2004
Geloof en sleutels
November 2004


Geloof en sleutels

Het moet, door inspiratie die we krijgen, voor ons vaststaan dat de mannen die ons leiden en dienen de priesterschapssleutels bezitten. Dat zal de Geest tot ons moeten getuigen.

In een kerkgebouw ver van Salt Lake City vandaan, in een plaats waar een lid van het Quorum der Twaalf zelden komt, kwam er een vader op mij toelopen. Hij had zijn zoontje aan de hand. Toen ze voor mij stonden, keek hij het jongetje aan, sprak zijn naam uit en zei, terwijl hij mij toeknikte: ‘Dat is een apostel.’ Ik hoorde wel aan zijn stem dat hij hoopte dat zijn zoontje zou voelen dat het hier meer betrof dan een eerbiedwaardige bezoeker. Hij hoopte dat zijn zoon in zijn hart zou voelen dat Gods kerk in het bezit is van de priesterschapssleutels. Zijn zoon zal steeds weer een beroep moeten doen op die overtuiging. Bijvoorbeeld als hij in de toekomst een brief met een zendingsoproep opent van een profeet die hij nog nooit heeft gezien. Of als hij aan het graf van een kind, zijn vrouw of een ouder staat. Hij zal er de moed uit moeten putten om een roeping te accepteren. Of de innerlijke rust, omdat hij vertrouwen stelt in een verzegelmacht die eeuwig bindend is.

Zendelingen stellen hun onderzoekers met hetzelfde oogmerk voor aan de bisschop of gemeentepresident. Ze hopen dat hun onderzoekers het gevoel hebben dat ze met meer dan een aardig mens of zelfs een uitmuntend mens te maken hebben. Ze bidden dat hun onderzoekers beseffen dat deze ogenschijnlijk gewone man priesterschapssleutels in Gods kerk draagt. Onderzoekers hebben die overtuiging nodig wanneer ze afdalen in de wateren van de doop. Of wanneer ze hun tiende betalen. Ze hebben die overtuiging nodig als de bisschop hen onder inspiratie een roeping geeft. Of als ze hem zien presideren in de avondmaalsdienst en hij ze voedt met het evangelie.

En dus willen zendelingen en vaders, en alle anderen die in de ware kerk dienen, hun dierbaren een blijvend getuigenis helpen krijgen, dat de sleutels van het priesterschap in het bezit zijn van Gods dienstknechten in zijn kerk. Ik richt mij tot iedereen die zijn best doet om dat getuigenis in anderen te sterken.

Laten we eerst een paar zaken duidelijk stellen. Ten eerste, God zal de zegeningen, voortvloeiend uit het priesterschapsgezag, voortdurend en grootmoedig aan zijn kinderen blijven aanbieden. Ten tweede, zijn kinderen moeten voor zichzelf bepalen of ze voor die zegeningen in aanmerking willen komen en die willen ontvangen. En ten derde, Satan, de vijand van alle gerechtigheid, probeert al vanaf het eerste begin het geloof te vernietigen dat noodzakelijk is om de zegeningen in de wacht te slepen die door het priesterschapsgezag worden mogelijk gemaakt.

Die beginselen zijn mij bijna 25 jaar geleden uitgelegd door een wijs man. Ik sprak in een historisch amfitheater in Efeze. De zon scheen fel op de plek waar eens de apostel Paulus had staan prediken. Mijn onderwerp was de apostel Paulus, door God geroepen om de mens te dienen.

Mijn honderden luisteraars waren heilige der laatste dagen. Ze zaten op de stenen bankjes waarop ruim duizend jaar eerder de Efeziërs hadden gezeten. Onder hen waren twee apostelen, ouderling Mark E. Petersen en ouderling James E. Faust.

U kunt zich voorstellen dat ik mij terdege had voorbereid. Ik had de Handelingen der Apostelen en de zendingsbrieven gelezen, zowel van Paulus als van zijn medeapostelen. Ik had Paulus’ brief aan de Efeziërs gelezen en bepeinsd.

Ik deed mijn best om Paulus en zijn ambt eer aan te doen. Na mijn toespraak kreeg ik verschillende complimentjes uit het publiek. Ook de beide apostelen lieten zich niet onbetuigd. Later werd ik door ouderling Faust apart genomen, glimlachend en op milde toon zei hij: ‘Dat was een goede toespraak. Maar u hebt het belangrijkste punt niet vermeld.’

Ik vroeg hem wat dat was. Weken later stemde hij erin toe om het mij te zeggen. Zijn antwoord strekt mij nog steeds tot lering.

Als de heiligen die toen Paulus hoorden spreken — zo had ik volgens hem verzuimd te zeggen — een getuigenis hadden gehad van de waarde en het gezag van de sleutels die hij bezat, dan was het apostelschap wellicht niet van de aarde weggenomen.

Daarna heb ik er Paulus’ brief aan de Efeziërs nog eens op nageslagen. En toen zag ik dat Paulus de mensen wilde laten inzien hoe belangrijk het was dat de priesterschapssleutels in ononderbroken lijn van de Heer via zijn apostelen tot hen, de leden van de kerk, waren gekomen. Paulus wilde ze een getuigenis geven van die sleutels.

Paulus getuigde tot de Efeziërs dat Christus aan het hoofd van zijn kerk staat. En hij leerde ze dat de Heiland zijn kerk heeft gefundeerd op apostelen en profeten, die alle de sleutels van het priesterschap bezitten.

Paulus’ onderwijs en voorbeeld waren helder en krachtig. Desondanks wist hij dat de grote afval ophanden was. Hij wist dat er binnen afzienbare tijd geen apostelen en profeten meer op aarde zouden zijn. Maar hij wist ook dat er een grote dag van herstelling in het verschiet lag. Hij schreef over die tijd aan de Efeziërs, over wat de Heer zou doen: ‘[die], ter voorbereiding van de volheid der tijden, al wat in de hemelen en op de aarde is onder een hoofd, dat is Christus, samen [zou] vatten, in Hem.’1

Paulus keek vooruit naar de bediening van de profeet Joseph Smith, de tijd dat de hemelen opnieuw zouden opengaan. En dat is gebeurd. Johannes de Doper is gekomen en heeft aan twee stervelingen het priesterschap van Aäron en de sleutels van de bediening van engelen en van de doop door onderdompeling voor de vergeving van zonden, verleend.

Apostelen en profeten van weleer keerden terug en verleenden Joseph de sleutels die zij tijdens hun leven in hun bezit hadden. In februari 1835 werden er weer mannen tot het heilig ambt van apostel geordend. En eind maart 1844 kregen de Twaalf de priesterschapssleutels weer in hun bezit.

De profeet Joseph Smith wist dat hij niet lang meer te leven had. Hij wist dat de waardevolle priesterschapssleutels en het apostelschap niet weer verloren mochten en niet verloren zouden gaan.

Een van de apostelen, Wilford Woodruff, heeft opgeschreven wat er in Nauvoo heeft plaatsgevonden toen de profeet de Twaalf toesprak:

‘Bij die gelegenheid stond de profeet Joseph op en zei: “Broeders, ik zou lang genoeg willen leven om deze tempel voltooid te zien. Ik zal hem in dit leven niet meer zien, maar u wél. Ik heb alle sleutels van het koninkrijk Gods op uw hoofd verzegeld. Ik heb elke sleutel, elke macht en elk beginsel op u verzegeld die de God des hemels ooit aan mij geopenbaard heeft.”’2

Iedere profeet die na Joseph is gekomen, van Brigham Young tot president Hinckley, had die sleutels in zijn bezit en droeg het heilige ambt van apostel.

Maar net als in de tijd van Paulus vergt het gezag van die priesterschapssleutels geloof van ons. Het moet, door inspiratie die we krijgen, voor ons vaststaan dat de mannen die ons leiden en dienen de priesterschapssleutels bezitten. Dat zal de Geest tot ons moeten getuigen.

En dat hangt af van ons getuigenis dat Jezus de Christus is en dat Hij leeft en zijn kerk leidt. We moeten ook voor onszelf weten dat de Heer zijn kerk en de priesterschapssleutels door middel van de profeet Joseph Smith heeft hersteld. En we moeten er zeker van zijn, door toedoen van de Heilige Geest, en dat telkens weer, dat deze sleutels zonder onderbreking zijn doorgegeven tot aan de huidige profeet, en dat de Heer zijn volk zegent en leidt door de hiërarchie in de priesterschapssleutels, die via presidenten van ringen en districten, en via bisschoppen en gemeentepresidenten tot ons komen, waar we ook zijn en hoe ver we ook van de profeet en de apostelen af wonen.

Dat is tegenwoordig niet makkelijk. Het was in de tijd van Paulus niet makkelijk. Het is altijd moeilijk geweest om in feilbare mensen bevoegde dienstknechten van God te herkennen. Paulus zal voor velen een gewoon mens zijn geweest. Het vrolijke karakter van Joseph Smith voldeed voor sommigen niet aan het beeld dat zij van een profeet van God hadden.

Satan zal altijd proberen om het geloof van de heiligen Gods in de priesterschapssleutels te ondermijnen. Hij doet dat onder andere door te wijzen op de onvolkomenheden van de sleuteldragers. Zo kan hij ons getuigenis verzwakken en ons losweken van de priesterschapssleutels, waarmee de Heer ons aan Hem wil binden, zodat Hij ons en ons gezin bij Hem en onze hemelse Vader thuis kan brengen.

Het is Satan al vaker gelukt om het getuigenis te vernietigen, bijvoorbeeld van de mannen die, samen met Joseph Smith, de hemelen open hadden gezien en de stemmen van engelen hadden gehoord. Hoeveel onweerlegbare bewijzen ze ook hadden gezien en gehoord, toch viel dat allemaal weg toen zij het getuigenis niet meer voelden dat Joseph nog steeds de priesterschapssleutels in zijn bezit had.

Voorzichtigheid is geboden. Als we menselijke onvolkomenheden in iemand zoeken, zullen we die altijd vinden. Als we ons concentreren op de onvolkomenheden van sleuteldragers, lopen we gevaar. Als we met anderen over die onvolkomenheden spreken of schrijven, brengen we die personen in gevaar.

Tegenwoordig lijkt kwaadspreken over anderen een favoriet tijdverdrijf te zijn. Dat vormt al lang de basisstrategie van politieke campagnes. Het is het onderwerp van veel televisieprogramma’s. Tijdschriften verdienen eraan. Als we iemand voor het eerst ontmoeten, letten we het eerst, bijna onbewust, op zijn of haar gebreken.

Willen we sterk blijven in Gods kerk dan kunnen en moeten we onze ogen leren om de kracht Gods te herkennen in het werk van wie Hij heeft geroepen. We moeten het gezelschap van de Heilige Geest waardig zijn. En we moeten om de Heilige Geest bidden, zodat we zullen weten dat de mannen die ons leiden dat gezag bij zich hebben. Dergelijke gebeden worden in mijn geval vaak beantwoord als ik zelf druk bezig ben met het werk van de Heer.

Er was een vreselijke ramp gebeurd. Op een junidag was er in Idaho een breuk in een dam ontstaan. Veel stadjes kwamen onder water te staan. Duizenden mensen, veelal heiligen der laatste dagen, zochten een goed heenkomen.

Ik was daar toen de mensen aan de herstelwerkzaamheden begonnen. Ik zag hoe een ringpresident zijn bisschoppen bijeenriep om leiding te geven aan het werk. In de eerste paar dagen was er geen hulp van buitenaf mogelijk. Ik zat in een werkvergadering van lokale leiders toen er een ambtenaar van de federale rampenbestrijdingsdienst arriveerde.

Hij probeerde de leiding over te nemen. Met veel overtuigingskracht begon hij op te lezen wat er allemaal gedaan moest worden. Terwijl hij elk punt oplas, zei de ringpresident, die naast hem zat, rustig: ‘Is al geregeld.’ Toen dat zo vijf of tien minuten doorging, hield de ambtenaar zijn mond en ging zitten. Hij luisterde hoe de ringpresident verslag kreeg van de bisschoppen en aanwijzingen gaf.

De ambtenaar was de volgende dag ruimschoots vóór de vergadering begon, aanwezig. Hij zat achterin. De ringpresident opende de vergadering. Er werd verslag uitgebracht en hij gaf aanwijzingen. Na een paar minuten zei de federale ambtenaar, die van zijn superieuren alle gezag en middelen had gekregen: ‘President Ricks, wat wilt u dat wij doen?’

Hij herkende gezag. Ik zag meer. Ik herkende het bewijs van de sleutels en het geloof dat hun macht ontsluit.

Dat gebeurde weer toen een man en vrouw kort na de dambreuk in de stad terugkeerden. Ze gingen niet naar huis. Ze gingen op zoek naar hun bisschop. Hij zat onder de modder, omdat hij met andere leden het slijk uit een woning aan het scheppen was. Ze vroegen hem wat ze konden doen.

Ze gingen aan het werk. Veel later gunden ze zich even om te kijken hoe het met hun eigen huis was gesteld. Het was er niet meer. Dus gingen ze op aanwijzing van hun bisschop weer aan de slag. Zij wisten bij wie ze moesten zijn om leiding van de Heer te krijgen.

Ik wist toen, en vaak daarna, hoe de ringen van Zion plaatsen van veiligheid worden. Ze worden een grote familie, verenigd, met zorg voor elkaar. Het vloeit voort uit eenvoudig geloof.

In geloof laten ze zich dopen en krijgen daarna de Heilige Geest. Doordat zij de geboden naleven, wordt die gave constant. Ze kunnen geestelijke zaken herkennen. Het valt ze minder zwaar om het gezag Gods in gewone mannen te zien, die geroepen zijn door God om hen te dienen en te leiden. Harten verzachten zich. Vreemdelingen worden medeburgers in Gods koninkrijk, verenigd in de banden der liefde.

Die gelukkige toestand kan niet blijven bestaan zonder een constante hernieuwing van geloof. De bisschop die we liefhebben, wordt ontheven. Zo ook de ringpresident. De apostelen die we in geloof volgden, worden naar huis geroepen naar de God die hen tot hun taak riep.

Dergelijke veranderingen, die zich altijd voordoen, bieden grote kansen. We kunnen ons openstellen voor openbaring, waardoor wij weten dat God de sleutels van de een op de ander heeft overgedragen. Als we willen, kunnen we die ervaring steeds weer hebben. En dat moeten we als we de zegeningen die God voor ons heeft, willen ontvangen, en waarvan Hij wil dat we ze aan anderen aanbieden.

Het antwoord op uw gebed is waarschijnlijk niet zo dramatisch als van sommigen, die zagen hoe Brigham Young, terwijl hij sprak, de gedaante van de omgekomen profeet Joseph aannam. Maar het kan net zo stellig zijn. En die geestelijke overtuiging verschaft vrede en macht. U zult weer weten dat dit de ware en levende kerk van de Heer is, dat Hij haar leidt door zijn geordende dienstknechten, en dat Hij om ons geeft.

Als genoeg van ons dat geloof oefenen en die overtuiging krijgen, zal God kracht schenken aan onze leiders en zegen op ons en onze dierbaren uitstorten. Wij worden dan wat Paulus zo graag wilde voor de mensen onder wie hij diende: ‘Gebouwd op het fundament van de apostelen en profeten, terwijl Christus Jezus zelf de hoeksteen is.’3

Ik getuig dat ik weet dat Jezus Christus onze Heiland is en dat Hij leeft. Ik weet dat Hij de rots is, waarop deze kerk, zijn kerk, staat. In de naam van Jezus Christus. Amen

Noten

  1. Efeziërs 1:10.

  2. ‘De sleutels van het koninkrijk’, Liahona, april 2004, p. 42.

  3. Efeziërs 2:20.