Leringen van kerkpresidenten
Hoofdstuk 46: De martelaarsdood: de profeet bezegelt zijn getuigenis met zijn bloed


Hoofdstuk 46

De martelaarsdood: de profeet bezegelt zijn getuigenis met zijn bloed

‘In de ogen van God en van zijn volk leefde hij als een groot man en stierf hij als een groot man.’

Uit het leven van Joseph Smith

In de winter en lente van 1843–1844 liepen de spanningen hoog op in Nauvoo, omdat de vijanden van Joseph Smith op alle mogelijke manieren probeerden hem en de kerk te vernietigen. In het besef dat zijn bediening ten einde liep, vergaderde de profeet vaak met de leden van het Quorum der Twaalf Apostelen om hen te instrueren en hun de noodzakelijke priesterschapssleutels te geven, zodat zij de kerk konden besturen. Deze voorbereidingen bereikten hun hoogtepunt in maart 1844 in een bijeenkomst met de apostelen en een paar andere naaste medewerkers. In deze gedenkwaardige raadsvergadering gaf de profeet de Twaalf opdracht om de kerk na zijn dood te besturen, waarbij hij uitlegde dat hij alle daarvoor benodigde verordeningen, bevoegdheden en sleutels op hen had bevestigd. ‘Ik wentel de last en de verantwoordelijkheid om deze kerk te leiden van mijn schouders af op de uwe’, verklaarde hij. ‘Zet u nu dus schrap en draag die last als een man; want de Heer gaat mij een tijdje rust gunnen.’1

Op 10 juni 1844 gaven Joseph Smith, die de burgemeester van Nauvoo was, en de stadsraad van Nauvoo opdracht tot de vernietiging van de Nauvoo Expositor en de pers waarop die werd gedrukt. De Nauvoo Expositor was een krant die zich had gekeerd tegen de mormonen, de profeet en andere heiligen belasterde en opriep tot de afschaffing van de oorkonde van Nauvoo. De stadsbestuurders vreesden dat de krant olie op de golven zou gooien. Na dit besluit van de burgemeester en stadsraad beschuldigden de autoriteiten van Illinois de profeet, zijn broer Hyrum en andere stadsbestuurders van Nauvoo vervolgens ten onrechte van ordeverstoring. De gouverneur van Illinois, Thomas Ford, besloot dat de mannen terecht moesten staan in Carthage (Illinois), de hoofdzetel van de county, en zegde hun bescherming toe. Joseph wist dat hij zijn leven niet veilig zou zijn als hij naar Carthage ging, omdat de bendes hadden gedreigd hem om het leven te brengen.

Daar zij geloofden dat het gepeupel alleen hún bloed wilde zien vloeien, besloten Joseph en Hyrum naar het westen uit te wijken. Op 23 juni staken zij de Mississippi over, maar later op die dag vonden broeders uit Nauvoo de profeet en vertelden hem dat troepen de stad zouden binnenvallen als hij zich niet overgaf aan de autoriteiten in Carthage. Daar stemde de profeet mee in in de hoop zowel de autoriteiten als het gepeupel tevreden te stellen. Op 24 juni namen Joseph en Hyrum Smith afscheid van hun gezin, waarna ze met andere stadsfunctionarissen uit Nauvoo naar Carthage reden om zich de volgende dag vrijwillig in handen te stellen van de overheidsfunctionarissen in Carthage. Hoewel de broers op borgtocht waren vrijgelaten voor de eerste aanklacht, werd hen later hoogverraad tegen de staat Illinois ten laste gelegd. Zij werden gearresteerd en, in afwachting van de hoorzitting, gevangengezet in de gevangenis van Carthage. De ouderlingen John Taylor en Willard Richards, de enige twee van de Twaalf die toen niet op zending waren, voegden zich vrijwillig bij hen.

In de middag van 27 juni 1844 zat het groepje broeders zwijgzaam en triest in de gevangenis. Een van de mannen vroeg ouderling Taylor, die een mooie tenorstem had, of hij voor hen wilde zingen. Spoedig hief hij een lied aan: ‘Een arme zwerver moed’ en mat, kwam op mijn weg vaak voor mij staan, die dan zo need’rig “help mij” bad dat ik zijn wens niet af kon slaan.’2 Ouderling Taylor herinnerde zich dat de lofzang ‘bijzonder goed aansloot bij de gevoelens die we toen hadden, want we zaten allemaal in zak en as.’3

Kort na vijf uur ’s middags werd de gevangenis bestormd door een grote groep onverlaten, die hun geweren leegschoten op de mannen binnen. Binnen een paar minuten was de walgelijke daad voltrokken. Hyrum werd eerst getroffen en stierf bijna onmiddellijk. Ouderling Richards liep op wonderbaarlijke wijze slechts een lichte wond op; en hoewel ouderling Taylor ernstig gewond raakte, overleefde hij de aanval en zou later de derde president van de kerk worden. De profeet rende naar het raam en werd daar dodelijk geraakt. De profeet van de herstelling en zijn broer Hyrum hadden hun getuigenis met hun bloed bezegeld.

Leringen van Joseph Smith

God beschermde Joseph Smith totdat hij zijn zending had volbracht.

In augustus 1842 zei Joseph Smith: ‘Ik ben er op dit ogenblik van overtuigd dat de almachtige God mijn leven tot dusver heeft gespaard en dat dankzij de gelovige gebeden van de heiligen zal blijven doen, totdat ik mijn zending in dit leven volledig heb volbracht en de bedeling van de volheid van het priesterschap in de laatste dagen zo stevig gevestigd is, dat alle aardse en helse machten haar nooit zullen overwinnen.’4

In oktober 1843 verkondigde de profeet: ‘Ik daag de hele wereld uit om te proberen het werk van God te verwoesten; en ik profeteer dat ze nooit de macht zullen hebben om mij te doden totdat mijn werk is volbracht en ik klaar ben om te sterven.’5

In mei 1844 sprak de profeet: ‘God zal mij blijven beschermen, totdat mijn zending is volbracht.’6

In juni 1844 zei de profeet: ‘Ik geef niet om mijn eigen leven. Ik ben klaar om voor dit volk te worden opgeofferd; want wat kunnen onze vijanden eigenlijk doen? Alleen het lichaam doden, en hun macht is daarmee ten einde. Blijf standvastig, mijn vrienden; wijk nooit. Probeer uw leven niet te redden, want hij die bang is om te sterven voor de waarheid, zal het eeuwige leven verliezen. Houd vol tot het einde, dan zullen we opstaan en als Goden worden, en regeren in celestiale koninkrijken, prinsdommen en eeuwige heerschappijen.’7

Vroeg in de ochtend van 27 juni 1844 schreef Joseph Smith in de gevangenis in Carthage een kort briefje aan Emma Smith: ‘Ik berust in mijn lot, omdat ik weet dat mijn geweten vrij is van schuld en dat ik alles heb gedaan wat ik kon doen. Zeg de kinderen en al mijn vrienden dat ik van ze houd (…); en wat dat verraad betreft, ik weet dat ik niets of niemand heb verraden en daar hebben ze ook geen bewijzen voor, dus hoef je je geen zorgen te maken dat ons op dat punt enig onrecht wordt gedaan. Ik wens jullie allen Gods zegen toe. Amen.’8

Vóór zijn dood verleende Joseph Smith de twaalf apostelen alle priesterschapssleutels en bevoegdheden die de Heer op hem had bezegeld.

Wilford Woodruff, vierde president van de kerk, heeft verklaard: ‘[Joseph Smith] besteedde de laatste winter van zijn leven, zo’n drie of vier maanden, aan het onderricht van het Quorum der Twaalf. Het was niet zomaar een paar uur de verordeningen van het evangelie bedienen — hij leerde hun en enkele anderen dag in dag uit, week in week uit, maand in maand uit de zaken van het koninkrijk.’9

Wilford Woodruff heeft over de bijeenkomst van Joseph Smith met de apostelen in maart 1844 gezegd: ‘Ik herinner mij de laatste toespraak die [Joseph Smith] vóór zijn dood heeft gehouden. (…) Hij stond drie uur lang op zijn benen. De zaal was vervuld als met een verterend vuur, zijn gezicht was zo helder als amber en de macht Gods rustte op hem. Hij legde uit wat onze taken waren. Hij legde uit waar dit grote werk van God uit bestond, en in deze toespraak zei hij tegen ons: “Op mijn hoofd is elke sleutel, elke macht en elk beginsel tot leven en heil bezegeld die God ooit aan de mens op aarde heeft gegeven. En deze beginselen en dit priesterschap en deze macht behoren toe aan deze grote en laatste bedeling, die de God des hemels op aarde heeft gevestigd. En let op”, zei hij, “ik heb al die beginselen, dat priesterschap, apostelschap en die sleutels van Gods koninkrijk op uw hoofd bezegeld.” En vervolgens zei hij: “Ik heb al die tijd geleefd — tot op deze tijd — ik ben onder dit volk geweest en heb mij ingezet voor dit grote verlossingswerk. Ik wilde lang genoeg leven om deze tempel afgebouwd te zien. Ik zal niet meer meemaken dat hij wordt afgemaakt, maar u wél — u wel.” (…)

‘Nadat hij op die wijze tot ons gesproken had, zei hij: “Ik zeg u, broeders, de last van dit koninkrijk ligt nu op uw schouders; u zult het de hele wereld in moeten dragen, en als u dat niet doet, zult u worden verdoemd.”’10

De leden van het Quorum der Twaalf hebben opgetekend: ‘Wij, de [Twaalf], (…) waren eind maart [1844] vergaderd in een raad, gehouden in de stad Nauvoo. (…)

‘In deze raad leek Joseph Smith enigszins terneergeslagen te zijn, waarop hij zo vrij was te vertellen waaronder hij gebukt ging (…): “Broeders, de Heer zegt mij haast te maken met het werk waartoe wij geroepen zijn. (…) Er staat iets belangrijks te gebeuren. Het kan zijn dat mijn vijanden mij zullen ombrengen. Mocht dat zo zijn, en mochten de sleutels en het gezag die ik bezit, niet aan u worden overgedragen, dan zouden ze verloren gaan. Maar als ik er maar in slaag ze op uw hoofd te plaatsen, laat mij dan het slachtoffer worden van moordenaarshanden als God dat toelaat, en ik zal tevreden heen kunnen gaan, wetend dat mijn werk is voltooid en dat het fundament is gelegd waarop het koninkrijk van God in deze bedeling van de volheid der tijden moet worden opgetrokken.

‘“De verantwoordelijkheid om deze kerk te besturen moet van nu af aan op de schouders van de Twaalf rusten, totdat u anderen aanwijst om u op te volgen. Uw vijanden kunnen u niet allemaal tegelijk doden, en als een van u gedood wordt, kunt u een ander uw handen opleggen en uw quorum aanvullen. Aldus zullen deze macht en deze sleutels op aarde bestendigd worden.” (…)

‘Nooit zullen we zijn gevoelens of zijn woorden bij deze gelegenheid vergeten. Toen hij aldus had gesproken, bleef hij heen en weer lopen, en zei: “Nu ik deze last van mijn schouders heb getild, voel ik mij zo licht als een veertje. Ik voel dat ik vrij ben. Ik dank mijn God voor deze bevrijding.”’11

Parley P. Pratt, lid van het Quorum der Twaalf Apostelen, heeft geschreven: ‘Deze geweldige en goede man werd er vóór zijn dood toe geleid om van tijd tot tijd de Twaalf samen te roepen en hen in alles aangaande het koninkrijk, de verordeningen en het goddelijke bestuur te instrueren. Hij zei vaak dat hij het fundament had gelegd, maar dat het aan de Twaalf was om het gebouw te voltooien. Hij zei: “Ik weet niet waarom, maar om de een of andere reden voel ik mij gedwongen vaart te maken met mijn voorbereidingen en alle verordeningen, sleutels, verbonden, begiftigingen en verzegelverordeningen van het priesterschap op de Twaalf te bevestigen, en hen daarmee in alles een patroon te geven met betrekking tot het heiligdom [de tempel] en de begiftiging aldaar.”

‘Nadat hij dat gedaan had, was hij uitermate verheugd, want, zo zei hij, de Heer zal deze last spoedig op uw schouders leggen en mij een poosje laten rusten. En als ze mij doden, ging hij verder, zal het koninkrijk Gods intact blijven. Want ik heb het werk voltooid dat mij te doen was gegeven, doordat ik alles voor de opbouw van het koninkrijk, volgens het hemelse visioen en het model dat mij door de hemel is getoond, aan u heb verleend.’12

Brigham Young, de tweede president van de kerk, heeft verklaard: ‘Joseph bevestigde alle sleutels en macht die tot het apostelschap behoren op ons hoofd. Dezelfde macht die hij had voor hij werd weggenomen, en geen mens of groep mensen kan in deze wereld noch in de toekomstige wereld tussen Joseph en de Twaalf komen. Dikwijls heeft Joseph tot de Twaalf gezegd: “Ik heb het fundament gelegd en u moet hierop verder bouwen, want op uw schouders rust het koninkrijk.”‘13

De profeet Joseph Smith en zijn broer Hyrum leefden groots en stierven groots om hun getuigenis van het evangelie.

Leer en Verbonden 135:1–6 is geschreven door John Taylor toen hij lid van het Quorum der Twaalf was: ‘Ter verzegeling van het getuigenis van dit boek en van het Boek van Mormon maken wij het martelaarschap bekend van de profeet Joseph Smith en de patriarch Hyrum Smith. Zij zijn op 27 juni 1844, om ongeveer 5 uur ’s middags, in de gevangenis van Carthage doodgeschoten door een gewapende bende — met zwartgemaakte gezichten — van ongeveer 150 tot 200 personen. Hyrum werd eerst getroffen, en viel neder, gelaten uitroepende: Het is met mij gedaan! Joseph sprong uit het raam, werd daarbij dodelijk getroffen en riep: O Heer, mijn God! Op beiden werd, op brute wijze, geschoten toen zij al dood waren; beiden werden door vier kogels getroffen.

‘John Taylor en Willard Richards, twee van de Twaalf, waren op dat moment de enige andere personen in het vertrek; de eerstgenoemde werd op beestachtige wijze door vier kogels verwond, maar is sindsdien hersteld; de laatstgenoemde ontkwam door de voorzienigheid van God zonder zelfs maar een gat in zijn jas.

‘Joseph Smith, de profeet en ziener des Heren, heeft, Jezus alleen uitgezonderd, meer gedaan voor het heil van de mensen in deze wereld dan enig ander mens die hier ooit heeft geleefd. In de korte tijdsspanne van twintig jaar heeft hij het Boek van Mormon het licht doen zien, dat hij door de gave en macht van God had vertaald, en is het middel geweest om het in twee werelddelen uit te geven; hij heeft de volheid van het eeuwigdurend evangelie, daarin vervat, naar de vier hoeken der aarde doen uitgaan; heeft de openbaringen en geboden die dit boek der Leer en Verbonden vormen, doen verschijnen, en vele andere wijze geschriften en aanwijzingen voor het welzijn der mensenkinderen; hij heeft vele duizenden heiligen der laatste dagen vergaderd, een grote stad gesticht en een vermaardheid en naam nagelaten die niet kunnen worden uitgewist. In de ogen van God en van zijn volk leefde hij als een groot man en stierf hij als een groot man; en zoals de meeste gezalfden des Heren in tijden vanouds, heeft hij zijn zending en zijn werken bezegeld met zijn eigen bloed; en evenzo zijn broer Hyrum. In het leven waren zij niet verdeeld, en in de dood werden zij niet gescheiden!

‘Toen Joseph, twee of drie dagen voordat hij werd vermoord, naar Carthage ging om zich over te geven aan de zogenaamde eisen van de wet, zei hij: “Ik ga als een lam ter slachting; maar ik ben zo kalm als een zomermorgen; ik heb een geweten dat vrij is van overtreding jegens God en jegens alle mensen. Ik zal onschuldig sterven en er zal nog van mij worden gezegd: Hij werd in koelen bloede vermoord.” Diezelfde ochtend, nadat Hyrum zich had gereedgemaakt om te gaan — zullen wij zeggen “ter slachting”? ja, want zo was het — las hij de volgende passage, tegen het eind van het twaalfde hoofdstuk van Ether, in het Boek van Mormon, en vouwde de bladzijde daar om:

En het geschiedde dat ik de Heer bad dat Hij de andere volken genade zou schenken, opdat zij naastenliefde zouden bezitten. En het geschiedde dat de Heer tot mij zeide: Indien zij geen naastenliefde bezitten, maakt het voor u niet uit, want gij zijt getrouw geweest; daarom zullen uw klederen gereinigd worden. En omdat gij uw zwakheid hebt gezien, zult gij sterk worden gemaakt, ja, zodat gij zult neerzitten in de plaats die Ik heb bereid in de woningen van mijn Vader. En nu zeg ik (…) de andere volken vaarwel, ja, en ook mijn broeders, die ik liefheb, totdat wij elkaar ontmoeten voor de rechterstoel van Christus, waar alle mensen zullen weten dat mijn klederen niet met uw bloed zijn bevlekt. [Ether 12:36–38.] De testateurs zijn nu dood, en hun testament is van kracht.

‘Hyrum Smith was in februari 1844 vierenveertig jaar geworden, en Joseph Smith in december 1843 achtendertig jaar; en voortaan zal hun naam gerekend worden onder de geloofsmartelaren; en de lezer in ieder land zal eraan herinnerd worden dat het Boek van Mormon, en dit boek der Leer en Verbonden van de kerk, het beste bloed van de negentiende eeuw hebben gekost om ze te doen verschijnen voor het heil van een verworden wereld; en dat als het vuur een groene boom kan verzengen voor de heerlijkheid Gods, hoe gemakkelijk zal het dan de droge bomen verteren om de wijngaard van verderf te zuiveren. Zij hebben geleefd voor de heerlijkheid, zij zijn gestorven voor de heerlijkheid; en heerlijkheid is hun eeuwig loon. Door de eeuwen heen zal hun naam aan het nageslacht worden doorgegeven als kleinood voor de geheiligden.’14

Joseph Smith volbracht zijn aardse zending en bezegelde zijn getuigenis met zijn bloed.

Brigham Young heeft verklaard: ‘Is het niet zo dat, hoewel het de vijand gelukt is onze profeet te doden, dat wil zeggen, zijn lichaam, hij toch alles heeft volbracht wat hij in zijn tijd heeft willen volbrengen? Voor zover mij bekend is, heeft hij dat gedaan.’15

Brigham Young heeft ook gezegd: ‘Wie verloste Joseph Smith uit de handen van zijn vijanden [tot aan] de dag van zijn dood? Dat was God; hoewel hij telkens weer op de rand van de dood werd gebracht en naar menselijk begrip niet kon worden bevrijd, en het onwaarschijnlijk was dat hij zou worden verlost. Toen hij in de gevangenis in Missouri was en geen mens verwachtte dat hij ooit aan hun handen zou ontkomen, had ik het geloof van Abraham en zei tot de broeders: “Zowaar de Here God leeft, hij zal aan hun handen ontkomen.” Hoewel hij had geprofeteerd dat hij nog geen veertig jaar zou worden, koesterden wij allen toch hoop dat het een onjuiste profetie zou zijn, en we hem voor altijd bij ons konden houden. We dachten dat ons geloof het langer kon laten duren, maar we vergisten ons — uiteindelijk viel hij als martelaar voor zijn godsdienst. Ik zei dat het goed was; nu is het getuigenis volledig van kracht; hij heeft het met zijn bloed bezegeld.’16

Wilford Woodruff heeft getuigd: ‘Ik had zo mijn gedachten over zijn dood en de manier waarop hij aan zijn eind was gekomen. Ik had het gevoel (…) dat als het aan Joseph had gelegen, hij ons naar de Rocky Mountains had willen leiden. Maar sindsdien heb ik mij er volledig bij neergelegd dat het de wil van God is geweest, dat hij zijn getuigenis met zijn bloed moest bezegelen en naar de geestenwereld moest gaan, in het bezit van de sleutels van deze bedeling, om daar een zending te vervullen en het evangelie aan de “geesten in de gevangenis” te prediken.’17

President Joseph F. Smith, de zesde president van de kerk, heeft verklaard: ‘Wat leren we uit het martelaarschap [van Joseph en Hyrum Smith]? De grote les dat ‘waar een testament is, […] noodzakelijk van de dood van de erflater melding gemaakt [moet] worden’ (Hebr. 9:16) om het van kracht te laten zijn. Bovendien dat het bloed van de martelaars in feite het zaad van de kerk is. De Heer stond dit offer toe opdat het getuigenis van die deugdzame en rechtschapen mannen deze verdorven en zondige wereld zal logenstraffen. Ook waren zij een goed voorbeeld van die geweldige liefde waarover onze Verlosser spreekt: “Niemand heeft grotere liefde, dan dat hij zijn leven inzet voor zijn vrienden.” (Johannes 15:13.) Zij hebben deze mooie liefde aan de heiligen en de wereld getoond. Want beiden wisten en hebben dat ook uitgesproken voordat zij naar Carthage afreisden, dat ze daar de dood zouden vinden. (…) Hun moed, hun geloof, hun liefde voor het volk waren grenzeloos, en zij gaven alles wat zij hadden voor hun volk. Dergelijke toewijding en liefde liet er bij hen die het gezelschap van de Heilige Geest genoten geen twijfel over bestaan dat deze goede mannen inderdaad bevoegde dienstknechten van de Heer waren.

‘Hun martelaarschap is het volk des Heren altijd tot inspiratie geweest. Het heeft hun kracht geschonken bij beproevingen; hun de moed gegeven een rechtvaardige koers te volgen en de waarheid te kennen en na te leven, en moet de heiligen der laatste dagen die de grote waarheden kennen die God door zijn dienstknecht, Joseph Smith, heeft geopenbaard, immer heilig zijn.’18

George Albert Smith, de achtste president van de kerk, heeft verklaard: ‘Joseph Smith heeft zijn zending vervuld; en toen de tijd aanbrak dat hij oog in oog stond met de dood zei hij: “Ik ga als een lam ter slachting; maar ik ben zo kalm als een zomermorgen. Mijn geweten is vrij van schuld jegens God en jegens alle mensen. Ik zal onschuldig sterven, en mijn bloed zal uit de grond om wraak roepen, en er zal nog van mij worden gezegd: hij werd in koelen bloede vermoord.”‘ [Zie LV 135:4.] Hij was niet bang om voor het aangename gerecht van onze Vader in de hemel te staan en verantwoording af te leggen voor de daden die hij in het lichaam had gedaan. Hij schrok er niet voor terug om de aanklacht te weerleggen die tegen hem was geuit, dat hij de mensen misleidde en hen onrechtvaardig bejegende. Hij was er zeker van dat hij zijn levenstaak naar behoren had volbracht, en hij was zeker van de uiteindelijke triomf van het werk met een goddelijke oorsprong, waarvoor hij zijn leven heeft gegeven.’19

Gordon B. Hinckley, de vijftiende president van de kerk, heeft getuigd: ‘Zo zeker was [Joseph Smith] van zijn zaak, zo overtuigd van zijn goddelijke roeping, dat hij die belangrijker vond dan zijn eigen leven. Met voorkennis van zijn op handen zijnde dood gaf hij zichzelf over aan hen die hem weerloos aan een bende zouden overleveren. Hij bezegelde zijn getuigenis met zijn levensbloed.’20

Ideeën voor studie en bespreking

Denk na over deze ideeën terwijl u het hoofdstuk bestudeert of u zich voorbereidt op uw onderwijs. Zie pp. VII–XII voor meer informatie.

  • Kort voor Joseph en Hyrum Smith de dood vonden, zong ouderling John Taylor ‘Een arme zwerver, moed’ en mat’ (p. 567). Lees of zing de woorden van deze lofzang (lofzang 23) en bedenk hoe die van toepassing is op het leven van de profeet Joseph Smith. Waarom was dit een gepaste lofzang op dat tijdstip?

  • Neem de verklaringen door waarin wordt getuigd dat Joseph Smith de priesterschapssleutels op de twaalf apostelen heeft bevestigd (pp. 569–572). Waarom denkt u dat de apostelen het belangrijk vonden om daarvan te getuigen? Wat is uw getuigenis over de opvolging in het presidium van de kerk?

  • Bestudeer John Taylors woorden over de martelaarsdood van Joseph en Hyrum Smith (pp. 572–574). Hoe zou u de verklaring dat Joseph Smith ‘Jezus alleen uitgezonderd, meer gedaan [heeft] voor het heil van de mensen in deze wereld dan enig ander mens die hier ooit heeft geleefd’ verdedigen? Voordat ze naar de gevangenis in Carthage gingen, las Hyrum Ether 12:36–38 voor en vouwde de bladzijde om. Hoe is deze tekst zoal van toepassing op Joseph en Hyrum? Welke gevoelens hebt u als u nadenkt over het offer dat Joseph en Hyrum Smith hebben gebracht voor hun getuigenis van Jezus Christus?

  • Lees de getuigenissen van de hedendaagse profeten op pp. 574–576. Welke woorden van dankbaarheid en getuigenis kunt u daaraan toevoegen?

Relevante teksten: Hebreeën 9:16–17; LV 5:21–22; 98:13–14; 112:30–33; 136:37–40

Noten

  1. Geciteerd in een verklaring van de twaalf apostelen (ongedateerd concept), notulen van een vergadering in maart 1844; in Brigham Young, Office Files 1832–1878, kerkarchieven, De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen, Salt Lake City (Utah).

  2. ‘Een arme zwerver, moed’ en mat’, lofzang 23.

  3. John Taylor, geciteerd in History of the Church, deel 7, p. 101; uit John Taylor, ‘The Martyrdom of Joseph Smith’, in het kantoor van de geschiedschrijver, geschiedenis van de kerk ca. 1840–1880, p. 47, kerkarchieven.

  4. History of the Church, deel 5, pp. 139–140; uit een leerrede van Joseph Smith op 31 augustus 1842 in Nauvoo (Illinois); opgetekend door Eliza R. Snow; zie ook aanhangsel, p. 562, punt 3.

  5. History of the Church, deel 6, p. 58; uit een leerrede van Joseph Smith op 15 oktober 1843 in Nauvoo (Illinois); opgetekend door Willard Richards; zie ook aanhangsel, p. 562, punt 3.

  6. History of the Church, deel 6, p. 365; uit een leerrede van Joseph Smith op 12 mei 1844 in Nauvoo; opgetekend door Thomas Bullock.

  7. History of the Church, deel 6, p. 500; uit een leerrede van Joseph Smith op 18 juni 1844 in Nauvoo (Illinois). De samenstellers van History of the Church combineerden mondelinge rapportages van verschillende ooggetuigen tot één verslag van de leerrede.

  8. Brief van Joseph Smith aan Emma Smith, 27 juni 1844, gevangenis te Carthage (Illinois); archieven van Community of Christ, Independence (Missouri); afschrift in de kerkarchieven.

  9. Wilford Woodruff, Deseret News: Semi-Weekly, 21 december 1869, p. 2.

  10. Wilford Woodruff, Deseret Semi-Weekly, 15 maart 1892, p. 2.

  11. Geciteerd in een verklaring van de twaalf apostelen (ongedateerd concept), notulen van een vergadering in maart 1844; in Brigham Young, Office Files 1832–1878, kerkarchieven.

  12. Parley P. Pratt, ‘Proclamation to The Church of Jesus Christ of Latter-day Saints’, Millennial Star, maart 1845, p. 151.

  13. Brigham Young, geciteerd in History of the Church, deel 7, p. 230; uit een leerrede van Brigham Young op 7 augustus 1844 in Nauvoo (Illinois).

  14. Leer en Verbonden 135:1–6.

  15. Brigham Young, Deseret News, 30 april 1853, p. 46; cursivering toegevoegd.

  16. Brigham Young, leerrede op 1 augustus 1852 in Salt Lake City (Utah); in het kantoor van de geschiedschrijver, verslagen van toespraken, ca. 1845–1885, kerkarchieven.

  17. Wilford Woodruff, Deseret News, 28 maart 1883, p. 146.

  18. Joseph F. Smith, ‘The Martyrdom’, Juvenile Instructor, juni 1916, p. 381.

  19. George Albert Smith, Conference Report, april 1904, p. 64.

  20. Gordon B. Hinckley, Conference Report, oktober 1981, pp. 6–7; of De Ster, april 1982, p. 7.

Afbeelding
mob at Carthage Jail

In de middag van 27 juni 1844 bestormde een bende de gevangenis in Carthage (Illinois) en doodde de profeet Joseph Smith en Hyrum Smith.

Afbeelding
Joseph teaching

Wilford Woodruff liet vastleggen dat de profeet Joseph Smith ‘de laatste winter van zijn leven, zo’n drie of vier maanden, [besteedde] aan het onderricht van het Quorum der Twaalf. (…) hij [deed dat] dag in dag uit, week in week uit, maand in maand uit.’

Afbeelding
Brigham Young

Brigham Young

Afbeelding
George Albert Smith

George Albert Smith