2002
De ringpatriarch
November 2002


De ringpatriarch

De Heer heeft veel op met patriarchen. Zij nemen in de kerk een unieke positie in.

Vijftig jaar geleden, klopte ik op de deur van J. Roland Sandstrom, patriarch van de ring Santa Ana (Californië). Ik had een aanbeveling voor een patriarchale zegen op zak. We hadden elkaar nog nooit ontmoet, het zou veertien jaar duren voor we elkaar weer tegenkwamen. Vijftien jaar daarna zagen we elkaar weer. Deze laatste keer zegende ik hem, als een van de Twaalf, de dag voor hij stierf.

De zegen werd naar de luchtmachtbasis waar ik was gestationeerd gestuurd. Ik wist toen niet, zoals ik nu weet, dat een patriarch een profetische gave heeft, dat zijn zegen meer dan een leidraad voor mij zou zijn. Het is een schild en een bescherming voor mij geweest.

De openbaring verklaart: ‘Het is de plicht van de Twaalven in alle grote gemeenten der kerk evangelisten aan te stellen, zoals die hun door openbaring zullen worden aangewezen.’1

De profeet Joseph Smith heeft gezegd: ‘Een evangelist is een patriarch’, en: ‘Waar de kerk van Christus op aarde is, dient er een patriarch te zijn ten gunste van het nageslacht van de heiligen, zoals in het geval van Jakob, die zijn zoons een patriarchale zegen heeft gegeven.’2

In de Schriften wordt over drie soorten patriarchen gesproken: de vader van een gezin3, de profeet-leiders in tijden van weleer, en de ringpatriarch, een ambt in het Melchizedeks priesterschap.4

De vader is de patriarch van zijn gezin en kan en dient zijn kinderen een vaderlijke zegen te geven.

Tot een paar jaar geleden werd elke ringpatriarch geroepen en geordend door een lid van het Quorum der Twaalf Apostelen. Toen het aantal ringen toenam, werd die taak gedelegeerd aan de ringpresident.

Evenals de andere ambten in het Melchizedeks priesterschap — ouderlingen, hogepriesters, zeventigen en apostelen — wordt een ringpatriarch geordend in plaats van aangesteld.

De ringpresident stelt een naam voor aan het Quorum der Twaalf Apostelen. Elke naam wordt zorgvuldig en gebedvol overwogen. Eenmaal goedgekeurd, wordt de patriarch gesteund in de ringconferentie en vervolgens geordend. Dan kan hij met profetisch inzicht een zegen uitspreken op het hoofd van wie zijn aanbevolen door de bisschop van hun wijk.

Er is een publicatie, Informatie en wenken voor patriarchen. Zij bevat instructies voor de ringpresident en de patriarch over dit gewijde ambt. Deze publicatie is jaren onderwerp van discussie geweest voor het Eerste Presidium en het Quorum der Twaalf Apostelen. Bij elke herziening, werd zij beknopter. Een ervaren algemeen autoriteit heeft gezegd: ‘Broeders, we moeten niet tussen de Heer en zijn patriarchen gaan staan.’

Nu vragen we elke ringpresident en elke patriarch dit beknopte document te herlezen. Lees het meer dan eens.

Patriarchen zijn niet uit op zegens geven. De leden kunnen een zegen aanvragen als ze daartoe worden geïnspireerd. Er is geen vaste leeftijd waarop iemand zijn patriarchale zegen kan ontvangen. De bisschop ziet erop toe dat het lid volwassen genoeg is om de betekenis en het belang van de zegen te begrijpen.

De patriarchale zegen wordt opgenomen en uitgetypt door iemand die daar door de ringpresident voor wordt aangewezen. Die zegen wordt een heel persoonlijke schat.

Met uitzondering van de naaste familie, moeten we anderen onze zegen niet laten lezen noch moeten we anderen vragen die te interpreteren. De patriarch noch de bisschop kan en dient hem te interpreteren.

Toen de Twaalf nog patriarchen riepen en ordenden, vertelden we elkaar over onze ervaringen. We kwamen erachter dat de Heer veel op heeft met patriarchen. Ze nemen in de kerk een unieke positie in.

Ik herinner mij een conferentie met een hele oude patriarch. Hoewel zijn ordening van kracht bleef, was het tijd om hem buiten dienst te stellen.

De ringpresident beval een man aan met veel ervaring als leider. Toch had ik niet het gevoel dat hij de nieuwe patriarch moest worden.

Ik wist dat het Eerste Presidium de ringpresidenten had meegedeeld: ‘Al heeft iemand een presiderende functie goed vervuld en is hij op leeftijd gekomen, dat wil nog niet zeggen dat hem dat tot een goede patriarch maakt; (…) [Het moet iemand zijn die in zich] de geest van de patriarchen heeft laten opbloeien; in feite moet dat zijn voornaamste karaktereigenschap zijn, een wijs man, alsook in het bezit van de gave en de geest van zegenspreking.’5

Toen men op het punt stond met de avondbijeenkomst te beginnen, kwam er een oudere man het gangpad op, maar halverwege ging hij terug omdat hij geen plaatsje kon vinden. Hij was niet zo goed gekleed als de meeste anderen en het was duidelijk dat hij veel in de buitenlucht was.

Ik fluisterde tegen de ringpresident: ‘Wie is dat?’

Omdat hij wist waar ik naartoe wilde, zei hij: ‘O, ik denk niet dat hij de patriarch is die we zoeken. Hij woont ver weg van het centrum van de ring en heeft nooit een leiderspositie in een bisschap of hoge raad vervuld.’

Hem werd gevraagd het openingsgebed uit te spreken. Hij had nog maar een paar woorden gezegd, toen de bevestiging kwam, zoals dat bij openbaring het geval is: ‘Dit is de patriarch.’

Ik herinner me dat hij zes zoons en een dochter had. De jongste was op zending, naar voorbeeld van zijn oudere broers, die getrouwd waren en verspreid over het land woonden, alle getrouw in de kerk.

‘En uw dochter?’, vroeg ik.

‘O’, zei hij, ‘u hebt al kennis met haar gemaakt. Zij is de vrouw van een raadgever in het ringpresidium.’

Ik dacht: een patriarch, deze man is voorwaar een patriarch!

Voor de algemene bijeenkomst kwam ik de bejaarde patriarch in de gang tegen en zei tegen hem: ‘We gaan u vandaag een beetje ontlasten.’

Hij zei: ‘O, dank u! Dat waardeer ik ten zeerste.’

Ik zei: ‘Ik zal u de naam geven van de nieuwe patriarch, dan zijn u en ik en de ringpresident de enigen die het weten.’

Toen ik de naam noemde, was hij verrast en zei: ‘Dat vind ik opmerkelijk! Ik zag hem zitten toen ik het gebouw binnenkwam en dacht bij mezelf: zou dat geen geweldige patriarch zijn?’ Het was een inspirerende bevestiging uit de mond van de oude patriarch.

Niets in de hele kerk of de hele wereld is te vergelijken met dit ambt.

De ringpresident moet heel zorgvuldig waken over de patriarch. U laat hem op het podium zitten en heet hem welkom.

Op regelmatige basis, misschien twee keer per jaar, heeft u een gesprek met de patriarch en leest u een paar van zijn zegens. Herinner hem eraan dat elke zegen toegesneden dient te zijn op het lid. Het periodiek lezen van zegens moet niet veronachtzaamd worden door de ringpresident.

Ik heb eens een patriarch geordend die de verantwoordelijkheid niet aankon. Maandenlang kon hij zichzelf er niet toe brengen een zegen te geven. Uiteindelijk vroeg hij de ringpresident of hij bij wijze van voorbeeld een inleidend stukje voor een patriarchale zegen mocht schrijven. De ringpresident gaf toestemming.

Later vertrouwde hij mij het volgende toe: ‘Toen de eerste jongeman binnenstapte voor een zegen, voelde ik me gerust doordat ik dat voorbeeld uit mijn hoofd had geleerd. Ik legde mijn handen op zijn hoofd, en ik heb er geen woord van gebruikt. Die dag kwam ik erachter wiens zegens het zijn. Het zijn niet mijn zegens, ze worden gedicteerd door de Geest.’

Er is gezegd dat een patriarchale zegen een ‘“[alinea] uit het boek van iemands mogelijkheden is.” Als we onze patriarchale zegen lezen, zullen we zien dat de geest van profetie ons datgene heeft aangereikt wat ieder van ons kan bereiken.’6

Een wezenlijk onderdeel van een patriarchale zegen is de vaststelling van de afstamming. Door de Schriften zorgvuldig te bestuderen, raakt een patriarch bekend met de patriarchale orde. Hij leert wat de bestemming van de stammen van Israël is.

De algemene autoriteiten hebben gezegd: ‘Tijdens een zegen kan de patriarch onze afstamming vaststellen — dat wil zeggen, dat we van Israël zijn, en dus van de familie van Abraham, en van een specifieke stam van Jakob. In de meeste gevallen zijn de heiligen der laatste dagen van de stam van Efraïm, de stam aan wie het leiderschap van het werk in de laatste dagen is gegeven. Of het om bloedverwantschap of adoptie gaat doet niet ter zake (Abraham 2:10). Dit is heel belangrijk, want het is alleen door de lijn van Abraham dat de grote zegeningen van de Heer voor zijn kinderen op aarde verwezenlijkt kunnen worden (Genesis 12:2, 3; Abraham 2:11).

‘Vervolgens kijkt de patriarch de toekomst in, beschrijft de zegeningen en beloften — sommige concreet, andere algemeen — waarop de persoon volgens die lijn (…) recht heeft; en verzegelt die krachtens zijn ambt op hem, zodat ze eeuwig de zijne zijn bij getrouwheid.’7

Daar er in ons vele bloedlijnen stromen, kunnen twee leden van hetzelfde gezin van twee verschillende stammen zijn.

Een patriarch kan een patriarchale zegen geven aan zijn eigen kinderen, kleinkinderen en achterkleinkinderen die een aanbeveling hebben van hun bisschop.

Als iemand zijn zegen wil ontvangen van een oom of een vriend van de familie, verzoeken we hem zich aan de vastgestelde orde te houden en zijn zegen van de patriarch in zijn eigen ring te ontvangen.

In zendingsdistricten of in ringen zonder patriarch kunnen de leden een aanbeveling van hun bisschop of gemeentepresident krijgen voor een patriarch in een naburige ring.

Af en toe kan een lid het gevoel hebben dat zijn zegen niet is wat hij ervan verwacht had. Maar met het verstrijken der jaren zal hij er de macht van openbaring in vinden.

Soms zal iemand zich zorgen maken omdat er in zijn patriarchale zegen een belofte staat die nog niet is vervuld. Zo kan er in een zegen staan dat iemand zal trouwen, maar blijft een huwelijk uit. Dat betekent niet dat de zegen niet in vervulling gaat. Men dient te bedenken dat alles op de door de Heer vastgestelde tijd gebeurt, niet altijd op die van ons. Zaken van eeuwige aard hebben geen grenzen. Van het voorsterfelijke bestaan tot ons bestaan nu en verder door de sluiers des doods, is ons leven een eeuwig leven.

Er kunnen omstandigheden zijn, zoals hoge leeftijd of ziekte, verhuizing uit de ring, of een zendingsoproep, die de ringpresident ertoe nopen het Quorum der Twaalf Apostelen in overweging te geven de patriarch eervol uit actieve dienst te ontheffen.

President Harold B. Lee heeft eens een patriarch geroepen. Hij en de ringpresident hadden de man thuis opgezocht. Hij had met zijn zoons de hele dag op de welzijnsboerderij gewerkt en hij was moe en zat onder het vuil.

President Lee zei: ‘Ik maakte hem nog moeër toen ik hem zei waarom ik er was — dat hij geroepen werd als de patriarch van de ring.’

Na de ochtendbijeenkomst van de conferentie, waarin de man een krachtig getuigenis had gegeven, trokken ze zich terug in een kantoortje in de kelder van de kerk.

De vrouw van de ringpresident, die aanwezig was, schreef aan president Lee: ‘Toen u naar hem toeliep om uw handen op [zijn] hoofd te leggen, dacht ik bij mezelf: hij is iemand met wie we omgaan. We zijn met hem op reis geweest, naar dansavonden. (…) Nu is het zijn verantwoordelijkheid om in die zegens onze afstamming vast te stellen. Hij heeft geen oude talen gestudeerd — hoe zal hij het weten?

‘(…) U liep naar hem toe en legde uw handen op zijn hoofd, en toen kwam er een licht achter u vandaan dat dwars door u heen ging en in hem ging. En toen dacht ik: is het niet toevallig dat het zonlicht op dit moment de kamer binnenkomt. Maar toen besefte ik dat er [geen raam] was, geen zonlicht. En dat was het antwoord op mijn vraag (…). Dat licht kwam ergens achter broeder Lee vandaan en ging door broeder Lee in de patriarch. Toen wist ik hoe hij die informatie zou krijgen — door openbaring van de almachtige God.’8

En zo hoort het ook. Als een patriarch is geordend en een zegen uitspreekt, is datzelfde licht, hoewel het misschien onzichtbaar is, aanwezig. Het stelt een patriarch in staat de afstamming vast te stellen en een profetische zegen te geven, niettegenstaande hij zelf een heel gewone man is.

Veronachtzaam of negeer het ambt van patriarch niet. Het is van wezenlijk belang voor de geestelijke kracht van een ring.

Ringpresidenten, waak over het werk van uw ringpatriarch. Sta in nauw contact met hem. Spreek met hem en lees enige zegens van hem.

En tot de patriarchen zeg ik: u bent gekozen zoals er maar weinigen zijn gekozen. U dient zo te leven dat u door inspiratie profetische en geïnspireerde zegens kunt geven. Wees een voorbeeldig patriarch in uw gezin. Leef zo dat de Geest uw metgezel is. En ervaar de vreugde van uw roeping.

De patriarch, die mij nog nooit gezien had, deed een belofte die op ons allen van toepassing is: ‘Richt u naar het zonlicht van de waarheid, zodat de schaduw van dwaling, ongeloof, twijfel en ontmoediging achter u zal worden geworpen.’9 Vaak heb ik kracht geput uit mijn patriarchale zegen, die ik van een geïnspireerde dienstknecht van de Heer had gekregen.

Ik getuig van dit heilige ambt: het is een zegen voor deze kerk, het is een voorbeeld van de zegeningen die de Heer in zijn kerk gevestigd heeft tot zegen van ons allen. En ik geef getuigenis van Hem in de naam van Jezus Christus. Amen.

Noten

  1. LV 107:39.

  2. Joseph Smith, Teachings of the Prophet Joseph Smith, samengesteld door Joseph Fielding Smith [1976], blz. 151.

  3. Adam gaf zijn nageslacht raad en zegende het (zie LV 107:42-56); Jakob zegende zijn zoons en hun afstammelingen (zie Genesis 49:1-28); Lehi zegende zijn nageslacht (zie 2 Nephi 4:3-11).

  4. De Heiland ordende apostelen, profeten en evangelisten (zie Efeziërs 4:11); plicht van de Twaalf om evangelisten te ordenen (zie LV 107:39); Hyrum Smith ontving het ambt van patriarch (zie LV 124:91-92, 124; 135:1).

  5. Brief van het Eerste Presidium, 29 juni 1903; zie ook James R. Clark, samensteller, Messages of the First Presidency of The Church of Jesus Christ of Latter-day Saints, zes delen (1965–1975), deel 4, blz. 57–58.

  6. Harold B. Lee, Stand Ye in Holy Places (1975), blz. 117.

  7. John A. Widtsoe, Evidences and Reconciliations, 3 delen (1943–1951), deel 1, blz. 73–74.

  8. The Teachings of Harold B. Lee, onder redactie van Clyde J. Williams [1996], blz. 488–489.

  9. Patriarchale zegen van Boyd K. Packer, 15 januari 1944, blz. 2.