2002
Opdat zij allen één zijn in ons
November 2002


Opdat zij allen één zijn in ons

We zullen pas één worden met God en Christus als we hun wil en belang tot ons grootste verlangen maken.

Toen het einde van Jezus’ bediening in het sterfelijk leven naderbij kwam, wist Hij dat ‘zijn ure gekomen was’ (Johannes 13:1). Hij verzamelde zijn apostelen in een bovenzaal in Jeruzalem. Na hun avondmaal, en toen Hij hun voeten had gewassen en hen had onderricht, sprak Jezus een verheven hogepriesterlijk gebed uit voor die apostelen en allen die in Hem geloofden. Hij smeekte de Vader:

‘En Ik bid niet alleen voor dezen, maar ook voor hen, die door hun woord in Mij geloven.

‘Opdat zij allen één zijn, gelijk Gij, Vader, in Mij en Ik in U, dat ook zij in Ons zijn; opdat de wereld gelove, dat Gij Mij gezonden hebt.

‘En de heerlijkheid, die Gij Mij gegeven hebt, heb Ik hun gegeven, opdat zij één zijn, gelijk Wij één zijn:

‘Ik in hen en Gij in Mij, dat zij volmaakt zijn tot één’ (Johannes 17:20–23).

Hoe heerlijk is het niet om te bedenken dat wij zijn uitgenodigd voor die volmaakte eenheid die bestaat onder de Vader en de Zoon. Hoe kan die eenheid tot stand komen?

Als we over die vraag nadenken, wordt duidelijk dat we moeten beginnen door innerlijk één te worden. We zijn tweeledige personen van vlees en geest en soms hebben we het gevoel dat we niet in harmonie zijn, dat we in tweestrijd verkeren. Onze geest wordt verlicht door ons geweten, het licht van Christus (zie Moroni 7:16; LV 93:2), reageert van nature op ingevingen van de Heilige Geest, en wil waarheid navolgen. Maar de lusten en verleidingen waaraan het vlees onderhevig is, kunnen — als we dat toelaten — de geest overweldigen en overheersen. Paulus heeft gezegd:

‘Zo vind ik dan deze regel: als ik het goede wens te doen, is het kwade bij mij aanwezig;

‘want naar de inwendige mens verlustig ik mij in de wet Gods,

‘maar in mijn leden zie ik een andere wet, die strijd voert tegen de wet van mijn verstand en mij tot krijgsgevangene maakt van de wet der zonde, die in mijn leden is’ (Romeinen 7:21–23.)

Nephi heeft iets soortgelijks gezegd.

‘Ondanks des Heren grote goedheid, die blijkt uit het tonen van zijn grote en wonderbare werken aan mij, zeg ik in mijn hart: O, ellendig mens, die ik ben! Ja, mijn hart is bedroefd wegens de zwakheid van mijn vlees; mijn ziel treurt wegens mijn ongerechtigheden.

‘Ik ben omringd door de verleidingen en de zonden, die mij zo gemakkelijk overvallen’ (2 Nephi 4:17–18).

Maar dan denkt Nephi aan de Heiland en zegt hoopvol: ‘Toch weet ik, in Wie ik mijn vertrouwen heb gesteld’ (2 Nephi 4:19). Wat bedoelde hij?

Jezus was ook een persoon van vlees en geest, maar Hij gaf Zich niet over aan verleiding. (Zie Mosiah 15:5.) Wij kunnen ons tot Hem wenden als we innerlijke eenheid en vrede nastreven, want Hij begrijpt ons. Hij begrijpt de strijd en Hij begrijpt ook hoe we die strijd kunnen winnen. Paulus heeft gezegd: ‘Want wij hebben geen hogepriester, die niet kan medevoelen met onze zwakheden, maar een, die in alle dingen op gelijke wijze (als wij) is verzocht geweest, doch zonder te zondigen’ (Hebreeën 4:15).

Het belangrijkste is dat wij ons tot Jezus kunnen wenden voor herstel van de innerlijke eenheid van onze ziel, als wij ons hebben overgegeven aan zonde en onze gemoedsrust hebben vernietigd. Spoedig na zijn hogepriesterlijke smeekbede dat wij ‘volmaakt zijn tot één’ leed Jezus en gaf Hij zijn leven om verzoening te brengen voor zonde. Door de kracht van zijn verzoening kunnen de gevolgen van zonde in ons uitgewist worden. Als we ons bekeren, worden wij door zijn verzoenende genade gerechtvaardigd en gereinigd. (Zie 3 Nephi 27:16–20.) Het lijkt net alsof we ons niet aan zonde hebben overgegeven, alsof we niet voor verleiding zijn bezweken.

Trachten wij dag in dag uit, week in week uit het pad van Christus te volgen, dan handhaaft onze geest zijn voortreffelijkheid, neemt de innerlijke strijd af en zitten verleidingen ons niet meer dwars. Er komt steeds grotere harmonie tussen het geestelijke en het fysieke, totdat ons fysieke lichaam wordt omgezet, met de woorden van Paulus, van ‘wapenen der ongerechtigheid ten dienste van de zonde’ tot ‘wapenen der gerechtigheid ten dienste van God’. (Zie Romeinen 6:13.)

Innerlijk één worden, bereidt ons voor op de grotere zegen van één worden met God en Christus.

Jezus bereikte een volmaakte eenheid met de Vader door Zich in het vlees en in de geest te onderwerpen aan de wil van de Vader. Jezus was in zijn bediening duidelijk doelgericht, want er was geen zwakheid of afleidende tweeslachtigheid in Hem. Jezus heeft over zijn Vader gezegd: ‘Ik doe altijd wat Hem behaagt’ (Johannes 8:29).

Omdat het de wil van de Vader was, onderwierp Jezus Zich zelfs aan de dood, zodat ‘de wil des Zoons geheel in de wil des Vaders opgaat’ (Mosiah 15:7).

Dat mogen we niet onderschatten. ‘Welk lijden Mij, God, de Grootste van allen, van pijn deed sidderen en uit iedere porie bloeden, en zowel lichamelijk als geestelijk deed lijden, en Ik wenste, dat Ik de bittere drinkbeker niet behoefde te drinken, en kon terugdeinzen —

‘Niettemin, ere zij de Vader, en Ik dronk de beker en voleindigde Mijn voorbereidingen voor de kinderen der mensen’ (LV 19:18–19).

Uit deze uitspraken blijkt dat de overkoepelende ambitie van de Heiland is om de Vader te verheerlijken. De Vader is in die zin ‘in’ de Zoon, dat de heerlijkheid en de wil van de Vader het enige doel van de Zoon zijn.

Tijdens het laatste avondmaal met zijn apostelen zei de Heiland:

‘Ik ben de ware wijnstok en mijn Vader is de landman.

‘Elke rank aan Mij, die geen vrucht draagt, neemt Hij weg, en elke die wel vrucht draagt, snoeit Hij, opdat zij meer vrucht drage’ (Johannes 15:1–2).

Welke vorm die zuivering ook mag krijgen, welke offers die ook mag omvatten, dat weten we waarschijnlijk niet van tevoren. Maar als wij, net als de rijke jongeling, zouden vragen: ‘Waarin schiet ik nog tekort?’ (Matteüs 19:20), zou het antwoord van de Heiland hetzelfde zijn: ‘Kom hier, volg Mij’ (Matteüs 19:21); ‘Word mijn discipel, zoals Ik een discipel van de Vader ben; word “gelijk een kindeke, onderworpen, zachtmoedig, nederig, geduldig, vol liefde, gewillig zich aan alles te onderwerpen, wat de Here geschikt acht [u] op te leggen, evenals een kind zich aan zijn vader onderwerpt” (Mosiah 3:19)’.

President Brigham Young heeft vol begrip gesproken over onze moeilijkheden:

‘Als alles is gezegd en gedaan, als Hij dit volk zo lang heeft geleid, ziet u dan niet dat er een gebrek aan vertrouwen in onze God is? Ziet u dat in uzelf? U kunt vragen: “Broeder Brigham, ziet u dat in uzelf?” Jazeker, ik kan zien dat ik, in zeker opzicht, nog tekortschiet in het vertrouwen in Hem, op Wie ik reken. En waarom dan? Omdat ik niet de macht heb, vanwege datgene wat de val over mij heeft afgeroepen.

‘Soms welt er iets in mij op dat (…) afstand schept tussen mijn belang en het belang van mijn Vader in de hemel — iets dat ervoor zorgt dat mijn belang en het belang van mijn Vader in de hemel niet meer precies hetzelfde zijn.

‘[Wij] zouden zoveel mogelijk moeten vinden en begrijpen, voor zover onze gevallen staat dat toelaat, voor zover we het geloof en de kennis kunnen krijgen om onszelf te begrijpen, dat het belang van de God die wij dienen óns belang is, en dat wij geen ander belang hebben, in tijd noch in de eeuwigheid’ (Deseret News, 10 september 1856, blz. 212).

We zullen stellig pas één worden met God en Christus als we hun wil en belang tot ons grootste verlangen maken. Dergelijke onderworpenheid is niet in een dag te bereiken, maar door de Heilige Geest zal de Heer ons onderwijzen, als wij gewillig zijn, totdat er na verloop van tijd terecht kan worden gezegd dat Hij in ons is zoals de Vader in Hem is. Soms schrik ik van de gedachte wat er van me kan worden verwacht, maar ik weet dat volmaakte vreugde alleen in deze volmaakte eenheid te vinden is. Ik ben onuitsprekelijk dankbaar dat ik ben uitgenodigd om één te zijn met die heilige Personen die ik eer en aanbid als mijn hemelse Vader en mijn Verlosser.

Moge God het gebed van de Heiland verhoren en ons allen ertoe brengen één te worden met Hen, dat is mijn gebed in de naam van Jezus Christus. Amen.