351; zie ook Doctrine and Covenants Student Manual, 2e uitgave [lesboek voor de cursist, kerkelijke onderwijsinstellingen, 2001], 165–166.)

Leer en Verbonden 76:85, 106. De verlossing van de goddelozen

President Brigham Young heeft uitgelegd hoe sommige mensen in zijn tijd reageerden op de lering dat de meeste goddelozen uiteindelijk verlost zullen worden en niet voor eeuwig in de hel hoeven te blijven:

Afbeelding
President Brigham Young

‘Toen God aan Joseph Smith en Sidney Rigdon openbaarde dat er voor allen een plaats was bereid, overeenkomstig het licht dat zij hadden ontvangen en de mate waarin zij het kwaad hadden verworpen en het goede bedreven, was dat voor velen een grote beproeving, en sommigen werden afvallig omdat God de heidenen en kinderen geen eeuwigdurende straf zou opleggen, maar voor allen, op de juiste tijd, een plaats van heil zou hebben, en de oprechten en deugdzamen en waarheidlievenden zou zegenen, of ze ooit tot een kerk hadden behoord of niet. Het was voor deze generatie een nieuwe leerstelling, en velen struikelden erover.’ (Leringen van kerkpresidenten: Brigham Young [1997], 292.)

Leer en Verbonden 76:92–95. ‘De heerlijkheid van het celestiale, die alles overtreft’

Ouderling Orson Pratt van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft het volgende gezegd over het verschil tussen verlost worden in het celestiale koninkrijk en het beërven van andere koninkrijken van heerlijkheid:

Afbeelding
Ouderling Orson Pratt

‘Er is een groot verschil tussen de verlossing in een koninkrijk, waar enige vorm van heerlijkheid en geluk is, en verlossing in het koninkrijk waar onze Vader Zich bevindt. […]

‘Onze Vader die in de hemel woont, en zijn Zoon Jezus Christus, wonen voor eeuwig in de hoogste graad van heerlijkheid. Zij bezitten de volheid van alle heerlijkheid. Zij hebben een volheid van geluk, een volheid van macht, een volheid van intelligentie, licht en waarheid, en zij heersen over alle andere koninkrijken met minder heerlijkheid, minder geluk en minder macht. […] Het evangelie is bedoeld om de mens naar dezelfde graad van heerlijkheid te verhogen waar onze Vader en zijn Zoon vertoeven.’ (Deseret News, 10 november 1880, 642.)

Leer en Verbonden 76:99–101. ‘Dezen zijn het die van Paulus zijn, en van Apollos, en van Kefas’

Om onenigheid te veroordelen, schreef Paulus aan de heiligen in Korinthe:

‘Want mij is over u bekendgemaakt, mijn broeders, […] dat er ruzies onder u zijn.

‘Ik bedoel dit, dat ieder van u zegt: Ik ben van Paulus, ík van Apollos, ík van Kefas, en ík van Christus.

Is Christus verdeeld? Is Paulus soms voor u gekruisigd? Of bent u in de naam van Paulus gedoopt? (1 Korinthe 1:11–13.)

Soortgelijke woorden in Leer en Verbonden 76:99–101 verwijzen naar hen die niet in harmonie met Jezus Christus of zijn profeten leven. Sommigen zeggen dat zij Jezus Christus of bepaalde profeten volgen. Maar zij verwerpen opzettelijk de Heiland en weigeren zijn evangelie of zijn apostelen te aanvaarden.

Leer en Verbonden 76:113–116. Joseph Smith zag meer in zijn visioen dan wat er is opgeschreven.

Over het visioen in Leer en Verbonden 76 heeft de profeet Joseph Smith gezegd:

Afbeelding
Profeet Joseph Smith

‘Ik zou honderd keer meer kunnen uitleggen over de heerlijkheden van de koninkrijken die ik in het visioen heb gezien, als ik daar toestemming voor kreeg, en als de mensen daarop voorbereid waren.’ (History of the Church, deel 5, 402.)