2002
Met de armen [zijner] liefde omvat
November 2002


Met de armen [zijner] liefde omvat

Er kunnen toch nog verwarrende dingen gebeuren, maar wij kunnen, net als Nephi, toch weten dat God ons liefheeft — een feit dat ons in zoveel situaties steun kan geven!

In de kolkende crises en de duistere draaiingen van de wereldgebeurtenissen behouden ware discipelen hun geloof in een openbarende, liefhebbende God en in zijn plan voor het verlossen van zijn kinderen, hetgeen de reden is voor al wat God doet! (Zie Mozes 1:39.) Bovendien maakt Gods karakter, zoals dat aan ons geopenbaard is, duidelijk dat hij de kosmische capaciteiten heeft en ‘in staat’ is zijn oneindige werk te volbrengen. (Zie 2 Nephi 27:20–21; BJS, Jesaja 29:22–23.)

Ware discipelen behouden ook hun geloof in zijn verzoening brengende Zoon, Jezus Christus; en door ‘tot de Here bekeerd’ (3 Nephi 1:22) te zijn, ondergaan ze gestaag een blijde en ‘grote verandering’. (Zie Mosiah 5:2; Alma 5:12–14.)

In feite, broeders en zusters, is Jezus reeds de overwinnaar in de grootste strijd: ‘In de wereld lijdt gij verdrukking, maar houdt goede moed, Ik heb de wereld overwonnen’ (Johannes 16:33; cursivering toegevoegd). De verzoening is tot stand gebracht en zal een universele opstanding teweegbrengen voor vele miljarden mensen, waardoor iedereen definitief uit het graf zal komen — ongeacht hoe en wanneer we daar zijn terechtgekomen! Zodoende zien we op een heldere avond sterren die een onbegrijpelijk lang leven hebben, maar niet onsterfelijk zijn. Maar wij zijn dat gelukkig wél!

Evenzo behouden ‘ware gelovigen’ (4 Nephi 1:36) het geloof in de hedendaagse herstelling, met haar bezoeken, die gezag gebracht hebben, haar apostelen en profeten, en haar ‘duidelijke en waardevolle’ Schriften (1 Nephi 13:29). De eerste beginselen van het evangelie passen de laatste dagen zeer zeker.

Ironisch genoeg zullen bij het ‘uit [de] onbekendheid’ komen van de kerk zaken die moeilijk lijken in feite alleen maar nuttige nadruk leggen op de manier waarop de kerk zich onderscheidt (LV 1:30). Niettemin zullen wij, als we ons gedrag meer in overeenstemming brengen met onze overtuiging, herhaaldelijk herinnerd worden aan de permanente plichten van het discipelschap.

Het herstelde evangelie is veerkrachtig, breed en diep — en gaat ons begrip te boven. Het verheft, of het nu gaat om bovenaardse bedoelingen met het heelal of het beklemtonen van het belang van kuisheid en trouw. Alleen zachtmoedige discipelen kunnen zo´n stoutmoedige theologie goed aan.

Met de Schriften als een anker en geruststelling kunnen wij ‘op[zien] tot God (…) en Hij zal [ons] vertroosten in [ons] lijden’ (Jakob 3:1–2; cursivering toegevoegd).

Ook wij kunnen ‘in (…) beproevingen, (…) moeilijkheden en (…) ellende (…) worden ondersteund en ten laatste dage [worden] verheven’ (Alma 36:3, 27; cursivering toegevoegd).

Want de Heer heeft gezegd: ‘Ik zal in uw midden zijn’ (LV 49:27). ‘Ik zal u voortleiden’ (LV 78:18).

Bovendien zal God ons onschatbare zekerheid geven door de Heilige Geest. (Zie Johannes 14:26; LV 36:2.) Of we nu in rustige of roerige tijden leven, onze beste bron van troost is de Trooster.

Henoch weende om de goddeloosheid in zijn tijd, en weigerde aanvankelijk ‘te worden vertroost’. (Zie Mozes 7:4, 44). Maar toen kwamen er openbaringen waarin achtereenvolgens te zien was dat Jezus de wereld zou verlossen, dat de kerk in de laatste dagen hersteld zou worden, en dat de wederkomst zou plaatsvinden. Tot Henoch werd gezegd: ‘Vertroost uw hart, verheug u’ (Mozes 7:44). Evenzo kunnen de leringen en openbaringen ons vertroosten, zelfs in ‘oorlogen en [bij] geruchten van oorlogen’ (Matteüs 24:6; Marcus 13:7; 1 Nephi 12:2; Mormon 8:30; LV 45:26.) Onze ziel hoeft dus niet door matheid te verslappen. (Zie Hebreeën 12:3; LV 84:80.)

Ons discipelschap hoeft niet uit te drogen door ontmoediging of de hitte van onze tijd, noch zouden verontrustende sociale symptomen ons ‘neder’ moeten ‘drukken’ (Moroni 9:25), inclusief confronterende uitingen van zinnelijke zonden. (Zie Alma 32:38.)

We kunnen soms terugdeinzen voor bepaalde dingen die de mensheid momenteel doet, maar Jezus is in Getsemane noch op Golgota teruggedeinsd. In plaats daarvan ‘voleindigde [Hij zijn] voorbereidingen voor de kinderen der mensen’ (LV 19:19.)

Op het gebied van beproevingen, inclusief geloof en geduld, zijn er geen vrijstellingen — alleen variaties. (Zie Mosiah 23:21.) Deze gymnastiekoefeningen zijn bedoeld om ons vermogen tot geluk en hulpvaardigheid te vergroten. Toch zullen de gelovigen niet totaal immuun zijn voor de gebeurtenissen op deze planeet. Daarom is de moedige houding van Sadrak, Mesach en Abednego, die groot gevaar liepen, het navolgen waard. Zij wisten dat God hen zou redden. ‘Maar zelfs indien niet’, verklaarden zij plechtig, zouden zij God toch dienen. (Zie Daniël 3:16–18.) En zo kan het naleven van het volkomen uit de mode geraakte, maar noodzakelijke eerste en zevende gebod de moed weerspiegelen waar drie jonge vrouwen van weleer blijk van gaven; zij zeiden ‘nee’ met hun leven. (Zie Abraham 1:11.)

Daarom kunnen we volledig door moeilijkheden omringd zijn, maar niets kan ons echt scheiden van de liefde van Christus (zie 2 Korintiërs 4:8; Romeinen 8:35–39); onze zorgen maken geen deel uit van ‘in alles […] in de druk’ zijn (LV 58:27). Toch kunnen en moeten wij, zoals Petrus heeft gezegd, onze lasten op de Heer leggen, want Hij geeft echt om ons! (Zie 1 Petrus 5:7.) O, broeders en zusters, de ons wachtende bevrijding van een dergelijke vertrouwensvolle overgave!

Wat het oplossen van onze vergissingen betreft, zijn er geen hinderlijke verkeersopstoppingen op de weg naar bekering. Het is een tolweg, geen snelweg, maar de toepassing van Christus’ verzoening zal ons sneller laten reizen.

Misschien moeten wij openhartige Jetro’s tegenkomen om ons te zeggen hoe we onze capaciteiten beter kunnen benutten (zie Exodus 18:14–24), of momenten van louter besef, net als bij de oorspronkelijke Twaalf, die concludeerden: ‘Here, tot wie zullen wij heengaan? Gij hebt woorden van eeuwig leven.’ (Johannes 6:68.)

Bovendien, als wij niet vervuld zijn van vastberadenheid, wat zeggen we dan tegen de helden en heldinnen van Martin´s Cove en Sweetwater? ‘Wij bewonderen u, maar aarzelen om door onze eigen rivieren van verkleumende tegenspoed te waden’?

Broeders en zusters, op goddelijke aanwijzing zijn dit ‘[onze] dagen’ (Helpman 7:9), daar ‘alle dingen […] op hun tijd [moeten] geschieden’ (LV 64:32). Ook al leven wij in een falende wereld, wíj zijn hier niet naartoe gestuurd om te falen.

Herinnert u zich de nieuwe ster die de geboorte te Betlehem aankondigde? Die was al lang in exact de juiste baan voordat hij zo scheen. Zo zijn wij ook in een menselijke baan geplaatst om te verlichten. Goddelijke coördinatie werkt niet alleen in het heelal, maar ook op deze planeet. Tenslotte zijn de platen van het Boek van Mormon niet in België begraven om Joseph Smith vervolgens geboren te laten worden in het verafgelegen Bombay.

Het verwekken van de uitgelezen groep ‘wijze’ grondleggers van de Verenigde Staten, die de opmerkelijke grondwet hebben voortgebracht — waarvan de rechten en bescherming van toepassing zijn op de hele mensheid — was ook geen toeval. (Zie LV 101:77–78, 80.) Een historicus noemde onze grondleggers ‘de opmerkelijkste generatie mensen in openbare functies in de geschiedenis van de Verenigde Staten, of misschien wel van alle landen.’ (Arthur M. Schlesinger, The Birth of the Nation [1968], blz. 245.) Een andere historicus voegde daaraan toe: ‘Het zou van onschatbare waarde zijn te weten hoe deze uitbarsting van talent kon ontstaan uit een bestand van slechts twee en een half miljoen inwoners.’ (Barbara W. Tuchman, The March of Folly: From Troy to Vietnam [1984], blz. 18).

Toch geven sommigen nog de voorkeur aan een inconsequente of onbekwame god. Laman en Lemuël, bijvoorbeeld, wisten dat het oude Israël op wonderbaarlijke wijze uit handen van de legers van de farao gered was, maar toch morden zij en lieten zich intimideren door slechts een lokale Laban. We kunnen zo kleinzielig zijn en bezorgd om onszelf. God, die de verwevenheid van melkwegstelsels, sterren en werelden ziet, vraagt ook ons om zijn hand in ons eigen leven te erkennen. (Zie LV 59:21.) Hebben wij niet de zekerheid gekregen dat het ter aarde vallen van een mus bekend is en dat de haren op ons hoofd geteld zijn? (Zie Matteüs 10:29–30; LV 84:80.) God kent alle details! Evenals de Heer al zijn scheppingen kent, kent Hij ook ieder van ons en heeft ieder van ons lief, waar we ons ook bevinden — jazeker, Hij kent en houdt van alle mensen! (Zie 1 Nephi 11:17.)

Overweeg zijn liefdevolle begroeting van Mozes: ‘Ik ken u bij name en ook hebt gij genade gevonden in mijn ogen’ — en tot Joseph zei Hij: ‘Dit is mijn geliefde Zoon. hoor Hem!’ (Geschiedenis van Joseph Smith 1:17.)

Dan is het geen wonder dat koning Benjamin ons smeekt om te geloven dat wij ‘niet alle dingen [begrijpen], die voor de Here begrijpelijk zijn’. (Zie Mosiah 4:9.) De openbaringen over Gods verbazingwekkende capaciteiten negeren, is net als doelloos en tevreden spelen met houten blokken waarop letters van het alfabet staan, zonder te beseffen dat Shakespeare met datzelfde alfabet sonnetten heeft geschreven.

Het duizelde vader Abraham niet toen hij de goddelijke belofte van een nageslacht kreeg, ‘in de volle zekerheid, dat [God] bij machte was hetgeen Hij beloofd had ook te volbrengen’ (Romeinen 4:20–219). Mogen ook wij ‘in volle zekerheid’ zijn.

De woorden van Anselmus bevatten een goede raad: ‘Geloof om te begrijpen’ in plaats van ‘begrijpen om te geloven’. (St. Anselm, transcript Sidney Norton Deane [1903], blz. 7.)

Hoewel wij in een ‘roerige’ tijd leven, kunnen wij in heilige plaatsen staan en niet worden bewogen. (Zie LV 45:32; 87:8.) Hoewel we leven in een tijd van geweld, kunnen we gemoedsrust hebben die alle begrip te boven gaat. (Zie Filippenzen 4:7.) Er kunnen toch nog verwarrende dingen gebeuren, maar wij kunnen, net als Nephi, toch weten dat God ons liefheeft — een treffend en fundamenteel feit dat ons in zoveel situaties steun kan geven! (Zie 1 Nephi 11:17.)

Hoe kunnen wij te weten komen dat God ons kent en liefheeft? Hij zegt ons dat in de Schriften — evenzo door onze zegeningen eerlijk te tellen, en de talrijke keren dat Hij ons genadig behandelt. Maar boven alles vertelt Hij het ons door de stille, zachte stem van de Geest! (Zie Alma 34:38; LV 78:17–19.)

De ‘grote verandering’ die het discipelschap vereist, kan lijken op een achtbaan: openbaringen die ons tot grote hoogten brengen, maar vervolgens een verootmoedigend perspectief bieden. Zo verging het ook Mozes, die uitriep: ‘De mens [is] niets […], hetgeen ik nimmer had verondersteld.’ (Mozes 1:9–10.) Toen kwam echter de goddelijke, zekere onthulling die alles weer in perspectief zette: ‘Want zie, dit is Mijn werk en Mijn heerlijkheid — de onsterfelijkheid en het eeuwige leven van de mens tot stand te brengen.’ (Mozes 1:39.)

Een ‘grote’ verandering teweegbrengen is erg veel werk, een werk dat veel moeilijker wordt gemaakt als we gehoor geven aan de imperfecte impulsen van de natuurlijke mens. Al te vaak worden onze mogelijkheden beperkt door platvloersheid. We zijn nauwelijks klaar voor de grenzeloze openbaringen. Denk u eens in — een deel van onze geest is in feite eeuwig en in het begin waren we bij God! (Zie LV 93:29, 33.)

Natuurlijk kunnen we dit nog niet meteen allemaal volledig begrijpen! Natuurlijk kunnen we nog niet meteen weten wat dit allemaal betekent. Maar we kunnen wél meteen weten dat God ieder van ons kent en liefheeft!

Maar, broeders en zusters, wat weerhoudt ons, op onze beurt, er dan van Hem te kennen en lief te hebben? Onze aarzeling om al onze zonden na te laten, en in plaats daarvan te denken dat een aanbetaling voldoende is. Onze aarzeling om onze wil op te laten gaan in zijn wil, en in plaats daarvan te denken dat alleen zijn wil erkennen voldoende is! (Zie Mosiah 15:7.)

De profeet Joseph Smith heeft verklaard dat God ‘alle gebeurtenissen met betrekking tot de aarde heeft overpeinsd (…) voordat die bestond, (…). God wist (…) hoe ernstig de goddeloosheid zou zijn van de mensheid, hun zwakke en sterke kanten, (…) de situatie van alle volken en (…) hun bestemming. …) En [Hij] heeft alle benodigde voorzieningen getroffen [voor] de verlossing [van de mensheid].’ (Teachings of the Prophet Joseph Smith, onder redactie van Joseph Fielding Smith [1976], blz. 220.)

Een deel van al Gods ‘benodigde voorzieningen’ bestaat uit onbetekenende mensen zoals u en ik, die in de ons toegewezen banen schijnen en werken, wetend dat wij ‘met de armen [zijner] liefde [zijn] omvat’ (LV 6:20).

In de naam van Jezus Christus. Amen.