2002
‘Zalig de vredestichters’
November 2002


‘Zalig de vredestichters’

Vrede is uiterst belangrijk en vereist onze inzet.

Enige reizen naar het Heilige Land behoren tot de gedenkwaardigste van al onze gezinsactiviteiten. De bezoeken aan dat deel van de wereld betekenden voor ons een verandering in ons leven. Maar nu is het Heilige Land een bron van tumult en is het geen plek meer voor mensen die daar voor geestelijke verrijking naartoe willen. Bijna alle delen van de wereld worden geplaagd door terreurdaden die voorheen niet voorkwamen. Velen bidden om vrede maar vrezen de vijand van terreur.

Vrede versus twist

In de Schriften is geprofeteerd over de gevaarlijke tijden waarin wij leven. Onze tijd is voorzien als een periode met ‘branden en orkanen en rookdampen in vreemde landen; (…) oorlogen, geruchten van oorlogen en aardbevingen op verschillende plaatsen. (…) grove [verontreinigingen] op de aarde […]; en allerlei gruwelen.’1

In die profetie weerklinkt een vroeger schriftuurlijk verslag van de tweede generatie van menselijk leven2 op aarde: ‘In die dagen had Satan grote heerschappij onder de mensen, en woedde in hun hart; en sedertdien kwamen er oorlogen en bloedvergieten; en de hand van de mens was tegen zijn eigen broeder opgeheven (…), strevende naar macht.’3 Vanaf de tijd van Kaïn en Abel,4 Esau en Jakob,5 en Jozef die naar Egypte6 werd verkocht, is het vuur van de vijandschap gevoed met familievetes.

Haat onder broeders en buren heeft sacrale steden nu doen vervallen tot verblijfplaatsen van verdriet. Als ik aan het lot van dergelijke plaatsen denk, moet ik denken aan een oude spreuk: ‘Overmoedigen brengen de stad in onrust, maar wijzen doen de toorn bedaren.’7

Leerstellige leiding

De Schriften werpen licht op zowel de oorzaak van haat tussen mensen als de remedie: ‘De natuurlijke mens is een vijand van God, en is dat geweest sedert de val van Adam en zal dat voor eeuwig en immer zijn, tenzij hij zich aan de ingevingen des Heiligen Geestes overgeeft, en de natuurlijke mens afsterft en een heilige wordt door de verzoening van Christus.’8

Vrede kan alleen de overhand krijgen als de natuurlijke neiging tot twisten wordt verdrongen door de vastberadenheid om op een hoger niveau te leven. Tot Jezus Christus komen, die de ‘Vredevorst’9 is, is de weg naar vrede op aarde bij mensen des welbehagens.10 Hij heeft ons een belofte gedaan: ‘Zalig de vredestichters.’11

Jezus heeft de mensen geleerd hoe zij met elkaar moeten samenleven. Hij heeft verklaard dat de twee grote geboden zijn: ten eerste ‘de Here, uw God, liefhebben met geheel uw hart en met geheel uw ziel en met geheel uw verstand’,12 en ten tweede ‘uw naaste liefhebben als uzelf’.13

Toen voegde Hij daar aan toe: ‘Hebt uw vijanden lief en bidt voor wie u vervolgen.’14

Hij heeft ons de gulden regel geleerd: ‘Alles nu wat gij wilt, dat u de mensen doen, doet gij hun ook aldus.’15 Dit beginsel is te vinden in bijna elke grote godsdienst. Anderen, zoals Confucius en Aristoteles, hebben datzelfde gezegd.16 Tenslotte begon het evangelie niet met de geboorte van het Kind van Betlehem. Het is eeuwig. Het is in den beginne aan Adam en Eva verkondigd. Delen van het evangelie zijn bewaard gebleven in vele culturen. Zelfs heidense mythologieën zijn verrijkt met fragmenten van de waarheid uit eerdere bedelingen.

Waar hij ook wordt gevonden en hoe hij ook tot uiting komt, de gulden regel omvat de morele gedragslijn voor het koninkrijk van God. Hij verbiedt de ene mens om in te grijpen in de rechten van een ander. Hij geldt evenzeer voor volken, verenigingen en individuele personen. Met barmhartigheid en verdraagzaamheid vervangt hij de represaille-acties van ‘oog om oog, tand om tand’.17 Als wij op dat oude, onproductieve pad blijven, worden we blind en tandeloos.18

Dat denkbeeld van andere mensen behandelen zoals we zelf behandeld willen worden, is makkelijk te begrijpen. En het erkent ook de waardevolle aard van elk van Gods zoons en dochters.19 In de Schriften wordt ouders gevraagd de kinderen te leren niet ‘met elkaar [te] vechten en twisten en de duivel [te] dienen, die de meester der zonde is.’ In plaats daarvan leren we ze ‘elkander lief te hebben en elkander te dienen.’20

Jezus heeft ons geleerd hoe belangrijk verzoenen is, en het oplossen van persoonlijke geschillen. Hij heeft gezegd: ‘Een ieder, die in toorn leeft tegen zijn broeder, zal vervallen aan het gerecht.

‘Wanneer gij dan uw gave brengt naar het altaar en u daar herinnert, dat uw broeder iets tegen u heeft,

‘laat uw gave daar, voor het altaar, en ga eerst heen, verzoen u met uw broeder en kom en offer daarna uw gave.’21

De Meesterleraar heeft ons geleerd: ‘Vergeeft wat gij tegen iemand mocht hebben, opdat ook uw Vader in de hemelen uw overtredingen vergeve.

‘Indien gij echter niet vergeeft, zal ook uw Vader, die in de hemelen is, uw overtredingen niet vergeven.’22

Jezus heeft gezegd dat er een dag des oordeels zou komen. Alle mensen zullen dan verslag doen van hun sterfelijk leven en vertellen hoe zij andere mensen behandeld hebben.23

Burgerplichten

De geboden om God lief te hebben en onze naaste, houden verband met elkaar. Wij kunnen God niet ten volle liefhebben zonder onze naaste lief te hebben. Wij kunnen onze naaste niet ten volle liefhebben zonder God lief te hebben. De mensen zijn werkelijk broeders, want God is werkelijk onze Vader. Niettemin zijn de Schriften doorspekt met verhalen van twist en strijd. Zij veroordelen ten sterkste oorlogen van agressie, maar onderschrijven de plichten van de burgers om hun gezin en hun vrijheid te verdedigen.24 Omdat ‘wij geloven onderworpen te moeten zijn aan koningen, presidenten, heersers en overheidsdienaren, en de wet te moeten gehoorzamen’25, worden leden van deze kerk in vele landen opgeroepen voor militaire dienst. ‘Wij geloven, dat regeringen van Godswege voor het nut der mensen werden ingesteld, en dat Hij de mensen verantwoordelijk houdt voor hun handelingen met betrekking hiertoe, zowel in het maken van wetten als in het ten uitvoer leggen ervan voor het welzijn en de veiligheid der samenleving.’26

Tijdens de Tweede Wereldoorlog waren leden van de kerk gedwongen in tegengestelde kampen te vechten. Het Eerste Presidium bevestigde dat ‘de staat verantwoordelijk is voor het bestuur van zijn burgers of onderdanen, voor hun politieke welzijn, en voor het uitvoeren van het politieke beleid, zowel het binnenlandse als het buitenlandse. (…) Maar de kerk zelf draagt geen verantwoordelijkheid voor dat beleid, [afgezien] van het feit dat zij haar leden aanspoort hun land (…) volkomen trouw te zijn.’27

Vrede is mogelijk

Vanwege de lange geschiedenis van vijandigheden op aarde menen velen dat we niet op vrede hoeven te hopen. Daar ben ik het niet mee eens. Vrede is mogelijk. Wij kunnen onze medemensen over de hele wereld lief leren hebben. Of het nu joden, islamieten of medechristenen zijn, hindoes, boeddhisten of anderen, we kunnen samenleven in wederzijdse eerbied en respect — zonder onze godsdienstige overtuiging op te geven. Wij hebben meer overeenkomsten dan verschillen. Vrede is uiterst belangrijk en vereist onze inzet. De oudtestamentische profeten hoopten erop, en dat zouden wij ook moeten doen. De psalmist heeft gezegd: ‘God is ons een toevlucht en sterkte, ten zeerste bevonden een hulp in benauwdheden.’28 ‘[Hij doet] oorlogen ophouden tot het einde der aarde.’29

Vader Abraham werd, heel uniek, een ‘vriend’30 van God genoemd. Vrede was een van de hoogste prioriteiten van Abraham. Hij streefde ernaar een ‘vredevorst’31 te zijn. Zijn invloed zou ons huidige streven naar vrede ten zeerste kunnen versterken. Zijn zoons, Ismaël en Isaak, waren weliswaar uit verschillende moeders geboren, maar overwonnen hun geschillen toen zij een gemeenschappelijk doel hadden. Na de dood van hun vader werkten zij samen om het stoffelijk overschot van hun verhoogde vader te begraven.32 Het is aan hun nakomelingen om dat voorbeeld na te volgen.

Abrahams nageslacht heeft een potentieel dat door God is verordineerd. De Heer heeft gezegd dat Ismaël een groot volk33 zou worden en dat het zaad van Abraham, Isaak en Jakob alle volken op aarde tot zegen zou zijn.34

Dat betekent dat nakomelingen van Abraham — die grote beloften van oneindige invloed hebben ontvangen — zich in een sleutelpositie bevinden om vredestichters te worden. Gekozen door de Almachtige kunnen zij zich met hun enorme potentieel concentreren op vrede.

Het zal veel geduld en onderhandelen vergen om de huidige politieke problemen op te lossen. Dat proces zou veel vlotter verlopen als het onder gebed werd gedaan.

Jesaja heeft geprofeteerd dat er hoop voor onze tijd is. Over de vergadering van Israël en de herstelling van de kerk via de profeet Joseph Smith heeft Jesaja geschreven: ‘Het zal te dien dage geschieden, dat de Here wederom zijn hand opheffen zal om los te kopen de rest van zijn volk (…).

‘En Hij zal een banier opheffen voor de volken, en de verdrevenen van Israël verzamelen en de verstrooide dochters van Juda vergaderen van de vier einden der aarde.’35

Die profetieën van hoop zouden uit kunnen komen als leiders en burgers van landen de leringen van Jezus Christus zouden toepassen. Dan zouden we een tijdperk van ongeëvenaarde vrede en vooruitgang krijgen. De barbaarsheden uit het verleden zouden begraven zijn. Oorlog en oorlogsgruwelen zouden tot het grijze verleden behoren. De doelen van de landen zouden elkaar onderling steunen. Vredestichters zouden het voortouw kunnen nemen in de kunst van de arbitrage, hulp kunnen verlenen aan de behoeftigen en hoop kunnen geven aan de angstigen. Toekomstige generaties zouden dergelijke patriotten loven en onze eeuwige God zou oordelen van heerlijkheid over hen uitspreken.

De Hoop van de wereld is gericht op de Vredevorst — onze Schepper, Heiland, Jehova en Rechter. Hij biedt ons het goede leven, het overvloedige leven, en het eeuwige leven. In vrede — en zelfs in welvaart — leven kan het lot zijn van hen die zich houden aan zijn voorschriften36 en zijn pad naar de vrede volgen. Dat verklaar ik tot de hele wereld.

Kerkleden

En wat verwacht de Heer van ons, als leden van De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen? Ons, als kerk, is gezegd: ‘Verwerpt daarom oorlog en verkondigt vrede.’37 Zelf moeten wij dat wat ‘de vrede […] bevordert’38 najagen. Wij zouden zelf vredestichters moeten zijn. Wij zouden in vrede moeten leven — als echtelieden, als huisgenoten en als buren. Wij zouden ons door de gulden regel moeten laten leiden. Wij hebben geschriften van de nakomelingen van Juda nu samengevoegd met de geschriften van de nakomelingen van Efraïm.39 Wij zouden die moeten gebruiken en onze kring van liefde uitbreiden zodat die de hele mensheid omvat. Wij zouden onze buren en vrienden goddelijke liefde en de geopenbaarde leringen van de herstelde godsdienst moeten brengen. Wij zouden ons dienstbaar tegenover hen moeten opstellen, al naar gelang onze mogelijkheden en kansen. Wij zouden onze beginselen moeten hooghouden en voor het goede moeten staan. Wij zouden het verstrooide Israël uit de vier hoeken van de aarde moeten blijven vergaderen en hun de verordeningen en verbonden aanbieden waarmee familieleden voor eeuwig aan elkaar verzegeld worden. Die zegeningen dienen wij aan de mensen onder alle volken te brengen.

Als wij zo leven, zal de Meester ons zegenen. Hij heeft ons deze belofte gegeven: ‘Vrees niet, want Ik ben met u; zie niet angstig rond, want Ik ben uw God. Ik sterk u, ook help Ik u, ook ondersteun Ik u met mijn heilrijke rechterhand.’40

Wij hebben een goddelijk werk te doen. Wij werken aan de eeuwige heerlijkheid van de hele mensheid. En als vredestichters zullen wij de kinderen Gods genoemd worden. Daarvan getuig ik, in de naam van Jezus Christus. Amen.

Noten

  1. Zie Mormon 8:29–31; zie ook 2 Timoteüs 3:1–7, 12–13; LV 45:26–27.

  2. De tijd van Set, de zoon van Adam en Eva.

  3. Mozes 6:15.

  4. Zie Genesis 4:8–10.

  5. Zie Genesis 27:41.

  6. Zie Genesis 37:28.

  7. Spreuken 29:8.

  8. Mosiah 3:19.

  9. Jesaja 9:6.

  10. Zie Lucas 2:14.

  11. Matteüs 5:9; zie ook 3 Nephi 12:9; Matteüs 5:11.

  12. Matteüs 22:37.

  13. Matteüs 22:39; zie ook Lucas 10:27; LV 59:5–6.

  14. Matteüs 5:44.

  15. Matteüs 7:12; zie ook Lucas 6:31; 3 Nephi 14:12.

  16. Zie B.H. Roberts, New Witnesses for God, 3 delen (1909–1911), deel 3, blz. 492–493.

  17. Matteüs 5:38; zie ook Exodus 21:24–27; Leviticus 24:20.

  18. Zie Joseph Stein, Fiddler on the Roof (1964), blz. 142.

  19. Zie Matteüs 25:40; LV 18:10.

  20. Mosiah 4:14–15.

  21. Matteüs 5:22–24; zie ook 3 Nephi 12:22–24; Matteüs 5:24–26.

  22. Marcus 11:25–26; zie ook Marcus 11:27–28.

  23. Zie Matteüs 12:36; Romeinen 14:10–12; 1 Johannes 4:16–21; Alma 41:3; 3 Nephi 27:16–22.

  24. Zie Alma 43:45–47; 46:11–12, 19–20; 48:11–16.

  25. Zie Geloofsartikelen 1:12.

  26. LV 134:1.

  27. James R. Clark, Messages of the First Presidency of The Church of Jesus Christ of Latter-day Saints, 6 delen (1965–1975), deel 6, blz. 155–156.

  28. Psalmen 46:2.

  29. Psalmen 46:10.

  30. Jakobus 2:23; zie ook 2 Kronieken 20:7; Jesaja 41:8. Lang geleden heeft onze Schepper een verbond gesloten met Abraham, dat zou gelden ‘tot in duizend geslachten’ (Deuteronomium 7:9; zie ook 1 Kronieken 16:15; Psalmen 105:8). Dat wordt in de laatste dagen vervuld. (Zie 1 Nephi 15:13, 18; LV 124:58; 132:30.)

  31. Abraham 1:2.

  32. Zie Genesis 25:9. Abrahams oorspronkelijke naam, Abram, betekent ‘verhoogde vader’.

  33. Zie Genesis 21:13, 18.

  34. Zie Genesis 17:19; 21:12; 22:18; 28:13–14; 35:9–12; Exodus 32:13; Deuteronomium 9:5; Abraham 2:11; Genesis 17:25.

  35. Jesaja 11:11–12; zie ook Romeinen 15:12.

  36. Zie 2 Kronieken 20:20; Matteüs 6:24–33; Johannes 10:10; 1 Nephi 2:20; 4:14; 2 Nephi 1:9, 20; 4:4; Jarom 1:9; Mosiah 1:7; 2:22, 31; Alma 9:13; 36:1, 30; 37:13; 38:1; 48:25; 50:20; Helaman 3:20; LV 64:34.

  37. LV 98:16.

  38. Romeinen 14:19.

  39. Zie Ezechiël 37:16–19; 2 Nephi 3:12.

  40. Jesaja 41:10.