2002
De ingevingen van de Heilige Geest opvolgen
November 2002


De ingevingen van de Heilige Geest opvolgen

De gemoedsbewegingen in ons komen van een goddelijke bron en zorgen er mede voor dat we op koers blijven, en dat beschermt ons tegen schadelijke invloeden en gevaarlijke omleidingen.

Ik ben grootgebracht door zorgzame ouders. De waarden die zij mij thuis hebben bijgebracht, hebben de weg gebaand voor mijn kennismaking met de kerk en mijn aanvaarding van de evangeliebeginselen. Ik heb mij laten dopen in augustus 1959, vlak na mijn negentiende verjaardag. Als ik terugdenk aan de jaren die voorafgingen aan mijn bekering moet ik onwillekeurig denken aan een ervaring uit mijn kinderjaren.

In de buurt waar ik als kind woonde stond een groot huis. Het had een prachtige tuin, die met een in mijn ogen torenhoge houten schutting van al gauw twee meter hoogte was omheind. Ik herinner mij nog dat er kwasten uit de schutting waren gevallen en dat ik door de ontstane gaten kon gluren. Het was alsof ik door een telescoop een andere wereld inkeek. De schitterend verzorgde gazons, de goed onderhouden bloemperken, en een kleine boomgaard vormden de idyllische omlijsting van de exclusieve woning. Jammer genoeg was de inkijk altijd van korte duur, omdat het domein goed bewaakt werd door een meedogenloze Britse buldog, die meteen lucht kreeg van iedereen die te dicht bij de schutting kwam. En hoewel de woeste hond de tuin niet uitkon, was zijn gesnuif achter de omheining voor mij al voldoende om angstig terug te deinzen, daar mijn rijke fantasie mij ingaf dat er van alles kon gebeuren.

Meneer en mevrouw Lyons, die in het huis woonden, zaten beiden in het onderwijs. Ze zagen er deftig uit en leken te genieten van de privacy die hun huis hun verschafte. En om de geheimzinnigheid compleet te maken, miste meneer Lyons zijn rechterhand, in plaats waarvan hij een stalen haak had, die uit de mouw van zijn jasje stak. Jong als ik was, kostte het me niet veel moeite om me in te beelden dat meneer Lyons mij achtervolgde, me met zijn haak in de kraag greep en mij gevangenzette.

Ik herinner mij dat ik, ik zal tien of elf zijn geweest, op een augustusmorgen, na een nacht met ongebruikelijk harde rukwinden, door mijn vrienden werd opgewacht. Het was duidelijk dat iets hen bezighield en ze vroegen me: ‘Heb je vannacht de wind tekeer horen gaan?’

Toen ik bevestigend antwoordde, zeiden ze mij wat ze hadden ontdekt… de wind had gedeeltelijk de omheining van de Lyons omvergeblazen. Het ontging mij waarom dat zoveel opwinding teweeg moest brengen en vroeg hun wat daar zo bijzonder aan was.

Dat verhoogde hun geestdrift alleen maar. ‘We kunnen nu bij de appelbomen komen!’

Ik was nog steeds op mijn hoede en vroeg: ‘En meneer Lyons dan?’

‘Meneer en mevrouw Lyons zijn niet thuis, ze zijn op familiebezoek.’

‘En waar is de hond?’ vroeg ik verder.

‘Die hebben ze in een dierenpension gedaan’, was hun antwoord.

Mijn vrienden hadden hun huiswerk goed gedaan. Gerustgesteld door hun woorden, haastten we ons naar de boomgaard. Daar aangekomen klommen we in de bomen en begonnen gehaast fruit te plukken, waarmee we niet alleen onze zakken vulden maar ook onze half opengeknoopte bloezen. Mijn hart klopte wild en mijn pols was op hol geslagen, omdat ik bang was dat elk moment de hond of meneer Lyons, of alle twee, ten tonele konden verschijnen om ons op heterdaad te betrappen. We maakten ons uit de voeten naar een schuilplaats in de nabijgelegen bossen en vielen, na op adem te zijn gekomen, aan op de appels.

Het was augustus en de appels waren nog niet helemaal rijp. Ze hadden eigenlijk een heel bittere smaak, maar we lieten ons er door de zuurheid van deze groene appels niet van afhouden ons enthousiast op onze buit te storten, uit een soort dwangmatigheid die ik nu nog niet kan verklaren. Toen ik een aanzienlijk aantal achter de kiezen had, vond ik er plezier in om uit elke overgebleven appel een hap te nemen, waarna ik die vervolgens in de bosjes gooide. Onze lichtzinnigheid verdween echter als sneeuw voor de zon toen ons lijf geleidelijk aan begon te reageren op de overmatige bevoorrading. De chemische reactie die mijn maagsappen en de onrijpe appels teweegbrachten, veroorzaakte maagkramp en misselijkheid. Toen ik daar zat, spijt van wat ik gedaan had, besefte ik dat er zich in mij een gevoel roerde dat nog meer ongemak veroorzaakte dan de onrijpe appels.

Dat grotere ongemak kwam voort uit het besef dat wat ik gedaan had, verkeerd was.

Toen mijn vrienden hadden voorgesteld de tuin in te gaan, had ik me niet op mijn gemak gevoeld, maar het ontbrak mij aan de moed om ‘nee’ te zeggen, vandaar dat ik mijn gevoelens had weggedrukt. Maar nu, na de boze daad, was ik vervuld van berouw. Tot mijn spijt had ik de indrukken die mij waarschuwden voor mijn foute daden, genegeerd.

Fysieke barrières en externe krachten weerhouden ons er soms van een tegengesteld pad te volgen; maar er is ook een gevoel in ieder van ons, soms omschreven als een stille zachte stem,1 dat ons, wanneer herkend en opgevolgd, afhoudt van verleiding.

Jaren later raakte president Boyd K. Packer een gevoelige snaar in mij met zijn opmerking: ‘We kunnen niet het verkeerde pad opgaan zonder eerst een waarschuwing terzijde te hebben geschoven.’ Ik dacht aan dat moment, en soortgelijke — het inzicht en de indrukken die we krijgen als we nadenken over de gevolgen van onze daden.

De profeet Mormon verruimt onze blik op de bron van die indrukken met deze woorden: ‘(…) de Geest van Christus is aan ieder mens gegeven, opdat hij het goede van het kwade moge onderscheiden.’2

De stelling dat iedereen die gave heeft, wordt gestaafd in het evangelie van Johannes, waarin over de Heiland geschreven staat: ‘Het waarachtige licht, dat ieder mens verlicht, was komende in de wereld.’3

Deze gemoedsbewegingen in ons komen van een goddelijke bron en zorgen er mede voor dat we op koers blijven, en dat beschermt ons tegen schadelijke invloeden en gevaarlijke omleidingen.

Enkele weken na het voorval met de appels liep ik weer de bossen in om met mijn vrienden te gaan spelen. Toen ik ze zag, stonden ze dicht opeengepakt. Ik zag rook boven hen in de lucht hangen en herkende het aroma van brandend tabak. Een van hen had de hand gelegd op een pakje sigaretten, en ze stonden te roken. Ze vroegen of ik meedeed, maar ik bedankte. Ze bleven aandringen en zeiden dat ik zwak was als ik niet meedeed. Niet alleen staken ze de draak met me, ze deden ook zeer neerbuigend. Maar niets wat ze zeiden of deden, kon mij van gedachten doen veranderen. Ik had in die tijd geen kennis van het herstelde evangelie en wist niets af van het woord van wijsheid, maar ik werd ervan weerhouden door een gevoel in mij om er niet aan mee te doen.

Toen ik naar huis liep voelde ik me goed, omdat ik de juiste beslissing had genomen. Hoewel het een en ander anders was verlopen dan ik me had voorgesteld en ik het nu zonder mijn vrienden moest stellen, was ik iets over mijzelf te weten gekomen —over de bron van het ware geluk en de kracht die voortvloeit uit het doen van de juiste keuzes, ongeacht de omstandigheden of de gevolgen.

In een openbaring ontvangen door de profeet Joseph Smith worden voordelen genoemd die samenhangen met het zich houden aan dit ingeboren kompas in de volgende tekst: ‘En de Geest geeft licht aan een ieder, die in de wereld komt; en de Geest verlicht een ieder gedurende zijn aardse bestaan, die naar de stem des Geestes luistert.’4

Niet alleen onderstreept dit vers nog eens dat we allemaal toegang hebben tot deze bron van goddelijke leiding, maar het geeft ook aan dat het belangrijk is dat we luisteren en reageren op de ingevingen die we ontvangen. De belofte die daarop volgt is van grote betekenis voor mij: ‘En een ieder, die naar de stem des Geestes luistert, komt tot God, ja, tot de Vader.’5

Deze aanduidingen, die men soms het geweten noemt, hoewel het Licht van Christus een juistere definitie is, zijn ons niet alleen behulpzaam bij het kiezen tussen goed en kwaad, maar leiden ons ook, als we ze opvolgen, naar de bron van dat licht dat uitgaat van de tegenwoordigheid van de Vader en de Zoon.6

De Heiland beloofde zijn discipelen: ‘Wanneer gij Mij liefhebt, zult gij mijn geboden bewaren. En Ik zal de Vader bidden en Hij zal u een andere Trooster geven om tot in eeuwigheid bij u te zijn, de Geest der waarheid.’7 Verder beschrijft Hij deze gave als: ‘(…) de Trooster, de Heilige Geest.’8 Iemand kan af en toe de manifestaties van de Heilige Geest ervaren, maar de gave wordt alleen verleend en iemand kan die alleen ontvangen als hem na de doop de handen worden opgelegd.9

Het is mij duidelijker geworden waarom er over zijn discipelen op het westelijk halfrond geschreven staat: ‘Zij baden om hetgeen zij het sterkste verlangden; en zij verlangden, dat hun de Heilige Geest zou worden verleend.’10

Hij is de volmaakte boodschapper van de waarheid.

Sommige beslissingen in mijn leven leken onbelangrijk en met andere worstelde ik, omdat ik inzag hoe belangrijk ze waren. Als ik terugkijk, is het mij duidelijk dat veel van al die beslissingen mij op een hoger niveau hebben gebracht dan ik was geweest als ik mij niet aan de ingevingen van de Heilige Geest had overgegeven.11

Zonder die heerlijke gave kunnen we het doel van het leven of het grote plan van de Eeuwige Vader niet doorgronden.12 Want ‘het is onmogelijk, dat de mens al zijn wegen doorgrondt. En niemand weet van zijn wegen, tenzij het hem worde gopenbaard.’13

Terugvallen op logica en intellect is niet voldoende: ‘Evenmin is de mens in staat ze bekend te maken, want ze kunnen alleen worden gezien en begrepen door de macht van de Heilige Geest, die God verleent aan hen, die Hem liefhebben en zich voor Hem reinigen.’14

Het ontbreekt mij aan woorden om mijn gevoelens te uiten over het Licht van Christus en de gave van de Heilige Geest. Ze zijn als een ‘(…) lamp voor mijn voet en een licht op mijn pad.’15

Overweeg het verzoek van de Heiland aan de Vader inzake de Twaalf in het land Overvloed, dat als volgt luidt:

‘Vader, Ik dank U, dat Gij hun, die Ik heb gekozen, de Heilige Geest hebt gegeven; en het is wegens hun geloof in Mij, dat Ik hen uit de wereld heb gekozen.

‘Vader, Ik bid U, dat Gij de Heilige Geest zult geven aan allen, die in hun woorden geloven.’16

In deze roerige wereld kunnen we zekerheid en gemoedsrust hebben door de woorden van de profeten te geloven en het gezelschap van de Trooster te hebben. Zo kunnen we weten dat Jezus Christus de Zoon van God is, de Heiland van de wereld.17

Ik geef u mijn getuigenis van deze waarheden in de naam van Jezus Christus. Amen.

Noten

  1. Zie George Q. Cannon, Gospel Truths, bezorgd door Jerreld L. Newquist (1987), blz. 250.

  2. Moroni 7:16.

  3. Johannes 1:9.

  4. LV 84:46.

  5. LV 84:47.

  6. Zie Joseph F. Smith, Gospel Doctrine, (1960), blz. 60.

  7. Johannes 14:15–17.

  8. Johannes 14:26.

  9. Joseph Fielding Smith jr., Answers to Gospel Questions, deel 2, blz. 154; zie ook Handelingen 2:38; 8:12–17, 19:1–16.

  10. 3 Nephi 19:9.

  11. Zie Mosiah 3:19; Moroni 7:13.

  12. Zie Alma 34:9.

  13. Jakob 4:8.

  14. LV 76:116.

  15. Psalmen 119:105; zie ook Answers to Gospel Questions, deel 2, blz. 149–151.

  16. 3 Nephi 19:20–21.

  17. Zie 1 Korintiërs 12:3; Joseph Smith, Teachings of the Prophet Joseph Smith, samengesteld door Joseph Fielding Smith (1976), blz. 243.