2004
De vrouwen in ons leven
November 2004


De vrouwen in ons leven

Ik ben zo dankbaar, en we moeten allemaal zo dankbaar zijn, voor de vrouwen in ons leven.

Broeders en zusters, hopelijk vindt u het goed dat ik even met een persoonlijke noot begin. Een half jaar geleden vertelde ik aan het eind van onze conferentie dat mijn geliefde metgezellin, met wie ik 67 jaar samen was geweest, ernstig ziek was. Twee dagen later ging zij heen. Dat was op 6 april, een bijzondere dag voor iedereen in deze kerk. Ik wil de toegewijde artsen en fantastische verpleegsters die haar tijdens haar laatste ziekteperiode verzorgd hebben in het openbaar bedanken.

Mijn kinderen en ik waren aan haar zij toen zij vredig de eeuwigheid in glipte. Ik moet toegeven dat ik overmand was door emotie toen ik haar hand vasthield en het sterfelijk leven uit haar vingers zag wegebben. Al voordat ik met haar trouwde, was zij het meisje van mijn dromen, om maar eens de tekst van een liedje te gebruiken dat toen populair was. Zij was meer dan twee derde van een eeuw mijn lieve metgezellin, mijn gelijke voor de Heer, maar in werkelijkheid was ze beter dan ik. En nu ik op hoge leeftijd ben, is ze weer het meisje van mijn dromen.

Meteen na haar heengaan werd er uit de hele wereld liefde over ons uitgestort. Er werden bijzonder veel bloemen gestuurd. In haar naam kwamen er grote donaties binnen bij het Permanent Studiefonds en haar leerstoel aan de Brigham Young University. Er kwamen letterlijk honderden brieven. We hebben dozen vol met brieven van mensen die we kennen, en veel van mensen die we niet kennen. Zij spreken alle van bewondering voor haar, en van medeleven en liefde voor ons, die zijn achtergebleven.

Wij betreuren het dat we niet in staat zijn geweest om op iedere betuiging van medeleven te reageren. Daarom wil ik van deze gelegenheid gebruik maken om u allen te danken voor uw vriendelijke boodschappen. Ik wil u heel hartelijk danken, en vergeef ons alstublieft dat we geen antwoord hebben gestuurd. Die taak was ons te veel, maar uw betuigingen van medeleven hebben ons enige troost geboden in een tijd van verdriet.

Ik ben dankbaar dat ik me niet kan herinneren in ons lange leven samen ooit een ernstige ruzie te hebben gehad. We hadden wel eens een onbeduidend meningsverschil, dat wel, maar niets ernstigs. Ik denk dat ons huwelijk zo idyllisch was als het maar kon zijn.

Ik begrijp dat velen van u ook zo gezegend zijn, en ik complimenteer u daar hartelijk mee, want uiteindelijk is er geen fijnere band dan die tussen man en vrouw, en heeft niets een groter vermogen tot goed of kwaad dan de oneindige gevolgen van een huwelijk.

Ik zie die consequenties voortdurend. Ik zie zowel de schoonheid als het drama ervan. En daarom heb ik besloten vandaag iets te zeggen over de vrouwen in ons leven.

Ik begin bij de schepping van de wereld.

In het boek Genesis en het boek Mozes lezen we over die grote, buitengewone en opmerkelijke onderneming. De Almachtige was de architect van die schepping. Onder zijn leiding werd de schepping uitgevoerd door zijn geliefde Zoon, de grote Jehova, geassisteerd door de aartsengel Michaël.

Eerst werden de hemel en de aarde gevormd, gevolgd door de scheiding van licht en duister. De wateren werden van het land gescheiden. Daarna kwam er vegetatie, gevolgd door dieren. En toen volgde de kroon op het geheel, de schepping van de mens. ‘God zag alles wat Hij gemaakt had, en zie, het was zeer goed’ (Genesis 1:31).

Maar het was nog niet af.

Adam ‘vond geen hulp, die bij hem paste.

‘Toen deed de Here God een diepe slaap op de mens vallen; en terwijl deze sliep, nam Hij een van zijn ribben en sloot haar plaats toe met vlees.

‘En de Here God bouwde de rib, die Hij uit de mens genomen had, tot een vrouw, en Hij bracht haar tot de mens.

‘Toen zeide de mens: Dit is nu eindelijk been van mijn gebeente en vlees van mijn vlees; deze zal “mannin” heten’ (Genesis 2:20–23).

En zo werd Eva Gods laatste schepping, het grootse besluit van al het fantastische werk dat al was gedaan.

Niettegenstaande deze uitnemendheid van de vrouw die is af te leiden uit haar schepping, is haar door de eeuwen heen maar al te vaak een secundaire positie toebedeeld. Ze is gekleineerd. Ze is gedenigreerd. Ze is geknecht. Ze is misbruikt. En toch waren er onder de grootste personages uit de Schriften vrouwen van integriteit, prestatie en geloof.

Neem bijvoorbeeld Ester, Naomi en Ruth uit het Oude Testament. Of Sariah uit het Boek van Mormon. En Maria, de moeder van de Verlosser van de wereld. Zij wordt beschreven als de uitverkorene van God, door Nephi beschreven als ‘een maagd, zeer schoon, en liefelijker dan alle andere maagden’ (1 Nephi 11:15).

Zij was het die het kindje Jezus naar Egypte droeg om Hem te redden van de toorn van Herodes. Zij was het die Hem verzorgde in zijn jonge jaren. Zij stond voor Hem toen zijn door pijn gekwelde lichaam op de heuvel Golgota aan het kruis hing. In zijn lijden zei Hij tegen haar: ‘Vrouw, zie, uw zoon.’ En tegen zijn discipel zei Hij, in een smeekbede om voor haar te zorgen: ‘Zie, uw moeder’ (Johannes 19:26–27).

We zien verder Maria en Marta zijn levenspad kruisen, en Maria Magdalena. Zij was het die op die eerste paasochtend naar het graf ging. En de herrezen Heer verscheen het eerst aan haar, een vrouw. Hoe komt het dat Jezus de vrouw zo’n uitnemende positie gaf, maar zoveel mannen die beweren in zijn naam te geloven dat niet doen?

Toen God de mens schiep, creëerde Hij in het kader van zijn grootse plan twee geslachten. De veredelende uiting van dat dualisme is te vinden in het huwelijk. De ene persoon vult de ander aan. Paulus verklaarde: ‘In de Here is evenmin de vrouw zonder man iets, als de man zonder vrouw’ (1 Korintiërs 11:11).

Geen enkele andere regeling voldoet aan de goddelijke doeleinden van de Almachtige. Man en vrouw zijn zijn schepping. Hun dualisme is door Hem ontworpen. Dat hun relatie en rol elkaar aanvullen, is een fundamenteel onderdeel van zijn doeleinden. De een is onvolledig zonder de ander.

Ik weet dat we veel fijne vrouwen onder ons hebben die niet in de gelegenheid zijn geweest om te huwen. Maar ook zij leveren een geweldige bijdrage. Zij dienen de kerk trouw en kundig. Zij geven les in verschillende organisaties. Zij vervullen functies.

Ik was laatst getuige van iets interessants. De algemene autoriteiten waren in vergadering en het presidium van de zustershulpvereniging was er ook. Die kundige vrouwen stonden ons in onze raadkamer te vertellen over de beginselen van de welzijnszorg en hulpverlening aan mensen in nood. Wat zij deden, deed niets af aan onze status als functionarissen van deze kerk. Ons vermogen om de kerk te dienen, werd juist vergroot.

Er zijn mannen die heel arrogant menen dat zij superieur zijn aan vrouwen. Maar zij lijken niet te beseffen dat zij niet zouden bestaan als hun moeder hun niet het leven had geschonken. Door hun stelling dat zij superieur zijn, kleineren zij haar. Er is eens geschreven: ‘De man kan de vrouw niet kleineren zonder zichzelf te kleineren; hij kan haar niet verheffen zonder zichzelf daarbij te verheffen.’ (Alexander Walker, Elbert Hubbard’s Scrap Book, [1923] p. 204.)

En dat is zo waar. We zien de bittere vruchten van dat kleineren overal om ons heen. Echtscheiding is een van de gevolgen daarvan. Dat kwaad grijpt overal om zich heen in de samenleving. Het is het gevolg van een gebrek aan respect voor de huwelijkspartner. Dat uit zich in verwaarlozing, kritiek, mishandeling, misbruik en verlating. Ook in de kerk zijn we daar niet immuun voor.

Jezus heeft gezegd: ‘Hetgeen dan God samengevoegd heeft, scheide de mens niet’ (Matteüs 19:6).

Hij gebruikte weliswaar het woord mens maar het is een feit dat het meestal de man is die de omstandigheden veroorzaakt die tot een scheiding leiden.

Daar ik in de loop der jaren met honderden scheidingen geconfronteerd ben, ben ik ervan overtuigd dat één enkele gewoonte meer effect zou sorteren dan alle andere om dit ernstige probleem op te lossen.

Als elke man en elke vrouw voortdurend alles in het werk zou stellen om te zorgen voor het gemak en geluk van zijn of haar huwelijkspartner, zouden er weinig of geen echtscheidingen zijn. Er zouden geen ruzies zijn. Er zouden geen beschuldigingen geuit worden. Er zouden geen woede-uitbarstingen zijn. Liefde en zorg zouden de plaats innemen van mishandeling en gemeenheid.

Jaren geleden was er een populair liedje dat luidde:

Ik wil gelukkig zijn

Maar dat ben ik pas

Als ik jou ook gelukkig maak.

(Irving Caesar, ‘I Want to Be Happy’ [1924])

Dat is zo waar.

Elke vrouw is een dochter van God. U kunt haar niet kwetsen zonder Hem te kwetsen. Ik smeek de mannen van de kerk om te letten op het goddelijke in hun partner, en dat goddelijke te voeden. Voor zover zij dat doen, zal er harmonie, vrede, verrijking van het gezinsleven en verzorgende liefde zijn.

President McKay heeft ons terecht aan het volgende herinnerd: ‘Geen enkel succes weegt op tegen falen in het gezin.’ (Citaat van J.E. McCulloch, Home: The Savior of Civilization [1924], p. 42; Conference Report, april 1935, p. 116.)

En dat geldt ook voor de waarheid waar president Lee ons aan heeft herinnerd: ‘Het belangrijkste werk dat u ooit zult verrichten, ligt binnen de muren van uw eigen huis.’ (‘Maintain Your Place as a Woman’, Ensign, februari 1972, p. 51.)

De remedie voor de meeste spanningen in een huwelijk is niet echtscheiding. Het is bekering en vergeving, en uitingen van vriendelijkheid en zorg. Het is de toepassing van de gulden regel.

Wat is het een mooi tafereel als een jonge man en een jonge vrouw elkaars hand vasthouden aan het altaar, in een verbond voor God dat zij elkaar zullen respecteren en liefhebben. Hoe somber is het tafereel dan als er maanden of jaren later kwetsende opmerkingen zijn, gemene en scherpe woorden, verheven stemmen en bittere beschuldigingen.

Dat is niet nodig, geliefde broeders en zusters. Wij kunnen uitstijgen boven die lage en verachtelijke elementen in ons leven. (Zie Galaten 4:9.) Wij kunnen kijken naar de goddelijke aard van de ander, die wij allen als kind van onze Vader in de hemel krijgen. We kunnen samenleven in de door God ingestelde huwelijksvorm en ons potentieel bereiken als we zelfdiscipline betrachten en ons onthouden van pogingen tot disciplineren van onze huwelijkspartner.

De vrouwen in ons leven zijn personen met bepaalde eigenschappen, goddelijke eigenschappen, waarmee zij de mensen om hen heen in vriendelijkheid en liefde de hand reiken. Wij kunnen dat aanmoedigen door hen in de gelegenheid te stellen hun talenten en impulsen te uiten. Toen we al oud waren, zei mijn geliefde metgezellin op een avond zachtjes tegen me: ‘Je hebt me altijd vleugels gegeven, en daar heb ik je lief om.’

Ik kende eens een man die inmiddels overleden is, maar die erop stond om alle beslissingen te nemen voor zijn vrouw en kinderen. Ze konden zonder hem nog geen paar schoenen kopen. Ze konden nog geen pianoles nemen. Ze konden niet zonder zijn toestemming taken in de kerk verrichten. Ik heb sindsdien gezien wat de gevolgen zijn van die houding, en die zijn niet goed.

Mijn vader aarzelde nooit om mijn moeder een compliment te geven. Wij, kinderen, wisten dat hij van haar hield vanwege de manier waarop hij haar behandelde. Hij respecteerde haar. En ik zal hem altijd oneindig dankbaar zijn voor zijn voorbeeld. Velen van u zijn daar ook mee gezegend.

Ik zou hier meer over kunnen zeggen, maar dat is niet nodig. Ik wil alleen maar beklemtonen dat het echt waar is dat we allemaal kinderen van God zijn, zoons en dochters, broeders en zusters.

Heb ik als vader mijn dochters minder lief dan mijn zoons? Nee. Als ik me al schuldig maak aan het hebben van een voorkeur, dan gaat die uit naar mijn meisjes. Ik heb wel eens gezegd dat een man die oud wordt maar beter dochters om zich heen kan hebben. Ze zijn zo aardig en goed en attent. Ik denk dat ik gerust kan stellen dat mijn zoons kundig en verstandig zijn. Mijn dochters zijn slim en vriendelijk. En daardoor ‘vloeit mijn beker over’. (Psalmen 23:5.)

Vrouwen zijn zo’n essentieel onderdeel van het ‘plan van geluk’ dat onze hemelse Vader voor ons heeft opgesteld. Dat plan is zonder hen niet uit te voeren.

Broeders, er zijn in de wereld al te veel mensen ongelukkig. Er is te veel ellende en hartzeer en verdriet. Bedroefde echtgenotes en dochters plengen al te veel tranen. Er is te veel verwaarlozing en mishandeling en onvriendelijkheid.

God heeft ons het priesterschap gegeven, en dat priesterschap is alleen uit te oefenen ‘door overreding, lankmoedigheid, zachtmoedigheid, ootmoed en door ongeveinsde liefde; door vriendelijkheid en zuivere kennis, die de ziel zonder huichelarij en zonder bedrog grotelijks zal ontwikkelen’ (LV 121:41–42).

Ik ben zo dankbaar, en we moeten allemaal zo dankbaar zijn, voor de vrouwen in ons leven. God zegene hen. Moge deze grote liefde op hen neerdalen en hen kronen met glans en schoonheid, gratie en geloof. En moge zijn Geest op ons, mannen, neerdalen en ons ertoe brengen om hen altijd te respecteren in dankbaarheid, en hen te bemoedigen, sterken, voeden en liefhebben, wat de essentie is van het evangelie van onze Verlosser en Heer. Dat bid ik nederig in de heilige naam van Jezus Christus. Amen.